Uitspraak 201908577/2/R1


Volledige tekst

201908577/2/R1.
Datum uitspraak: 6 februari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Limmen, gemeente Castricum,

en

de raad van de gemeente Castricum,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Camping Kapelweg 10, Limmen" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoekers] beroep ingesteld.

[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 januari 2020, waar [verzoeker A] en de raad, vertegenwoordigd door K. Adema, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende A] en [belanghebbende B] gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Op het adres Kapelweg 10 te Limmen is sportpark De Voetel gevestigd. De Voetel bestaat uit 11 buitentennisbanen, 2 binnentennisbanen, 4 squashbanen, een klein fitnesscentrum en een kantine. Vanwege een daling in het aantal leden, wil de eigenaar van het sportpark nieuwe bedrijfsactiviteiten exploiteren. Hij wil 4 buitentennisbanen van het sportpark gaan herontwikkelen ten behoeve van een kleinschalige camping met 17 luxe campingplaatsen. De campingplekken worden ruim en hebben eigen sanitair op de plek. Het plan voorziet in deze ontwikkeling door aan de gronden de bestemming "Recreatie" toe te kennen.

[verzoekers] vrezen voor een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Spoedeisend belang

3.    [verzoekers] stellen dat de eigenaar van het sportpark reeds is begonnen met bomenkap en het bouwrijp maken van de camping door het uitvoeren van rioleringswerkzaamheden. [verzoekers] willen met het verzoek om voorlopige voorziening verdere bomenkap en de realisatie van de inrit van de camping, waar nu een dubbele groene haagstrook staat, voorkomen.

3.1.    Ter zitting heeft de eigenaar van de camping toegelicht dat hij pas in april 2021 zal gaan starten met de realisatie van de camping en de sanitaire voorzieningen, zodat de camping in de zomer van 2021 in gebruik kan worden genomen. Voor die tijd, op zijn vroegst vanaf april dit jaar, wil hij gaan starten met voorbereidingswerkzaamheden, zoals het weghalen van gravel en de verharde waterdoorlatende onderlaag van de tennisbanen, het aanleggen van riolering en realisatie van de inrit. De raad heeft ter zitting toegelicht dat voor de inrit kan worden gerealiseerd een vergunning moet worden aangevraagd en de werkzaamheden die reeds zijn verricht zoals snoeien en bijplanten van begroeiing ook zijn toegestaan op basis van de nog geldende bestemming.

Omdat de bestemming "Sport" - die in het nog geldende bestemmingsplan aan de gronden binnen het plangebied is toegekend - een inrit mogelijk maakt, nu deze bestemming wegen en paden toelaat, is de voorzieningenrechter van oordeel dat met het verzoek ten aanzien van de inrit geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Ook ziet de voorzieningenrechter in de uitvoeringswerkzaamheden geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het schorsen van dit plan heeft namelijk niet tot gevolg dat de eigenaar van de camping de geplande voorbereidingswerkzaamheden en de realisatie van de inrit niet zou mogen uitvoeren. Ook in de bouwmogelijkheden van het plan ziet de voorzieningenrechter geen reden tot schorsen. De eigenaar van de camping gaat immers pas in april 2021 gebruik maken van de nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden waar het bestemmingsplan "Camping Kapelweg 10, Limmen" in voorziet.

Conclusie

4.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Bouman, griffier.

w.g. Uylenburg    w.g. Bouman
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2020

849.