Uitspraak 201906790/1/A3


Volledige tekst

201906790/1/A3.
Datum uitspraak: 11 maart 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Stichting Vrienden van het Beusebos, gevestigd te Zuidoostbeemster, gemeente Beemster,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 19 juli 2019 in zaak nr. 19/1213 in het geding tussen:

de Stichting

en

het college van burgemeester en wethouders van Purmerend.

Procesverloop

Bij brief van 18 december 2018 heeft het college de Stichting medegedeeld niet bereid te zijn de afsluiting van Het Beusebos ongedaan te maken.

Bij besluit van 31 januari 2019 heeft het college het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 19 juli 2019 heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de Stichting hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2020, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden], is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het Beusebos is een bosrijk terrein gelegen in de gemeente Purmerend in een bocht van de rijksweg A7. Het terrein wordt omsloten door de rijksweg A7, de Laan der Continenten en de Oude Provincialeweg. Het Beusebos wordt omringd door sloten. Het Beusebos is te bereiken via een dam in de noordoosthoek waar de rijksweg A7 en de Oude Provincialeweg elkaar kruisen. De gemeente Purmerend is eigenaar van Het Beusebos. De gemeente heeft Het Beusebos op 12 april 2018 voor onbepaalde tijd afgesloten en kenbaar gemaakt dat het voor onbevoegden verboden is op grond van artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht om het terrein te betreden.

Het verzoek

2.    Bij brief van 23 november 2018 heeft de Stichting het college verzocht om Het Beusebos per direct weer toegankelijk te maken voor wandelaars, omdat het volgens de Stichting openbaar gebied is.

De reactie van het college

3.    Het college heeft bij brief van 18 december 2018 de Stichting bericht dat de gemeente, die eigenaar is van de grond, vanwege meerdere ongewenste activiteiten heeft besloten Het Beusebos voor onbepaalde tijd  te sluiten en dat zij tot op heden geen aanleiding ziet de sluiting ongedaan te maken. Mocht het gebied in de toekomst opengesteld worden, dan zal op dat moment worden bezien welke activiteiten daar dan zijn toegestaan.

Het college heeft in het besluit op bezwaar zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van de Stichting niet kan worden aangemerkt als een aanvraag tot het nemen van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het verzoek heeft geen betrekking op het verrichten van een publiekrechtelijke rechtshandeling. De reactie van het college op het verzoek is dan ook niet aan te merken als een besluit, aldus het college.

De aangevallen uitspraak

4.    De rechtbank heeft overwogen dat niet in geschil is dat de gemeente Het Beusebos op 12 april 2018 op grond van haar eigendomsrechten heeft afgesloten. De rechtbank heeft voorts overwogen dat het besluit op bezwaar een niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar inhoudt. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat het college geen publiekrechtelijke bevoegdheden heeft om af te dwingen dat de eigenaar van Het Beusebos, in dit geval de gemeente, de afsluiting van Het Beusebos ongedaan maakt.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van de Stichting, zoals verwoord in de brief van 23 november 2018, niet gericht kon zijn op een publiekrechtelijk rechtsgevolg. De reactie van het college op dit verzoek kan dan ook niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb worden aangemerkt, aldus de rechtbank.

Bespreking van het hoger beroep

5.    De Stichting betoogt dat de rechtbank ten onrechte het college in zijn standpunt is gevolgd dat de reactie van het college niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Zij voert hiertoe aan dat het college wel degelijk over publiekrechtelijke bevoegdheden beschikt om de afsluiting van Het Beusebos ongedaan te maken. De Stichting heeft dit ter zitting van de Afdeling als volgt toegelicht. Volgens haar biedt de Algemene plaatselijke verordening Purmerend 2003 (hierna: APV), artikel 160, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, artikel 21 van de Grondwet en de Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019 (hierna: de Nota), de publiekrechtelijke grondslag voor het gevraagde besluit. De Afdeling overweegt hierover als volgt.

5.1.    Dat de Wegenwet en het bestemmingsplan geen grondslag bieden voor het gevraagde besluit, is niet in geschil.

Wat betreft het beroep van de Stichting op de APV overweegt de Afdeling dat de Stichting hier doelt op artikel 1, aanhef en onder a, van de APV dat een omschrijving geeft van het begrip "weg" en op artikel 8, eerste lid, van de APV. Geen van beide bepalingen biedt evenwel een basis om een besluit over openstelling van het bos te nemen. Evenmin is elders in de APV zo’n basis te vinden. Hetzelfde geldt voor het beroep op artikel 160, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet. Ook deze bepaling biedt een dergelijke grondslag niet. Artikel 160 maakt deel uit van de hoofdstukken van titel III van de Gemeentewet die zien op de interne bevoegdheidsverdeling binnen de gemeente tussen de gemeenteraad, de burgemeester en het college. Artikel 160, eerste lid, aanhef en onder a, bepaalt dat het college in beginsel het dagelijks bestuur van de gemeente voert. Aan deze bepaling kan geen concrete publiekrechtelijke bevoegdheid worden ontleend op grond waarvan Het Beusebos weer kan worden opengesteld voor bezoekers. De Afdeling overweegt voorts dat artikel 21 van de Grondwet, dat bepaalt dat de zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, een algemene bepaling is die evenmin kan dienen als publiekrechtelijke grondslag voor een besluit om de afsluiting van Het Beusebos ongedaan te maken. Over het beroep op de Nota overweegt de Afdeling dat hierin is opgenomen dat het uitgangspunt is dat de gemeente een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving is voor haar burgers en bedrijven. Deze nota kan op zichzelf niet dienen als grondslag voor een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.

De conclusie is dat aan het college ter zake van de openstelling van Het Beusebos geen enkele bevoegdheid is toegekend in het kader van de uitvoering van enige wettelijke regeling waarop het verzoek betrekking heeft. Wat de Stichting heeft gevraagd en het college heeft geweigerd, is dus geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het college heeft het bezwaar van de Stichting dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.

Het betoog faalt.

6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.

w.g. Borman    w.g. Soffner
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2020

818.