Uitspraak 201903833/1/A1


Volledige tekst

201903833/1/A1.
Datum uitspraak: 4 maart 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Heerlen,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 5 april 2019 in zaak nr. 18/968 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van gedeputeerde staten van Limburg.

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2017 heeft het college aan Metrex B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van de inrichting van Metrex B.V. aan de Sourethweg 13 te Heerlen.

Bij besluit van 16 maart 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 5 april 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2020, waar het college, vertegenwoordigd door mr. K. Germs en ing. H.P.G. Vinken, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Metrex B.V. is een inrichting waar afgewerkte zwavelhoudende katalysatoren worden bewerkt, die afkomstig zijn uit de petrochemische industrie. Metrex B.V. behandelt de katalysatoren met het doel om de metalen terug te winnen, verwijdert de zwavel uit de katalysatoren en zet de zwavel om in een product dat als kunstmest in de landbouw wordt afgezet.

De omgevingsvergunning is verleend voor het plaatsen van een Mist Eliminator System (kaarsenfilter) in de bestaande rookgasreinigingsinstallatie, waardoor de rookgassen extra worden gereinigd.

[appellant] woont op een afstand van twee kilometer van de inrichting. Het college heeft het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen belanghebbende bij het bestreden besluit is. Volgens het college is het namelijk, gelet op de verdunning van de emissie in de lucht op deze afstand, uitgesloten dat [appellant] gevolgen, dan wel gevolgen van enige betekenis van de inrichting kan ondervinden.

In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat [appellant] ter plaatse van zijn woning milieugevolgen, dan wel milieugevolgen van enige betekenis van de inrichting kan ondervinden en dat het college zich daarom terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] daarom ongegrond verklaard.

Beoordeling van het hoger beroep

2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij wel als belanghebbende moet worden aangemerkt. Volgens [appellant] kunnen ook op een afstand van twee kilometer wel degelijk ernstige gevolgen van de inrichting worden ondervonden. [appellant] stelt dit te hebben aangetoond met de in beroep overgelegde foto’s van de rookemissie die regelmatig zijn omgeving vult. Het argument van het college dat door verdunning door de wind geen overlast kan plaatsvinden op een afstand van twee kilometer, gaat volgens [appellant] niet op. [appellant] wijst op het feit dat het niet altijd waait, waardoor er ook niet altijd verdunning optreedt. De uitstoot van Metrex B.V. blijft dan urenlang als dikke wolken in de omgeving hangen, aldus [appellant]. Als het wel waait is de uitstoot van Metrex B.V. bovendien volgens [appellant] ook nog steeds duidelijk waarneembaar. Het is een penetrante olieachtige damp. [appellant] ervaart hierdoor overlast en maakt zich zorgen over de stoffen die hij daardoor inademt. [appellant] ondervindt in zijn woonomgeving bovendien ook overlast van de emissies van de bedrijven Wisosplit en Componenta. Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank haar oordeel hierover niet mocht baseren op een rapport van Tauw, omdat dit rapport op verzoek van Metrex B.V. is opgemaakt.

2.1.    Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), samen met artikel 7:1, eerste lid, kan een belanghebbende bezwaar maken.

In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.

Zoals de Afdeling heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Daarbij geldt dat die gevolgen ook "gevolgen van enige betekenis" moeten zijn (uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737). Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Indien tijdens de procedure de vraag aan de orde is of ‘gevolgen van enige betekenis’ ontbreken, kan en mag van de betrokkene worden gevraagd uit te leggen welke feitelijke gevolgen hij van de activiteit ondervindt of vreest te zullen ondervinden.

2.2.    Niet is in geschil dat [appellant] woont op een afstand van twee kilometer van de inrichting. Gelet op deze grote afstand heeft de rechtbank terecht aangenomen dat redelijkerwijs niet is te verwachten dat [appellant] milieugevolgen van enige betekenis van de inrichting, inclusief de verandering daarvan, kan ondervinden. Het is daarom aan [appellant] om met enige onderbouwing te komen dat hij desondanks toch gevolgen van enige betekenis ondervindt.

De enkele stellingen van [appellant] dat de inrichting regelmatig rookemissie veroorzaakt die zijn hele woonomgeving vult en dat [appellant] soms een hinderlijke geur waarneemt, zijn onvoldoende om aan te nemen dat hij ter plaatse van zijn woning milieugevolgen van enige betekenis van de inrichting ondervindt. Ook de door [appellant] in beroep overgelegde foto’s geven geen aanknopingspunten voor een dergelijk oordeel.

In de enkele omstandigheid dat het rapport van Tauw in opdracht van Metrex B.V. is opgesteld, hoefde de rechtbank geen aanleiding te zien om aan de juistheid van het rapport te twijfelen.

Hetgeen [appellant] aanvoert geeft gezien het voorgaande geen grond voor het oordeel dat de rechtbank op verkeerde gronden heeft geoordeeld dat [appellant] geen belanghebbende is bij het besluit van 12 oktober 2017, zodat zijn tegen dat besluit gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard door het college.

3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.

w.g. Hoekstra


lid van de enkelvoudige kamer

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2020

262-929.