Uitspraak 201902056/1/A1


Volledige tekst

201902056/1/A1.
Datum uitspraak: 22 januari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Utrecht,

en

het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2018 heeft het college de definitieve locaties voor het plaatsen van ondergrondse restafvalcontainers in de wijk Wittevrouwen te Utrecht aangewezen.

Bij besluit van 30 januari 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 november 2019, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door M. Akkersdijk, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Het geschil gaat over de aanwijzing van locatie 211 voor het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: orac). [appellant] woont aan de [locatie]. Locatie 211 bevindt zich nabij de hoek van de Bekkerstraat en de Griftstraat, schuin tegenover en op ongeveer 3.5 m afstand van de woning van [appellant]. [appellant] vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat vanwege het gebruik en het legen van de orac.

2.    Bij de keuze voor locaties voor de plaatsing van een orac komt het college beleidsruimte toe. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of het college in redelijkheid tot zijn keuze voor locatie 211 heeft kunnen komen.

3.    Het college hanteert bij het aanwijzen van locaties voor orac’s een aantal richtlijnen. In het besluit van 30 januari 2019 heeft het college de belangrijkste richtlijnen vermeld. Deze zijn:

- de orac is goed bereikbaar voor het inzamelvoertuig;

- de orac past logisch in het inrichtingsplan;

- de orac mag niet hoger zijn dan 1.5 m;

- verkeer en voetgangers worden niet belemmerd;

- de orac is goed bereikbaar voor alle woningen;

- de loopafstand is 125 m (streefafstand);

- de afstand van de orac tot de erfgrens bedraagt minimaal 2 m;

- de afstand van de orac tot de gevel van een woning bedraagt minimaal 3 m, indien het een dichte muur betreft geldt 2 m;

- bij voorkeur wordt een orac niet geplaatst aan de zuidwestkant van tuinen waar een terras is aangelegd. In Nederland komt de wind vaak uit zuidwestelijke windrichting. Een container aan de zuidwestkant kan dan stankoverlast veroorzaken.

4.    [appellant] betoogt dat de verkeersveiligheid ter plaatse van de aangewezen locatie wordt aangetast. De containerwagen moet bij het legen van de orac achteruitrijden, hetgeen gevaarlijk is voor spelende kinderen. Verder blokkeert de wagen bij het legen de straat voor brandweerwagens, aldus [appellant].

4.1.    Het college heeft zich gebaseerd op het advies van de commissie Beheer, Inrichting, Gebruik (hierna: BInG) van 10 januari 2019. Volgens het advies is de aanwijzing van de locatie 211 acceptabel. Om af te dwingen dat de containerwagen overeenkomstig het advies wordt geleegd worden er stempelplaten aangelegd. Volgens het verslag "Afstemming BInG (kleine comité) over O.C. locatie 211" van 24 januari 2019 kunnen politie en brandweer met deze situatie instemmen. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het advies van de commissie BInG ondeugdelijk is en het college zich daar niet op mocht baseren.

Het betoog faalt.

5.    [appellant] betoogt dat de plaatsing van een orac op de voorgenomen locatie ertoe leidt dat de sociale cohesie van de buurt wordt aangetast. Ter hoogte van de Griftstraat 87 staat een stenen picknicktafel, waar ouders wat drinken en kinderen spelen. De picknicktafel fungeert als ontmoetingsplaats voor de bewoners in de wijk. De orac leidt tot stankoverlast. Als pal naast de picknicktafel een orac wordt geplaatst, kan de picknicktafel niet meer worden gebruikt, aldus [appellant]. Hij wijst verder op een alternatieve locatie bij de blinde muur ter hoogte van Griftstraat 122, die volgens hem geschikter is voor plaatsing van een orac.

5.1.    Het college wijst erop dat de picknicktafel niet hoeft te worden verwijderd en dat extra maatregelen worden getroffen om stankoverlast te voorkomen. Zo stelt het college dat de containers twee tegen elkaar omdraaiende schalen hebben om geurhinder te voorkomen en dat sensoren worden aangebracht die een melding doen als de container voor 80% gevuld is. Bij een dergelijke melding wordt de orac geleegd. Er wordt een perscontainer geïnstalleerd en de projectleider heeft toegezegd dat de orac vaker schoongemaakt zal worden dan doorgaans het geval is.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich met deze motivering in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat mogelijke stankoverlast tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt en dat de aanwezigheid van de picknicktafel geen beletsel vormt voor de aanwijzing van locatie 211.

Verder is de voorgestelde alternatieve locatie volgens het college niet geschikt omdat daar kabels en leidingen in de grond liggen. In zoverre bestond evenmin aanleiding om af te zien van de aanwijzing van locatie 211.

Het betoog faalt.

6.    Het beroep is ongegrond.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.

w.g. Wortmann    w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2020

190-930.