Uitspraak 201904880/1/A2


Volledige tekst

201904880/1/A2.
Datum uitspraak: 24 januari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[appellante], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [kind 1], [kind 2], [kind 3] en [kind 4] (hierna: de kinderen), allen wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2019 in zaken nrs. 18/6010, 18/6012, 18/6014 en 18/6015 in de gedingen tussen:

[appellante], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen,

en

de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de CSG).

Openbare zitting gehouden op 24 januari 2020 om 11:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E.A. Minderhoud    lid van de enkelvoudige kamer

mr. R.J.R. Hazen    griffier

Verschenen:

de CSG, vertegenwoordigd door mr. A.S.R. Bisessar-Chigharoe.

====================================

Bij afzonderlijke besluiten van 16 februari 2018 heeft de CSG de aanvragen van [appellante], namens de kinderen, om een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) afgewezen.

Bij afzonderlijke besluiten van 6 juli 2018 heeft de CSG de door [appellante] namens de kinderen daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 mei 2019 heeft de rechtbank de door [appellante] namens de kinderen daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] namens de kinderen hoger beroep ingesteld.

De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Beslissing:

De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak. Daartoe overweegt zij het volgende.

In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven is bepaald dat uit het fonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.

Aan de aanvragen is ten grondslag gelegd dat de kinderen getuigen zijn geweest van stelselmatig huiselijk geweld. Volgens het toepasselijke beleid van paragraaf 1.2.4 van de Beleidsbundel Schadefonds Geweldmisdrijven (hierna: de Beleidsbundel) van 1 mei 2018 is sprake van stelselmatig huiselijk geweld als in de relationele sfeer frequent en langdurig fysiek geweld is gebruikt of met geweld is gedreigd. Uit paragraaf 1.2.6.3 van de Beleidsbundel volgt dat de CSG een uitkering uit het schadefonds kan toekennen aan kinderen die huiselijk geweld stelselmatig waarnemen.

De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat de CSG de aanvragen terecht heeft afgewezen. De Afdeling onderschrijft dat oordeel. De CSG heeft zich, mede gezien de processen-verbaal van aangifte, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het huiselijk geweld niet stelselmatig is geweest en niet stelselmatig door de kinderen is waargenomen. Dat, zoals [appellante] stelt, op bladzijde 4 van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 22 mei 2019 is vermeld dat er in de afgelopen twee jaar zeven zorgmeldingen zijn geweest in verband met huiselijke twisten en huiselijk geweld, waarvan de kinderen getuigen zijn geweest, doet daaraan niet af. Niet duidelijk is immers wanneer die meldingen zijn gedaan - meldingen na het nemen van de besluiten van 6 juli 2018 kunnen geen grond voor vernietiging van deze besluiten opleveren - en of die meldingen (mede) betrekking hadden op huiselijk geweld en niet slechts op ruzies. Aan het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 22 mei 2019 komt derhalve niet de betekenis toe die [appellante] daaraan gehecht wenst te zien.

w.g. Minderhoud    w.g. Hazen

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

452.