Uitspraak 201900879/1/A2


Volledige tekst

201900879/1/A2.
Datum uitspraak: 29 januari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Udenhout, gemeente Tilburg,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 december 2018 in zaak nr. 18/3067 in het geding tussen:

[partij A] en [partij B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [partij])

en

het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2017 heeft het college een aanvraag van [appellant] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.

Bij besluit van 27 maart 2018 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 11 oktober 2017 herroepen en [appellant] een tegemoetkoming in planschade van € 16.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, toegekend.

Bij uitspraak van 20 december 2018 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [partij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 maart 2018 vernietigd, het door [appellant] tegen het besluit van 11 oktober 2017 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[partij] heeft eveneens een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2019, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E.H.E.J. Wijnen, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.C.J.M. Willemse, zijn verschenen. Voorts is [partij], vertegenwoordigd door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te 's-Hertogenbosch, en [gemachtigde], ter zitting gehoord. Van de zijde van het college is mr. drs. C.M.L. van der Lee, werkzaam bij de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ), als deskundige gehoord.

Overwegingen

1.    [appellant] is eigenaar van de woning aan de [locatie] te Udenhout (hierna: de woning). Hij heeft de woning op 30 mei 2006 (hierna: de peildatum) gekocht.

Aanvraag om tegemoetkoming in planschade

2.    Bij brief van 14 juni 2016 heeft [appellant] het college verzocht om een tegemoetkoming in de planschade die hij heeft geleden als gevolg van de inwerkingtreding van het bij raadsbesluit van 17 februari 2014 vastgestelde bestemmingsplan [partij] (hierna: het nieuwe bestemmingsplan). Aan deze aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat het nieuwe bestemmingsplan voorziet in het realiseren van een nieuwbouwwijk in een dichtbij de woning gelegen agrarisch gebied (hierna: het plangebied) en dat dit tot waardevermindering van de woning heeft geleid.

3.    [partij] heeft met de gemeente een overeenkomst als bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) gesloten. Daarbij heeft zij zich verbonden om eventuele door het college toe te kennen tegemoetkomingen in planschade als gevolg van de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan voor haar rekening te nemen.

Standpunt van het college

4.    Aan het besluit van 27 maart 2018 heeft het college, onder verwijzing naar een advies van de SAOZ, ten grondslag gelegd dat de voor [appellant] ongunstige ontwikkeling op de peildatum niet voorzienbaar was.

Op 28 oktober 1993 is de Structuurvisie Udenhout 1993 (hierna: de structuurvisie 1993) vastgesteld. Hieruit blijkt van een concreet beleidsvoornemen tot woningbouw in het plangebied.

Op 24 juni 2002 is het bestemmingsplan De Zandleij vastgesteld.

Uit een kaart in de toelichting bij dit bestemmingsplan blijkt dat het plangebied is gelegen in een gebied dat op die kaart als zoekrichting voor verstedelijking na 2005 is aangeduid. Dat de gronden van het plangebied in dit bestemmingsplan voornamelijk een agrarische bestemming kregen, brengt niet met zich dat daarmee afstand is gedaan van de beleidskeuze voor woningbouw in latere jaren.

Op 31 januari 2005 is de Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 (hierna: de structuurvisie 2020) vastgesteld. Uit de daarbij behorende kaart blijkt dat ten noordoosten van Udenhout een nieuw woongebied was voorzien. Dat woongebied omvatte op deze kaart echter niet de gronden van het plangebied. Uit deze kaart valt af te leiden dat dat woongebied op ruime afstand van de woning was gelegen. Het beleidsvoornemen tot woningbouw in het plangebied is doorbroken.

Oordeel van de rechtbank

5.    Volgens de rechtbank blijkt uit de structuurvisie 1993 van een concreet beleidsvoornemen tot woningbouw in het plangebied en is met het bestemmingsplan De Zandleij en de structuurvisie 2020 geen afstand van dat beleidsvoornemen genomen, zodat de voor [appellant] nadelige planologische ontwikkeling ten tijde van de aankoop van de woning nog steeds voorzienbaar was en het college, bij besluit op bezwaar, ten onrechte de aanvraag om een tegemoetkoming in planschade heeft ingewilligd.

Hoger beroep van [appellant]

6.    [appellant] is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat de schade voorzienbaar was. Hij stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat er op de peildatum nog steeds een concreet beleidsvoornemen tot woningbouw in het plangebied was.

structuurvisie 2020

7.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat woningbouw in het plangebied na de terinzagelegging van de structuurvisie 2020 nog voorzienbaar was. De structuurvisie 2020 is het eerste integrale beleidsdocument na de gemeentelijke herindeling van Udenhout bij Tilburg. De structuurvisie 2020 had ten doel alle ontwikkelingen in de afgelopen jaren in Tilburg en de bij die stad behorende dorpen in beeld te brengen. Die ontwikkelingen zijn weergegeven in een overzichtskaart. Op die kaart zijn onder meer de bestaande woongebieden en de nieuwe woongebieden aangeduid. In de structuurvisie 2020 zijn ook uitgangspunten vermeld voor woningbouw in Udenhout. De redelijk denkend en handelend koper mocht op de peildatum uitgaan van de structuurvisie 2020 als meest recente beleidsvoornemen. Deze koper was niet gehouden om verder te graven. In de structuurvisie 2020 wordt immers met geen woord gerept over de structuurvisie 1993.

7.1.    De rechtbank heeft overwogen dat de bij de structuurvisie 2020 behorende kaart niet op schaal of maatvast is en dat niet valt uit te sluiten dat het niet mogelijk is om de locatie van het nieuwe woongebied exact weer te geven op een stratenkaart. Juist vanwege de onduidelijkheid over de exacte ligging van het nieuwe woongebied, wanneer dat gebied op een stratenkaart wordt geprojecteerd, bestaat geen grond voor het oordeel dat met de structuurvisie 2020 uitdrukkelijk afstand is genomen van het eerdere beleidsvoornemen tot woningbouw op de locatie van het plangebied. De rechtbank heeft daarvoor steun gevonden in bladzijde 43 van de structuurvisie 2020, waarin is vermeld dat rondom de dorpen Berkel-Enschot en Udenhout de randen van de dorpen worden afgemaakt en bij de invulling van dit gebied centraal staat op welke wijze beide dorpen verder uitgebouwd kunnen worden, waarbij zij hun eigen karakter behouden.

7.2.    In het betoog van [appellant] is geen grond te vinden voor het oordeel dat de rechtbank dit ten onrechte heeft overwogen en dat zij ten onrechte niet heeft onderkend dat woningbouw in het plangebied na de terinzagelegging van de structuurvisie 2020 niet langer voorzienbaar was.

Uit de kaart bij de structuurvisie 2020 blijkt van een beleidsvoornemen tot woningbouw op een in de buurt van Udenhout gelegen gebied. Dat gebied is, door middel van arcering op de kaart, als nieuw woongebied aangeduid, maar het is geen vastomlijnd vlak. Daardoor is de exacte ligging ervan niet duidelijk. Dat neemt niet weg dat, gelet op de schaal en het grofmazige karakter van de kaart, niet was uit te sluiten dat ook het plangebied zich in dat woongebied zou bevinden. Naar het oordeel van de Afdeling zou een redelijk denkend en handelend koper daar op de peildatum rekening mee houden.

Het betoog faalt.

bestemmingsplan De Zandleij

8.    [appellant] betoogt verder, voor het geval de rechtbank terecht heeft overwogen dat de planologische ontwikkeling in het plangebied vanaf de terinzagelegging van de structuurvisie 1993 op 18 november 1993 voorzienbaar was, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat woningbouw in het plangebied na de terinzagelegging van het bestemmingsplan De Zandleij op 2 maart 2001 nog steeds voorzienbaar was.

8.1.    Op de peildatum was de schade voorzienbaar op basis van de terinzagelegging van de structuurvisie 2020 op 4 maart 2005. Of, zoals de rechtbank heeft overwogen, maar [appellant] betwist, de schade na de terinzagelegging van het bestemmingsplan De Zandleij op 2 maart 2001 voorzienbaar was, is bij die stand van zaken niet relevant. Bij de toepassing van artikel 6.3, aanhef en onder a, van de Wro gaat het immers, zoals [appellant] erkent, om het meest recente beleidsvoornemen.

Het betoog faalt.

Conclusie

9.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

Proceskosten

10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. A. ten Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Hazen
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2020

452.