Uitspraak 201902195/1/R3


Volledige tekst

201902195/1/R3.
Datum uitspraak: 19 februari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Hengelo,

appellant,

en

de raad van de gemeente Hengelo,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 januari 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Tuindorp ’t Lansink 2016" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 januari 2020, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door M. Brummelhuis en M.D. de Vries, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan heeft betrekking op Tuindorp ’t Lansink in Hengelo dat volgens de plantoelichting één van de weinige goed bewaarde tuindorpen van Nederland is en daarom in 2003 is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het plan heeft evenals het vorige plan uit 2005 als doel de bijzondere kwaliteit van het tuindorp veilig te stellen en is conserverend van aard. Op detailniveau zijn op basis van gewijzigde inzichten wijzigingen doorgevoerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bestemming van delen van de percelen Beckumerstraat 48 en 50. De desbetreffende gronden hadden in het vorige plan de bestemming "Tuin" en hebben nu de bestemming "Wonen-1" gekregen. Daarmee kan [appellant] zich niet verenigen, onder meer omdat hij vindt dat de bouwmogelijkheden die hierdoor ontstaan niet passen binnen het beschermde dorpsgezicht.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het beroep

3.    Het beroep is gericht tegen het wijzigen van de bestemming van het achtererfgebied van de percelen Beckumerstraat 48 en 50 van "Tuin" naar "Wonen-1". [appellant] voert aan dat de bebouwingsmogelijkheden die hierdoor ontstaan de openheid van de omgeving aantasten en vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk zijn. Het is volgens hem in strijd met de aanwijzing van Tuindorp ’t Lansink als beschermd dorpsgezicht. Er is volgens [appellant] ook geen noodzaak voor de bestemmingswijziging, omdat de vorige bestemming al voldoende bouwmogelijkheden bood. [appellant] voert aan dat de bestemming niet gewijzigd mag worden met als doel een illegaal bouwwerk te legaliseren. Volgens [appellant] had de gemeente handhavend moeten optreden. [appellant] heeft ter zitting aangevoerd dat het uitzicht vanuit zijn achtertuin door het tuinhuis en de schutting in de achtertuin van het perceel Beckumerstraat 48 wordt beperkt.

4.    De raad stelt zich op het standpunt dat de bestemming "Wonen-1" voor het achtererfgebied van de percelen Beckumerstraat 48 en 50 vanuit stedenbouwkundig perspectief wenselijk is en het de ruimtelijke kwaliteit verbetert. De raad licht toe dat Tuindorp ’t Lansink is opgebouwd uit diverse stedelijke blokken van verschillende grootte en vorm. Het blok waar het om gaat, dat omsloten wordt door de Beckumerstraat, de Conradstraat en de Van Markenstraat, is een driehoekig blok dat naar het zuiden toe steeds smaller wordt, waardoor de achtertuinen van de woningen aan de Beckumerstraat hier niet grenzen aan andere achtertuinen, zoals in de rest van het tuindorp, maar aan de openbare ruimte van de Conradstraat. Op de percelen Beckumerstraat 48 en 50 is de ruimte voor een achtertuin het kleinst, maar bestaat volgens de raad net als op andere percelen behoefte aan bijgebouwen. De percelen Beckumerstraat 48 en 50, waarvan een deel van de achtertuin bij wijze van uitzondering de bestemming "Tuin" had, hebben door de bestemmingswijziging naar "Wonen-1" net als de andere woonpercelen in het tuindorp de mogelijkheid gekregen om vergunningvrij bouwwerken te realiseren. Hiermee wordt volgens de raad een ontstane overtreding gelegaliseerd. Daarnaast hebben de eigenaren van het perceel Beckumerstraat 48 een strook gemeentegrond aangekocht met als doel deze als achtertuin te gebruiken. De strook grond had in het vorige plan de bestemming "Verkeers- en verblijfsdoeleinden" en ook dit was aanleiding voor een heroverweging van de bestemming van de percelen, aldus de raad. De bestemming "Wonen-1" doet volgens de raad geen afbreuk aan het beschermde dorpsgezicht. Binnen het gehele tuindorp zijn de voor- en zijtuinen bestemd als "Tuin" en zijn de achtertuinen bestemd voor woondoeleinden. De raad heeft voor de percelen Beckumerstraat 48 en 50 gekozen voor eenzelfde planregeling met dezelfde rechten als voor de andere woonpercelen in het tuindorp. Ten tijde van de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht zag het straatbeeld aan de Conradstraat er volgens de raad hetzelfde uit als nu.

5.    Artikel 16 van de planregels bevat de planregeling voor de bestemming "Wonen-1". Artikel 16 van de planregels luidt:

"16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen-1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.  woonhuizen, waaronder woongebouwen ten behoeve van kamerverhuur/kamerbewoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;

(…)

d. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;

met tevens ondergeschikt:

e. tuinen, erven en terreinen;

f. verhardingen;

met de daarbij behorende:

g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels

(…)

16.2.3 Aan-/uitbouwen en bijgebouwen

Binnen deze bestemming mogen aan-/uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a. aan-/uitbouwen en bijgebouwen mogen binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;

b. aan- en uitbouwen dienen achter de achtergevel van het hoofdgebouw te zijn gelegen, binnen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw;

c. bijgebouwen dienen op minimaal 1 meter achter de achtergevel van het hoofdgebouw te worden opgericht

d. de gezamenlijke oppervlakte van aan-/uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag per bouwperceel maximaal 15 m² bedragen, plus 10% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf met een maximum van 20 m² per perceel. Indien op het bouwperceel een oorspronkelijke aanbouw aanwezig is, wordt de oppervlakte hiervan niet meegerekend in de maximaal toegestane oppervlakte aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen;

e. de bouwhoogte van aan-/uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;

f. de goothoogte van een aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan 2,75 meter, dan wel 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;

g. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;

h. de afstand van aan-/uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen, tenzij op de perceelsgrens wordt gebouwd of bij bouwgrens anders is bepaald;

i. als bijgebouwen mogen geen garages en/of carports worden opgericht, tenzij het de vervanging van een bestaande garage dan wel carport betreft of tenzij gebruik gemaakt kan worden van een bestaande uitrit.

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

(…)

c. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 meter bedragen;

(…)"

Ingevolge artikel 12, lid 12.2.2, mogen op gronden met de bestemming "Tuin" geen gebouwen worden gebouwd.

6.    De Afdeling stelt vast dat de raad om een aantal redenen de bestemming "Wonen-1" heeft toegekend aan het achtererfgebied van de percelen Beckumerstraat 48 en 50 en niet uitsluitend om een illegale situatie te legaliseren, zoals [appellant] aanvoert. De raad heeft op deze percelen bouwmogelijkheden willen creëren die vergelijkbaar zijn met de bouwmogelijkheden op de omliggende percelen. Dat uitgangspunt acht de Afdeling niet onredelijk. De raad heeft toegelicht dat in het gehele tuindorp de achtertuinen een woonbestemming hebben met de bijbehorende bebouwingsmogelijkheden, wat ook duidelijk te zien is op de planverbeelding. Niet valt in te zien waarom voor de percelen Beckumerstraat 48 en 50 een uitzondering zou moeten blijven gelden en de bestemming "Tuin" had moeten worden gehandhaafd. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het toestaan van bebouwing op het achtererf van de genoemde percelen niet in strijd is met de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht. In het aanwijzingsbesluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 oktober 2003 zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het standpunt dat dit specifieke deel van de wijk vrij moet blijven van bebouwing. De raad heeft zich ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de openheid en het uitzicht niet op onevenredige wijze worden beperkt door de mogelijkheid een bijgebouw en een erfafscheiding te realiseren. Hierbij betrekt de Afdeling dat in artikel 16, lid 16.2.3 en 16.2.4, van de planregels de toegelaten bebouwing aan maximale oppervlakten en hoogten is gebonden. Het betoog faalt.

Conclusie

7.    Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

Proceskosten

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M.A. Poppelaars, griffier.

w.g. Borman    w.g. Poppelaars
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2020

780.