Uitspraak 201905466/1/A2


Volledige tekst

201905466/1/A2.
Datum uitspraak: 24 januari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) van 3 juni 2019 in zaak nr. 19/769 in het geding tussen:

[appellante]

en

de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de CSG).

Openbare zitting gehouden op 24 januari 2020 om 11:30 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E.A. Minderhoud    lid van de enkelvoudige kamer

mr. R.J.R. Hazen    griffier

Verschenen:

de CSG, vertegenwoordigd door mr. A.S.R. Bisessar-Chigharoe.

====================================

Bij besluit van 23 oktober 2018 heeft de CSG aan [appellante] een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) van € 2.500,00 toegekend.

Bij besluit van 22 januari 2019 heeft de CSG het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij mondelinge uitspraak van 3 juni 2019 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De CSG heeft gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid een schriftelijke uiteenzetting te geven.

Beslissing:

De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak. Daartoe overweegt zij het volgende.

In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven is bepaald dat uit het fonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.

[appellante] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank heeft miskend dat de CSG haar ten onrechte geen uitkering in een hogere letselcategorie dan letselcategorie 2 heeft toegekend. Zij voert aan dat zij op 18 mei 2018 is mishandeld en daardoor een gecompliceerde breuk in haar rechterbovenarm heeft opgelopen, dat zij inmiddels twee keer is geopereerd, dat zij veel pijn heeft en bovengemiddelde beperkingen in haar dagelijks leven ervaart, dat uit de medische informatie volgt dat de medische eindsituatie naar verwachting niet eerder dan eind 2019 wordt bereikt en dat derhalve voldoende vaststaat dat sprake is van een lange behandeling en langdurige beperkingen in haar dagelijkse bezigheden.

Bij het beoordelen van een aanvraag om een uitkering uit het schadefonds hanteert de CSG beleid. Dit beleid is neergelegd in de Beleidsbundel en de Letsellijst en is te raadplegen op de website van de CSG (www.schadefonds.nl). In de toepasselijke Letsellijst van 1 januari 2019 is een onderscheid gemaakt tussen fysiek letsel en psychisch letsel. [appellante] heeft ter zitting van de rechtbank gewezen op de tabel over psychisch letsel op bladzijde 10 van de Letsellijst. Uit de tabel valt af te leiden dat een uitkering in letselcategorie 3 of letselcategorie 4 wordt toegekend bij lange behandeling en (ernstige) langdurige beperkingen in dagelijkse bezigheden. Volgens de bij de tabel bijbehorende toelichting is daarvoor echter wel vereist dat sprake is van een (complexe) psychische stoornis en dat deze diagnose is gesteld door een daartoe bevoegde hulpverlener met een BIG-registratie of NIP-kenmerk. Aan die eis is in dit geval niet voldaan. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen. Dit betekent dat het betoog faalt en dat het hoger beroep ongegrond is.

Dat neemt overigens niet weg dat, zoals in de schriftelijke uiteenzetting van de CSG is uiteengezet, [appellante] een aanvraag om een aanvullende uitkering kan indienen, indien op grond van de medische eindsituatie blijkt dat het letsel ernstiger is dan waarmee de CSG rekening heeft gehouden.

w.g. Minderhoud    w.g. Hazen

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

452.