Uitspraak 201902742/1/R3


Volledige tekst

201902742/1/R3.
Datum uitspraak: 18 maart 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Vereniging van eigenaren Balsemienlaan 196/206, gevestigd te Den Haag,  en anderen (hierna gezamenlijk: VvE Balsemienlaan),

appellanten,

en

de raad van de gemeente Den Haag,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Bohemen" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft VvE Balsemienlaan beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

VvE Balsemienlaan heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2020, waar VvE Balsemienlaan, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. B. Krot, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door D. van der Laan en mr. R. Sakkee, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Mundus Invest B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor de wijk Bohemen in Den Haag. Met de actualisering van het plan wordt het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de huidige wet- en regelgeving en het gemeentelijke beleid. Tevens zijn de ruimtelijke ontwikkelingen die gedurende de planperiode zijn vergund verwerkt in de actualisering.

VvE Balsemienlaan kan zich niet verenigen met het plan omdat zij vreest dat de aangepaste goothoogte en binnenplanse afwijkingsbevoegdheden een extra bouwlaag aan de Campanulastraat 27-85 mogelijk maken.

Deelintrekking

2.    Ter zitting heeft VvE Balsemienlaan het beroep ingetrokken voor zover het is gericht tegen artikel 22, onder k, artikel 23, onder c, en artikel 25, lid 25.1, aanhef en onder g, van de planregels.

Ontvankelijkheid

3.    Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.

Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

3.1.    VvE Balsemienlaan heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht. Zij vindt dat dit aan haar redelijkerwijs niet kan worden verweten, omdat het plan gewijzigd is vastgesteld en het beroep alleen tegen enkele wijzigingen is gericht. Ter zitting heeft VvE Balsemienlaan bovendien nog aangevoerd dat zij op het verkeerde been is gezet door de gemeente omdat uit een samenvatting bij het ontwerpbestemmingsplan bleek dat de huidige feitelijke situatie vastgelegd zou worden in het bestemmingsplan.

3.2.    Ter zitting is vast komen te staan dat van de bestreden planonderdelen alleen de maximumgoothoogte is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Deze goothoogte is gewijzigd van 11 naar 13 m. Reeds hierom kan VvE Balsemienlaan in zoverre niet worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend.

Voor zover VvE Balsemienlaan aanvoert op het verkeerde been gezet te zijn door de weergave van de zakelijke inhoud van het ontwerpbestemmingsplan in de kennisgeving, overweegt de Afdeling dat die kennisgeving voldoet aan de wettelijke eisen en van belanghebbenden verwacht mag worden dat zij niet louter afgaan op de weergave van de zakelijke inhoud maar zelf enige inspanning verrichten om vast te stellen welke wijzigingen een ontwerpbestemmingsplan bevat ten opzichte van de huidige situatie. Het niet naar voren brengen van een zienswijze door VvE Balsemienlaan is derhalve niet verschoonbaar. Dit betekent dat de aangevoerde gronden die niet zien op de hiervoor vermelde wijziging niet inhoudelijk kunnen worden behandeld, omdat het beroep in zoverre vanwege het ontbreken van een naar voren gebrachte zienswijze, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Toetsingskader

4.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Maximumgoothoogte

5.    VvE Balsemienlaan betoogt dat de verhoging van de maximaal toegestane goothoogte ertoe leidt dat er een extra bouwlaag gebouwd kan worden aan de Campanulastraat 27-85. Het toestaan van een uitbreiding van het aantal woningen zal volgens VvE Balsemienlaan leiden tot een toename van het aantal bewoners, meer verkeer en grotere parkeerbehoefte. Ter zitting heeft VvE Balsemienlaan aangevoerd dat de gewijzigde goothoogte tot verlies van zonlicht zal leiden.

5.1.    De raad stelt dat de maximumgoothoogte ten opzichte van het ontwerpplan is gewijzigd van 11 m naar 13 m, maar dat er geen extra bouwlaag mogelijk wordt gemaakt. De maximumbouwhoogte blijft 14 m, aldus de raad. Vanwege de in het plan opgenomen maximumbouwhoogte is er bebouwing in maximaal vier bouwlagen toegestaan. De doorgevoerde wijziging in de goothoogte tussen ontwerp en vaststelling heeft niet geleid tot het mogelijk maken van een extra bouwlaag. Het vorige plan liet vier bouwlagen toe maar stelde geen eisen aan de maximale hoogte. De aanpassing zal niet leiden tot extra woningen. Daarnaast zal een hogere goot niet tot dusdanig minder zonlicht op de woningen aan de Balsemienlaan leiden dat dit een onevenredige aantasting is, aldus de raad.

5.2.    Aan de percelen Campanulastraat 27-85 zijn onder meer de bestemming "Wonen - 2" en de aanduidingen "maximum goothoogte (m) = 13 m" en "maximum bouwhoogte (m) = 14 m" toegekend.

Artikel 17, lid 17.2.1, aanhef en onder c, van de planregels luidt: "Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

(…);

c. de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

(…).

5.3.    In het bestemmingsplan "Bohemen" uit 2008 is aan de percelen Campanulastraat 27-85 de bestemming "Woondoeleinden" toegekend. Uit de plankaart en artikel 4, tweede lid, onder b, van de voorschriften volgt dat het aantal bouwlagen van de woningen maximaal vier bedraagt. Onder bouwlaag moet volgens de definities in de voorschriften van dat plan niet worden verstaan onderbouw, kap of kapverdieping.

De Afdeling stelt vast dat de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 14 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1907, onder 5.2 heeft geoordeeld dat de raad er terecht op heeft gewezen dat het nieuwe plan niet voorziet in een verruiming van de bouwmogelijkheden voor de Campanulastraat 27-85. De Afdeling ziet geen aanleiding om hierover anders te oordelen dan de voorzieningenrechter heeft gedaan. De Afdeling oordeelt over de maximale planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan. De Afdeling acht niet aannemelijk dat door wijziging van de maximaal toegestane goothoogte van 11 naar 13 m onder handhaving van een maximaal toegestane bouwhoogte van 14 m meer bouwlagen kunnen worden gerealiseerd dan voorheen. De vrees voor de gestelde toename van het aantal bewoners, meer verkeer en grotere parkeerbehoefte, acht de Afdeling ongegrond.

De Afdeling overweegt voorts dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ter hoogte van de woningen aan de Balsemienlaan 196-206 als gevolg van wijziging van de maximaal toegestane goothoogte van 11 naar 13 m geen onaanvaardbare verslechtering van het woon- en leefklimaat zal ontstaan vanwege schaduwhinder. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat, zoals de raad ook heeft gesteld, een eventueel verlies aan zonlicht vooral wordt beheerst door de maximumbouwhoogte van 14 m en niet zozeer door de gewijzigde goothoogte.

Het betoog faalt.

Conclusie

6.    Gelet op het voorgaande is het beroep voor het overige ongegrond.

7.    Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover niet gericht tegen de aanduiding "maximum goothoogte (m) = 13 m"  voor de percelen Campanulastraat 27-85;

II.    verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.

w.g. Van Diepenbeek    w.g. Boer
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2020

745-944.