Uitspraak 201809014/1/R3


Volledige tekst

201809014/1/R3.
Datum uitspraak: 12 februari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Nieuwkoop,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1], Ter Aar" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellanten] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende A]  een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2020, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. S.M. Bakker en S.C. Veenenberg, is verschenen. Tevens zijn [belanghebbende B] en [belanghebbende C] , in de persoon van [belanghebbende B], en [belanghebbende A] gehoord.

Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.

Overwegingen

Inleiding

1.    Op 27 september 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1], Ter Aar" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld. Het bestemmingsplan zet de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" op het perceel [locatie 1] om in "Agrarisch - Onbebouwd" en "Wonen", zodat in het kader van Ruimte voor Ruimte drie compensatiewoningen kunnen worden gerealiseerd. Voor het realiseren van deze compensatiewoningen zijn zogenoemde ‘glasrechten’ van ondertussen gesloopte kassen betrokken, afkomstig van het perceel [locatie 2]. Daarom voorziet het plan tevens in de omzetting van de bestemming op dit perceel van "Agrarisch - Glastuinbouw" in "Agrarisch - Onbebouwd".

Ontvankelijkheid

2.    De raad en [belanghebbende A] stellen dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat [appellanten] geen zienswijzen over het ontwerpplan naar voren hebben gebracht.

2.1.    [appellanten] erkennen dat zij geen zienswijzen over het ontwerpplan naar voren hebben gebracht.

[appellanten] betogen echter dat hun beroep toch ontvankelijk is, omdat bij de voorbereiding van het plan niet de gebruikelijke procedure is gevolgd. [appellanten] stellen dat het binnen de gemeente Nieuwkoop gebruikelijk is om omwonenden per circulaire in kennis te stellen van een op handen zijnde planwijziging. Zo ontvingen zij wel brieven en kennisgevingen over andere ontwerpplannen die betrekking hebben op gronden die verder zijn verwijderd van hun percelen dan het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan. Omdat de gemeente een actief voorlichtingsbeleid voert, menen [appellanten] dat zij erop mochten vertrouwen dat zij ook op dit ontwerpplan zouden worden gewezen. Van hen kan bovendien niet verwacht worden dat ze een abonnement op de Staatscourant nemen om op de hoogte te blijven van wijzigingen rond hun woningen.

Het bestemmingsplan zou volgens [appellanten] weliswaar zijn gepubliceerd in het gemeenteblad en een plaatselijk huis-aan-huis blad. Dit huis-aan-huisblad is volgens [appellanten] echter niet bij hen bezorgd.

2.2.    De raad stelt dat de terinzagelegging van het ontwerpplan op de wettelijk voorgeschreven wijze kenbaar is gemaakt in de Staatscourant en op de landelijke voorziening ruimtelijkeplannen.nl. Verder heeft nadere kennisgeving van het ontwerpplan plaatsgevonden in het tweewekelijkse huis-aan-huisblad ‘Nieuwkoop Nieuws’ van 26 maart 2018, het digitale gemeenteblad en op de website van de gemeente Nieuwkoop.

Nu het ontwerpplan ter inzage is gelegd en daarvan een openbare kennisgeving is gedaan en er ook geen sprake is van het verschoonbaar niet naar voren brengen van een zienswijze, meent de raad dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Verder merkt de raad op dat het bestemmingsplan niet is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan.

2.3.    Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.

[appellanten] hebben geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.

Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

2.4.    Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellanten] gestelde omstandigheid dat zij niet vooraf persoonlijk schriftelijk zijn geïnformeerd. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (onder meer in haar uitspraak van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:898) valt in de Wro, noch in enig ander wettelijk voorschrift, een bepaling aan te wijzen op grond waarvan het gemeentebestuur in een geval als hier aan de orde verplicht is belanghebbenden persoonlijk op de hoogte te brengen van de terinzagelegging van het ontwerpplan.

2.5.    Artikel 3:12 van de Awb luidt: "Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen of op andere geschikte wijze kennis van het ontwerp."

Artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening luidt: "Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens in de Staatscourant wordt geplaatst en voorts langs elektronische weg geschiedt, en het ontwerp-besluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg wordt beschikbaar gesteld;".

Artikel 2:14, tweede lid, van de Awb luidt: "Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt de verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, niet uitsluitend elektronisch."

2.6.    Voor zover [appellanten] betogen dat een rechtvaardiging voor het niet indienen van een zienswijze erin is gelegen dat het ontwerpplan niet op de wettelijk voorgeschreven wijze zou zijn bekendgemaakt, overweegt de Afdeling als volgt. Zowel in de Staatscourant van 16 maart 2018 als in het elektronische gemeenteblad Nieuwkoop van 16 maart 2018 is kennis gegeven van het feit dat het bestemmingsplan gedurende de periode van 22 maart 2018 tot en met 3 mei 2018 in ontwerp ter inzage lag.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in haar uitspraak van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:898) kan een kennisgeving via het internet een geschikte wijze van kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de Awb zijn. Ingevolge artikel 2:14, tweede lid, en artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, gelezen in onderlinge samenhang, moet van een ontwerpbesluit echter op ten minste één niet-elektronische, geschikte wijze als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, kennis worden gegeven, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In dit geval is in de Verordening elektronische publicatie Nieuwkoop 2012, en daarmee bij wettelijk voorschrift, bepaald dat publicatie van ontwerpbesluiten elektronisch plaatsvindt, tenzij wettelijk een andere wijze van publicatie is voorgeschreven. De publicatie vindt plaats in het elektronisch gemeenteblad en het elektronische gemeenteblad is te vinden op www.officielebekendmakingen.nl. Uit de stukken blijkt dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan heeft plaatsgevonden in het elektronische gemeenteblad Nieuwkoop en dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan in het elektronisch gemeenteblad Nieuwkoop de in artikel 3:12 van de Awb bedoelde inhoud heeft. Op grond van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, in verbinding gelezen met artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro, wordt de kennisgeving ook in de Staatscourant geplaatst. Uit de stukken blijkt dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan ook heeft plaatsgevonden door plaatsing in de Staatscourant. De Afdeling is van oordeel dat hiermee is voldaan aan de hierboven genoemde wettelijke voorschriften. In dit verband overweegt de Afdeling dat deze wijze van bekendmaken bij [appellanten] bekend was of kon zijn en dat zij daarom tijdig op de hoogte hadden kunnen zijn van de mogelijkheid om een zienswijze naar voren te brengen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat een e-mailabonnement op het elektronisch gemeenteblad Nieuwkoop tot de mogelijkheden behoorde. De omstandigheid dat [appellanten] niet vooraf persoonlijk schriftelijk zijn ingelicht over het ontwerpplan geeft geen aanleiding voor het oordeel dat zij van de kennisgeving op www.officielebekendmakingen.nl geen kennis hebben kunnen nemen.

Conclusie

3.    Het beroep is niet-ontvankelijk.

4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.

w.g. Helder    w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2020

271-944.