Uitspraak 202000648/2/R3


Volledige tekst

202000648/2/R3.
Datum uitspraak: 18 maart 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop,

en

de raad van de gemeente Nieuwkoop,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 12 december 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Bio Divers Papeneiland" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 maart 2020, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J.A. Dupree, advocaat te Baarn, en de raad, vertegenwoordigd door M.E.B. Beckveld, bijgestaan door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan de Rijn, zijn verschenen. Ter zitting is ook gehoord de Stichting tot ontwikkeling van het ecologisch Papeneiland, vertegenwoordigd door [gemachtigden].

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een recreatie- en watersporteiland in de Langeraarsche Plassen. Het eiland wordt met een brug verbonden aan het Kerkpad, dat midden door de Plassen loopt en Langeraar verbindt met Papenveer. Het eiland is via dat pad te voet en per fiets bereikbaar. Het bestemmingsplan voorziet verder in onder meer een uitkijktoren met een maximale hoogte van 10,3 m.

3.    [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen om te voorkomen dat het bestemmingsplan in werking treedt en op grond daarvan een omgevingsvergunning voor de realisatie van het eiland en de daarop te bouwen bouwwerken wordt verleend. [verzoeker] verwacht dat het gebruik van het eiland voor onder meer geluidsoverlast en parkeeroverlast zal zorgen. Hij vreest verder dat het eiland en de uitkijktoren hangjongeren zal aantrekken waardoor er een onveilige situatie zal ontstaan.

4.    De raad betoogt dat [verzoeker] geen belanghebbende is bij het besluit.

Hoewel deze procedure zich niet leent voor een definitieve beantwoording van de vraag of [verzoeker] als belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt, verwacht de voorzieningenrechter niet dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat [verzoeker] geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. [verzoeker] woont op een afstand van ongeveer 400 m van het eiland en zal in ieder geval van de eerste verdieping van zijn woning zicht hebben op het eiland en de uitkijktoren. Alle bezoekers van het eiland zullen, als zij vanuit Langeveer naar het eiland gaan, langs de woning van [verzoeker] komen. Verder zullen de bezoekers die met de auto komen hun auto parkeren in de directe omgeving van de woning van [verzoeker].

5.    [verzoeker] betoogt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en dat een parkeeronderzoek daarom niet nodig is. Hij voert daartoe aan dat het zeer waarschijnlijk is dat bezoekers van buiten Langeraar naar het eiland zullen komen. Deze bezoekers zullen met de auto komen, maar er zijn onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar. De raad heeft ten onrechte geen parkeeronderzoek verricht, aldus [verzoeker].

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het eiland een kleinschalige dagrecreatieve ontwikkeling betreft en geen aantrekkingskracht heeft op bezoekers van buitenaf. Er zijn in Langeraar voldoende openbare parkeerplaatsen beschikbaar voor eventuele bezoekers van het eiland, aldus de raad. De raad heeft hangende beroep een parkeeronderzoek door mRO laten verrichten, waaruit volgens hem volgt dat een theoretische maximale extra parkeerbehoefte in de omgeving kan worden opgevangen.

Uit het verhandelde tijdens de zitting blijkt dat er in de directe omgeving in ieder geval 66 parkeerplaatsen beschikbaar zijn, maar dat de raad ervan uitgaat dat er 97 parkeerplaatsen beschikbaar zijn en dat er op zaterdagen ook parkeerplaatsen bij een basisschool gebruikt kunnen worden. De raad heeft zich daarbij gebaseerd op het rapport van mRO. Hij heeft dat rapport evenwel abusievelijk niet in deze procedure overgelegd. In de bodemzaak zal dit rapport alsnog aan de orde komen. De voorzieningenrechter acht evenwel, aangezien sprake is van een kleinschalige recreatieve ontwikkeling en gelet op het te verwachten geringe aantal bezoekers dat met de auto zal komen, niet op voorhand aannemelijk dat er onvoldoende parkeergelegenheid zal zijn.

6.    [verzoeker] betoogt dat de watercompensatie, waarmee de aanleg van het eiland volgens de plantoelichting gepaard moet gaan, in het plan niet is geregeld. Er had een voorwaardelijke verplichting moeten worden opgenomen, zodat de watercompensatie is gewaarborgd en de omgevingsvergunning niet kan worden verleend, voordat watercompensatie heeft plaatsgevonden, aldus [verzoeker].

6.1.    Niet in geschil is dat op grond van de Keur Rijnland 2015 voor het dempen van water een watervergunning nodig is en dat de realisatie van het eiland gepaard moet gaan met watercompensatie. De raad stelt zich op het standpunt dat aan de watervergunning een voorwaarde zal worden verbonden met betrekking tot het te compenseren water en de volgorde waarin de diverse werkzaamheden dienen plaats te vinden. Gelet hierop is de voorzieningenrechter op voorhand van oordeel dat de watercompensatie publiekrechtelijk is gewaarborgd en de raad daarom geen aanleiding heeft hoeven zien om hierover een voorwaardelijke verplichting in het plan op te nemen.

7.    [verzoeker] betoogt dat de uitkijktoren niet in een behoefte voorziet en dat de toren de natuurwaarde van het landschap aantast.

7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de uitkijktoren van gegalvaniseerd staal wordt gemaakt, dat vergrijst door de buitenlucht, waardoor inpassing in het landschap ontstaat. De Zuid- en Noordplas zijn volgens de raad geen natuurgebied en de natuurwaarden van het gebied zijn gering. De uitkijktoren is bedoeld voor de bezoekers van het eiland om over de plassen te kunnen kijken. Dit sluit aan bij het extensief recreatief medegebruik van het gebied, aldus de raad. Mede gelet op de afstand van de woning tot de toren en de hoogte van die toren, verwacht de voorzieningenrechter niet dat de Afdeling zal oordelen dat de raad bij de afweging van alle belangen aan het belang van [verzoeker] een zwaarder gewicht had moeten toekennen en geen bouwmogelijkheid voor de toren in het plan had mogen opnemen.

8.    Gelet op al het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter niet dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat de raad het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.

w.g. Michiels    w.g. Pieters
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2020

473.