Uitspraak 201904361/1/A3


Volledige tekst

201904361/1/A3.
Datum uitspraak: 11 maart 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Dulasta Metaalbewerking B.V., gevestigd te Staphorst,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 24 april 2019 in zaak nr. 17/1938 in het geding tussen:

Dulasta

en

de raad van de gemeente Staphorst.

Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2017 heeft de raad besloten de Burgemeester Janssenstraat tussen de Industrieweg en de zuidzijde van de Westerparallelweg, kadastraal bekend gemeente Staphorst, sectie AA, nummer 5844, te onttrekken aan de openbaarheid, met uitzondering van de laatste 55 meter aan de zijde van de Westerparallelweg. Deze laatste worden aan de openbaarheid onttrokken zodra belanghebbenden onderling en met de overheden overeenstemming hebben bereikt.

Bij uitspraak van 24 april 2019 heeft de rechtbank het door Dulasta daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Dulasta hoger beroep ingesteld.

De raad en [belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2020, waar Dulasta, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en bijgestaan door mr. S. Maakal, advocaat te Heerenveen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S. de Wijs en W.H. Bennink, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende A], bijgestaan door mr. B. Cornelissen, advocaat te Utrecht, gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.      De Burgemeester Janssenstraat is een weg op industrieterrein De Baarge in Staphorst. De weg loopt van de Industrieweg tot aan de Westerparallelweg en een gedeelte langs het spoor in zuidelijke richting. Aan het gedeelte tussen de Industrieweg en de Westerparallelweg liggen gronden van Dulasta en van [belanghebbende A] en [belanghebbende B]. Het perceel van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] ligt op de hoek van de doorgetrokken Westerparallelweg en de Burgemeester Janssenstraat. Dit perceel werd tot oktober 2018 door [belanghebbende A] en [belanghebbende B] aan [huurder] verhuurd. In verschillende overeenkomsten is een serie van aan- en verkopen tussen de gemeente, [belanghebbende A] en [belanghebbende B] en Dulasta overeengekomen. Onderdeel daarvan was de aankoop van de gronden van het deel van de Burgemeester Janssenstraat tussen de Industrieweg tot aan de Westerparallelweg door Dulasta. Het was de bedoeling dat dit wegdeel vervolgens aan de openbaarheid zou worden onttrokken en dat de gronden een andere bestemming zouden krijgen zodat Dulasta op deze gronden kan uitbreiden. Deze onttrekking aan de openbaarheid heeft plaatsgevonden met uitzondering van een deel van 55 meter van de weg dat aan het perceel van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] grenst. De discussie in deze zaak spitst zich toe op het niet onttrekken aan de openbaarheid van deze 55 meter.

Aangevallen uitspraak

2.    De rechtbank is van oordeel dat het besluit van de raad zoveel mogelijk recht doet aan de diverse betrokken partijen. De rechtbank is niet gebleken dat de eigendom van de percelen gelegen aan weerszijden van de Burgemeester Janssenstraat naar verwachting op korte termijn in één hand, in dit geval van Dulasta, zal komen, hetgeen wel het uitgangspunt van de raad is bij onttrekking van een weggedeelte. [belanghebbende A] en [belanghebbende B] zijn namelijk niet bereid te zijn het eerder aan [huurder] verhuurde perceel aan eiseres te verkopen. Daarbij komt dat [belanghebbende A] op 18 april 2018, vooruitlopende op de te verwachten ontbinding van de huurovereenkomst met [huurder], een aanvraag heeft ingediend voor de bouw van een bedrijfshal op het aan [huurder] verhuurde perceel. Duidelijk is dat niet alle aangrenzende partijen instemmen met een volledige onttrekking van de Burgemeester Janssenstraat aan de openbaarheid.

De rechtbank is van oordeel dat het de raad in het kader van zijn belangenafweging vrij stond om ook rekening te houden met de belangen van [huurder] als toenmalige huurder en [belanghebbende A] en [belanghebbende B] als eigenaren van het perceel grenzende aan de laatste 55 meter van de Burgemeester Janssenstraat. [belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat zij belang blijven houden bij het handhaven van de ontsluiting van het perceel aan de Burgemeester Janssenstraat en bij de door Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel eerder aan [huurder] aan de zijde van deze straat vergunde in- en uitritten.

Alles overziende is de rechtbank dan ook van oordeel dat de raad in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.

Hoger beroep

3.    Dulasta betoogt dat door de raad een onredelijke voorwaarde is gesteld voor het alsnog onttrekken van het laatste deel van de Burgemeester Janssenstraat. Die voorwaarde houdt in dat de weg alsnog wordt onttrokken als belanghebbenden onderling met de provincie en de gemeente overeenstemming hebben bereikt. Door deze voorwaarde kunnen [belanghebbende A] en [belanghebbende B] de onttrekking blokkeren en Dulasta een onredelijke prijs vragen voor de aankoop van hun gronden. Dulasta wordt ernstig in haar belangen geschaad omdat zij haar bouwplannen niet kan realiseren. [belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben geen belang bij de uitritten aan de Burgemeester Janssenstraat. Deze uitritten kunnen ook aan de zijde van de Westerparallelweg worden gerealiseerd. Het is slechts opportunisme dat [belanghebbende A] en [belanghebbende B] uit- of inritten aan de Burgemeester Janssenstraat willen hebben. De raad heeft dus niet in redelijkheid kunnen besluiten de laatste 55 meter van de Burgemeester Janssenstraat niet aan de openbaarheid te onttrekken, aldus Dulasta.

3.1.    [belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben uiteengezet welk belang zij hebben en welk belang de toenmalige huurder [huurder] had bij het openbaar houden van de Burgemeester Janssenstraat ter hoogte van hun perceel. De bruikbaarheid van het perceel is groter met in- en uitritten aan deze zijde. Het onttrekken aan de openbaarheid leidt dus tot verminderde bruikbaarheid van het perceel en dus tot waardevermindering. De doorgetrokken Westerparallelweg is minder geschikt voor in- en uitrijden omdat dat een doorgaande weg is en zowel de oorspronkelijke bouwplannen van [huurder] als de nieuwe bouwplannen van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] voorzien in een in- en uitrit aan de Burgemeester Janssenstraat. De in- en uitritten die [huurder] wenste, zijn door Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel ook vergund.

3.2.    De raad heeft beleidsruimte om al dan niet een gedeelte van de weg aan de openbaarheid te onttrekken. De bestuursrechter toetst of de raad in redelijkheid tot zijn besluit over onttrekking heeft kunnen komen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen is met de openbare toegankelijkheid van wegen in beginsel het algemeen belang gediend. Dit is slechts anders als een openbare weg feitelijk geen functie meer heeft voor het openbaar verkeer. Daarvan is bij het betrokken weggedeelte geen sprake, omdat dit weggedeelte in ieder geval fungeert als ontsluitingsweg voor het perceel van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] (vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 24 mei 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AX4415, van 1 februari 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV0942 en van 10 januari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BK9902). Het door de raad gestelde uitgangspunt dat onttrekking van een weggedeelte niet plaatsvindt wanneer niet alle aangrenzende belanghebbenden instemmen, acht de Afdeling niet onredelijk.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de raad in redelijkheid heeft kunnen weigeren de laatste 55 meter van de Burgemeester Janssenstraat aan de openbaarheid te onttrekken.

Slotsom

4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.

w.g. Van Altena    w.g. Rietberg
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2020

725.