Uitspraak 201908400/2/A1


Volledige tekst

201908400/2/A1.
Datum uitspraak: 19 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 7 november 2019 in zaak nr. 18/4121 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne.

Openbare zitting gehouden op 19 december 2019 om 10:30 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter

griffier: mr. M. Kos

Verschenen:

[verzoeker], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde];

Het college, vertegenwoordigd door J. Brinkman.

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 7 november 2019, verzonden op 7 november 2019, van de rechtbank. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne van 28 juni 2018, kenmerk 182120/182130, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne van 5 juli 2017, kenmerk 159378/160865;

II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 259,00 (zegge: tweehonderdnegenenvijftig euro) vergoedt.

Daartoe wordt het volgende overwogen.

Op de [percelen] te Westvoorne (hierna tezamen: het perceel) is sprake van vier aaneengebouwde wooneenheden.

Bij besluit van 5 juli 2017 is [verzoeker] gelast het aantal wooneenheden op het perceel terug te brengen van vier naar drie.

Bij besluit van 28 juni 2018 heeft het college het door [verzoeker] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Gebleken is dat aan de zijde van [verzoeker] sprake is van zwaarwegende financiële belangen aangezien hij twee woningen op het perceel verhuurd en de huur van een van deze woningen zal moeten worden beëindigd om aan de last te kunnen voldoen. Voorts zijn er de belangen van de huurders van deze woningen die ook als zwaarwegend aangemerkt dienen te worden. Tegenover de zwaarwegende belangen van [verzoeker] en zijn huurders om niet aan de last te voldoen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist, staan de belangen van het college om de last te effectueren. Het college heeft de begunstigingstermijn hangende de procedure steeds verlengd. Bij besluit van 5 december 2019 heeft het de begunstigingstermijn verlengd tot 6 januari 2020. Er is, mede gelet hierop, niet gebleken dat aan de zijde van het college sprake is van zodanig dringende belangen dat de uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.

w.g. Van Altena    w.g. Kos

voorzieningenrechter    griffier

580.