Uitspraak 201905913/1/R4


Volledige tekst

201905913/1/R4.
Datum uitspraak: 25 maart 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] - h.o.d.n. [bedrijf], wonend / gevestigd te Angeren, gemeente Lingewaard,

en

de raad van de gemeente Lingewaard,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 mei 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard, Leutsestraat 22 Angeren" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2020, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. S. Oord, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door M.E.E. van der Hoeven, zijn verschenen. Ook is ter zitting [belanghebbende] gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    De voor deze zaak relevante planregel is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.

2.    De eigenaar van het perceel aan de Leutsestraat 22 te Angeren wil, nadat op zijn perceel de aanwezige oude agrarische bebouwing is gesloopt, één vrijstaande woning realiseren en de bestaande bedrijfswoning omzetten naar een burgerwoning. Om de realisatie van dit initiatief mogelijk te maken heeft de raad het plan vastgesteld waarbij, naast het bestaande bouwvlak waarin de huidige bedrijfswoning is gesitueerd, een nieuw bouwvlak aan het perceel is toegevoegd waarbinnen een tweede woning kan worden gerealiseerd.

[appellant] is eigenaar van het ten noorden van het plangebied gelegen aangrenzende perceel [locatie] te Angeren. Op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" uit 2013 heeft dit perceel de bestemming "Agrarisch met waarden-Dijkzone". [appellant] exploiteert op zijn perceel een hortensiakwekerij waarvoor op het perceel kassen staan. Tussen deze kassen en het plangebied ligt een wegverharding en een groenstrook (hierna: samen aangeduid als "strook grond"). [appellant] vreest dat door het in het plan voorziene nieuwe bouwvlak de gebruiksmogelijkheden van de strook grond zullen worden beperkt en dat hierdoor ook de waarde van zijn perceel daalt.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Beperking gebruiksmogelijkheden

4.    [appellant] betoogt dat de raad bij de vaststelling van het plan niet heeft onderkend dat het plan, waaronder het daarin voorziene nieuwe bouwvlak, leidt tot een nieuwe beperking van de gebruiksmogelijkheden van de strook grond. Hij voert daartoe aan dat het nieuwe bouwvlak binnen 30 meter van de strook grond is gesitueerd en dat de aanwezigheid van woningen op de percelen aan de Leutsestraat 18, 18a en 18b geen bestaande beperking vormt. Deze zijn op meer dan 30 meter afstand van de strook grond gelegen. Volgens hem worden door de bestaande bedrijfswoning alleen de gebruiksmogelijkheden van een deel van de strook grond beperkt.

4.1.    De raad stelt dat [appellant] geen concrete plannen heeft om van de gebruiksmogelijkheden van de strook grond gebruik te maken. Hij wijst ter onderbouwing van deze stelling naar het principe-verzoek dat [appellant] heeft ingediend om op zijn perceel een met het plan vergelijkbare functieverandering te realiseren. De raad heeft verder uiteengezet dat zowel het perceel van [appellant], als het plangebied zijn gelegen binnen het "extensiveringsgebied Dijkzone" en dat voor dit gebied het beleid is dat aanwezige bedrijfswoningen die niet langer bij een bedrijf horen, de bestemming "Wonen" krijgen.

4.2.    Onder het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" heeft het plangebied de bestemming "Agrarisch met waarden- Dijkzone". Door het plan komt op het plangebied de bestemming "Wonen" te rusten. Ingevolge artikel 5, lid 5.4.1, aanhef en onder h, van de planregels bij het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard", dient met betrekking tot bestemmingsvlakken met de bestemming "Wonen" een spuitzone te worden gehanteerd. Reeds daarom leidt het plan tot een nieuwe beperking van de gebruiksmogelijkheden van de strook grond.

Het voorgaande betekent evenwel niet dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Daartoe wordt het volgende overwogen. De nieuwe beperking heeft slechts betrekking op een relatief klein gedeelte van het perceel van [appellant]. Ook heeft de raad erop gewezen dat de gebruiksmogelijkheden van de strook grond niet worden benut en dat [appellant] ook geen concrete plannen heeft om van deze mogelijkheden alsnog gebruik te maken. Dit heeft [appellant] ter zitting ook erkend. Verder heeft de raad toegelicht dat de met het plan voorziene ontwikkelingen passen binnen het door hem gehanteerde herstructureringsbeleid voor dit gebied. Daarbij is het uitgangspunt  dat oude agrarische bebouwing wordt gesloopt en dat voormalige bedrijfswoningen een woonbestemming krijgen. Daarvan uitgaande heeft de raad in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het belang dat met de in plan voorziene ontwikkelingen wordt gediend dan aan het belang van [appellant] bij het behoud van de onbenutte gebruiksmogelijkheden van de strook grond.

Het betoog slaagt niet.

Waardedaling bedrijf en perceel

5.    Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van het bedrijf en het perceel betreft, bestaat, geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Voor eventuele tegemoetkoming in planschade bestaat bovendien een aparte procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

6.    Het beroep is ongegrond.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2020

418-947.

BIJLAGE

Planregels bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" 2013

Artikel 5, lid 5.4.1, aanhef en onder h, van de planregels luidt:

"In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

h. de uitoefening van vollegrondsfruit- en/of boomteelt, [..], binnen een afstand van 50 m tot de bestemmingsgrens van voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies, zijnde de bestemmingsvlakken met de bestemmingen Bedrijf, Bedrijf - Agrarisch verwant, Cultuur en ontspanning, Detailhandel, Kantoor, Maatschappelijk, Recreatie, Sport, Wonen,[…];"