Uitspraak 201904952/1/R4


Volledige tekst

201904952/1/R4.
Datum uitspraak: 4 maart 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,

en

de raad van de gemeente Maasdriel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2016, Zandstraat 8" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Zandmeren C.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2020, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. T.W. Tuenter, D.H.M. de Rouw en S. Bosch, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Zandmeren, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], als partij gehoord.

Overwegingen

1.    Het plan heeft betrekking op het terrein van het recreatiepark De Zandmeren, aan de Zandstraat 8 in Kerkdriel. Op het park zijn onder meer recreatiewoningen, een restaurant en een jachthaven gesitueerd. Zandmeren is exploitante van het recreatiepark. Het plan is vastgesteld op haar verzoek en voorziet in een havenservicegebouw met een oppervlakte van 196 m², met daarin onder meer kantoor- en opslagruimten en sanitaire ruimten. Onderdeel van het havenservicegebouw is ook de (tweede) bedrijfswoning van het recreatiepark. Het plan voorziet daarnaast in de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen en in de verbreding van dagrecreatieve activiteiten.

2.    [appellant] woont op het perceel [locatie] in Kerkdriel, ten westen van het plangebied. Hij heeft beroep ingesteld tegen het plan, vanwege de gevolgen daarvan voor de verkeerssituatie in zijn straat. Volgens [appellant] leidt het plan tot een toename van het aantal verkeersbewegingen op de Paterstraat terwijl deze weg in de bestaande situatie al overbelast is. Het plan kan volgens hem daarom alleen doorgang vinden als gelijktijdig maatregelen worden getroffen ter verbetering van de verkeersafwikkeling en -veiligheid op de Paterstraat.

Ontvankelijkheid

3.    Volgens de raad is het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk, omdat hij geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. [appellant] woont op een afstand van ongeveer 1.700 m tot het plangebied. [appellant] zal geen gevolgen ondervinden van de in het plan voorziene ontwikkeling, behoudens een eventuele toename van de verkeersintensiteit op de Paterstraat. Het plan leidt evenwel in het meest nadelige scenario tot een geringe toename van het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal (hierna: mvt/etmaal) over de Paterstraat. Gelet daarop zijn de gevolgen van het plan niet van enige betekenis voor [appellant], aldus de raad.

3.1.    Het uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

3.2.    Volgens de door de raad verrichte berekening leidt het plan tot maximaal 132 extra mvt/etmaal ten opzichte van de bestaande situatie. Ter zitting heeft de raad gesteld dat de route via de Paterstraat en langs het perceel van [appellant] de meest voor de hand liggende route is om het recreatiepark te bereiken. Volgens de raad kan daarom ervan worden uitgegaan dat het overgrote deel van de (extra) bezoekers gebruik zal maken van de route langs het perceel van [appellant]. Uitgaande van de door de raad verstrekte gegevens, die overigens volgens [appellant] een onderschatting zijn, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de gevolgen die [appellant] zal ondervinden van het extra verkeer langs zijn perceel niet van enige betekenis zijn. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat [appellant] belanghebbende is bij het bestreden besluit.

Het beroep inhoudelijk

4.    [appellant] vreest voor ernstige verkeershinder en gevolgen voor de verkeersveiligheid op de Paterstraat. Volgens hem zijn de uitgangspunten die de raad ten grondslag heeft gelegd aan zijn standpunt dat het plan geen noemenswaardige gevolgen zal hebben voor de verkeerssituatie op de Paterstraat, onjuist. De beperkte stijging van het aantal mvt/etmaal berust op de aanname dat in de planregels is geborgd dat het aantal deelnemers aan dagrecreatieve activiteiten niet meer dan 50 (per dag) bedraagt. Deze bepaling valt volgens [appellant] echter moeilijk te handhaven. Bovendien ziet deze beoogde drempel alleen op dagrecreatie, terwijl het plan ook leidt tot een intensivering van verblijfsrecreatie. De gestelde verkeersgeneratie betreft een schatting van de gemeente zelf en berust niet op objectieve gegevens, bijvoorbeeld de CROW-kencijfers. Onduidelijk is verder waarop het door de raad gestelde aantal van 2.900 mvt/etmaal op de Paterstraat is gebaseerd. Deze intensiteit zou uit verkeerstellingen blijken, maar volgens [appellant] is dit onvoldoende onderbouwd. Ten slotte stelt [appellant] dat evenmin inzichtelijk is gemaakt hoe de raad tot het uitgangspunt is gekomen dat de Paterstraat een intensiteit van 5.000 mvt/etmaal kan verwerken. Van belang is volgens [appellant] dat reeds in de bestaande situatie sprake is van ernstige verkeershinder. Hij heeft hiertoe onder meer de notitie "Verkeersonderzoek Paterstraat in Kerkdriel" van Veilig Verkeer Nederland van april 2016 overgelegd.

4.1.    Aan het noordelijke deel van het plangebied is de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" toegekend en aan het zuidelijke deel - dat hoofdzakelijk bestaat uit water - de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie".

4.2.    Het begrip "dagrecreatie" is in artikel 1, onder 1.18, van de planregels gedefinieerd als "recreatief verblijf zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat". "Verblijfsrecreatie" is onder 1.30 gedefinieerd als "recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, waaronder een camper, of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben, en waarbij er geen sprake is van permanente bewoning".

In artikel 8, lid 8.1, van de planregels is vastgelegd dat onder gebruik in strijd met de bestemming in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en opstallen binnen dit bestemmingsplan ten behoeve van dagrecreatie waarbij sprake is van georganiseerde activiteiten, zoals de Landrover Experience en watersportactiviteiten, voor meer dan 50 deelnemers per dag.

4.3.    In de plantoelichting zijn de gevolgen van het plan voor de verkeerssituatie in de omgeving van het plangebied beschreven. In paragaaf 3.5 staat dat het havenservicegebouw gericht is op de passanten in de jachthaven. Dit gaat niet gepaard met motorvoertuigbewegingen. Het plan voorziet in een extra bedrijfswoning. Ook voorziet het plan in de verbreding van de (dag)recreatieve activiteiten. Voor de georganiseerde dagactiviteiten wordt uitgegaan van maximaal 50 personen per dag. Volgens de plantoelichting leidt het plan tot een toename van ten hoogste 132 mvt/etmaal ten opzichte van de bestaande situatie. De meest recente verkeerstelling op de Paterstraat (2018) heeft uitgewezen dat het aantal mvt/etmaal ongeveer 2.900 bedraagt. De Paterstraat is een zogeheten erftoegangsweg. Rekening houdend met het fietsverkeer kan op een dergelijke weg een verkeersintensiteit van ongeveer 5.000 mvt/etmaal probleemloos worden afgewikkeld. Uitgaande van de maximale toename van 132 mvt/etmaal blijft de etmaalintensiteit op de Paterstraat ruim onder deze waarde. In de plantoelichting staat verder dat artikel 8, lid 8.1, van de planregels is toegevoegd om de toename van het aantal verkeersbewegingen te limiteren. Dagrecreatieve activiteiten, zoals de "Landrover Experience" worden echter ook in de bestaande situatie aangeboden door Zandmeren, zodat de daaraan toe te schrijven verkeersbewegingen reeds onderdeel zijn van de bestaande verkeersintensiteit, aldus de plantoelichting.

4.4.    De raad heeft toegelicht dat het aantal van 2.900 mvt/etmaal afkomstig is uit een verkeersstelling, die is verricht door Goudappel Coffeng in 2018, gedurende een aantal weken. De uitkomst van deze telling ligt volgens de raad in lijn met eerdere verkeerstellingen op de Paterstraat. Dit standpunt van de raad wordt bevestigd in de door hem overgelegde notitie "Advies Paterstraat Kerkdriel; maximumsnelheid 30 of 50 km/uur?" van Goudappel Coffeng van 6 november 2018. Deze notitie bevat de resultaten van het onderzoek naar de mogelijkheid van het verlagen van de maximumsnelheid op de Paterstraat van 50 naar 30 km/uur. In paragraaf 2.2 van de notitie staat dat verkeerstellingen op de Paterstraat zijn uitgevoerd in de periode 30 september tot en met 6 oktober 2018 . De resultaten van deze tellingen zijn weergegeven in tabel 2.1 van de notitie. Hierin staat dat het aantal mvt/etmaal 2.900 bedroeg. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding om de juistheid van deze gegevens in twijfel te trekken.

4.5.    In de notitie van Goudappel staat verder dat de Paterstraat in het gemeentelijk "Wegencategoriseringsplan" als "erftoegangsweg" is gecategoriseerd. Niet in geschil is dat een weg met een dergelijke kwalificatie in beginsel berekend is op een maximale verkeersintensiteit van 5.000 mvt/etmaal. [appellant] heeft gesteld dat deze generieke kwalificatie niet uitsluit dat de Paterstraat, vanwege de concrete (lokale) omstandigheden niet is berekend voor een effectieve en veilige afhandeling van een dermate hoge verkeersintensiteit. De Afdeling is van oordeel dat [appellant] hiermee onvoldoende heeft geconcretiseerd waarom de raad niet heeft mogen uitgaan van een maximale verkeersintensiteit van 5.000 mvt/etmaal op de Paterstraat. In dit verband is van belang dat de raad ter zitting onweerspoken heeft toegelicht dat de hiervoor genoemde verkeersintensiteit van de Paterstraat, die (gemiddeld) een breedte heeft van 6,5 m, in overeenstemming is met de aanbevelingen van de CROW voor dit type weg.

4.6.    Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de Afdeling het standpunt van de raad volgt dat op de Paterstraat sprake is van ongeveer 2.900 mvt/etmaal en dat deze weg 5.000 mvt/etmaal kan verwerken. De raad heeft zich gelet hierop op het standpunt kunnen stellen dat de 132 extra mvt/etmaal die volgens hem het gevolg zullen zijn van dit plan, niet zullen leiden tot ernstige gevolgen voor de verkeersafwikkeling en -veiligheid ter plaatse. De twijfels die [appellant] heeft geuit over de juistheid van de extra 132 mvt/etmaal, in het bijzonder de stelling dat de gebruiksbepaling van artikel 8, lid 8.1, van de planregels niet handhaafbaar is, doen niet af aan deze conclusie. De raad heeft in dit verband in redelijkheid kunnen stellen dat ook indien zou worden uitgegaan van een twee keer zo grote toename van het aantal mvt/etmaal, de verkeersafwikkeling en -veiligheid niet in geding zijn. Uit de door [appellant] overgelegde notitie van VVN van april 2016 kan worden opgemaakt dat de gestelde risico’s voor de verkeersveiligheid zijn gerelateerd aan de omstandigheid dat de Paterstraat een belangrijke ontsluitingsweg is voor het vrachtverkeer, al dan niet in samenhang met het feit dat ter plaatse een maximumsnelheid geldt van 50 km/uur. De Afdeling volgt het standpunt van de raad dat - wat er verder ook zij van de gestelde bestaande risico’s - het thans voorliggende plan hierop niet van invloed is. Immers, behoudens incidenteel een enkele extra vrachtwagen in verband met de bevoorrading van het recreatiepark, leidt het plan niet tot een toename van het vrachtverkeer op de Paterstraat. Het betoog slaagt niet.

5.    [appellant] vreest voor geluidoverlast als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het plan.

5.1.    Volgens de door de raad overgelegde notitie van de Omgevingsdienst Riverenland van 30 augustus 2019 bedraagt de toename van de geluidbelasting op de gevel van de woning van [appellant] ongeveer 0,2 dB. Daarbij is uitgegaan van een verkeerstoename van 132 mvt/etmaal. In de notitie is tevens berekend dat in geval wordt uitgegaan van een twee keer zo grote toename van het aantal mvt/etmaal, de geluidbelasting toeneemt met 0,3 dB. [appellant] heeft dit niet bestreden. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevolgen van het plan voor de akoestische kwaliteit van de woonomgeving van [appellant] dermate gering zijn dat dit niet of nauwelijks van invloed is op de kwaliteit van zijn woonomgeving. Het betoog slaagt niet.

6.    Voor zover [appellant] klaagt over de schade aan zijn woning die het gevolg is van de trillingen vanwege het zware wegverkeer over de Paterstraat, overweegt de Afdeling dat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, niet aannemelijk is dat het plan zal leiden tot een noemenswaardige toename van het vrachtverkeer. Gelet daarop faalt het betoog.

7.    De eventuele bezwaren van [appellant] over de bestaande gebrekkige of onveilige verkeerssituatie op de Paterstraat, die volgens hem voornamelijk een gevolg is van de omstandigheid dat deze weg mede wordt gebruikt door het vrachtverkeer en de in dat verband gedane suggestie om de maximumsnelheid te verlagen naar 30 km/uur, kunnen in het kader van deze procedure niet aan de orde komen.

Conclusie

8.    Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

Proceskosten

9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Milosavljević
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2020

739.