Uitspraak 201805780/3/R2


Volledige tekst

201805780/3/R2.
Datum uitspraak: 11 februari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Alphen, gemeente Alphen-Chaam,

verzoekers,

om opheffing (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb) van de bij uitspraak van 2 november 2018, zaak nr. 201805780/2/R2, ECLI:NL:RVS:2018:3578, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:

[partij], wonend te Alphen, gemeente Alphen-Chaam, en anderen,

en

de raad van de gemeente Alphen-Chaam,

verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak van 2 november 2018 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van 15 maart 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie] te Alphen" (hierna ook: het plan) geschorst.

Bij besluit van 12 september 2019 heeft de raad het plan gewijzigd en opnieuw vastgesteld.

[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.

[verzoeker A] en [verzoeker B] en [partij] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 januari 2020, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], bijgestaan door mr. W. Krijger, rechtsbijstandverlener te Ulicoten, en de raad, vertegenwoordigd door ing. N.H.H. Olthof en R.H.C.J. Krol, zijn verschenen. Voorts is [partij] ter zitting gehoord.

Overwegingen

1.    Artikel 8:87, eerste lid, van de Awb luidt: "De voorzieningenrechter kan, ook ambtshalve, een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen, ook als zij is getroffen met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid."

2.     Bij besluit van 15 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie] te Alphen" vastgesteld. Het plan strekt tot het realiseren van een zogeheten landschapscamping op het perceel van verzoekers.

Daartoe is aan het plangebied deels de bestemming "Recreatie" met onder meer de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - landschapscamping" en deels de bestemming "Groen - Landschapselement" toegekend.

Het plan strekt tevens tot het op termijn, op uiterlijk 1 januari 2026, beëindigen van het pluimveebedrijf ter plaatse.

3.     Bij uitspraak van 2 november 2018 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van 15 maart 2018 tot vaststelling van het plan geschorst.

4.     Bij besluit van 12 september 2019 heeft de raad het plan gewijzigd en opnieuw vastgesteld.

Het besluit van 12 september 2019 wordt gelet op artikel 8:81, vierde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding, nu niet is komen vast te staan dat [partij] en anderen daarbij onvoldoende belang hebben.

5.    [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben verzocht om opheffing van de schorsing, opdat zij zich met het komende seizoen in aantocht inkomsten kunnen verwerven met de omzetting van hun agrarisch bedrijfsperceel in een gebruik voor een landschapscamping. Bij hun nadere stuk van 24 januari 2020 en ter zitting hebben zij verklaard dat ter plaatse geen pluimvee meer wordt gehouden en ook niet meer zal worden gehouden.

6.     In hun nader stuk van 27 januari 2020 hebben [partij] en anderen te kennen gegeven geen bezwaren te hebben tegen opheffing van de schorsing.

Ter zitting heeft [partij], die in de nabijheid van het perceel een akkerbouwbedrijf exploiteert, toegelicht dat de bezwaren er voornamelijk in zijn gelegen dat onvoldoende verzekerd is dat het pluimveebedrijf in de toekomst niet meer zal worden opgestart. Ter zitting is voorts gebleken dat partijen bereid zijn hierover in de periode tot de behandeling van de bodemzaak, die op 23 april 2020 op een zitting van de Afdeling zal worden geagendeerd, verder in overleg te zullen treden, waarna het beroep van [partij] en anderen mogelijk kan worden ingetrokken.

Gelet op deze feiten en omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek om opheffing van de getroffen voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat het bestemmingsplan "[locatie] te Alphen", zoals dat op 12 september 2019 is gewijzigd en opnieuw vastgesteld en dat het bestemmingsplan van 15 maart 2018 geheel heeft vervangen, in werking treedt.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

heft de schorsing van het besluit van de raad van de gemeente Alphen-Chaam van 15 maart 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie] te Alphen" op.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Zijlstra
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2020

240.