Uitspraak 201907489/2/R1


Volledige tekst

201907489/2/R1.
Datum uitspraak: 20 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Meijel, gemeente Peel en Maas,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Peel en Maas,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Steenhoven 12 Meijel" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker A] en [verzoeker B] beroep ingesteld.

[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 december 2019, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], vertegenwoordigd door mr. M. Peeters, advocaat te Someren, en de raad, vertegenwoordigd door drs. A.P. Langerak en mr. E.H.J. Eussen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het plan heeft betrekking op de gronden van het recreatieterrein Stille Wille aan de Steenhoven 12 in Meijel. De (geldende) planologische regeling voor het recreatieterrein is vastgelegd in het bestemmingsplan "2e reparatieherziening bestemmingsplan buitengebied Stille Wille en Beringerzand", vastgesteld door de raad bij besluit van 15 december 2015. Met het plan is beoogd het geldende planologische regime voor het recreatieterrein op een onderdeel te wijzigen. Op grond van het hiervoor genoemde bestemmingplan uit 2015 zijn op het recreatieterrein 120 recreatiewoningen toegelaten. In het plan is aan de gronden van het recreatieterrein een extra aanduiding toegekend, namelijk de aanduiding "overige zone - recreatie 4". Deze aanduiding heeft in samenhang met de planregels tot gevolg dat het aantal toegelaten woningen op het recreatieterrein wijzigt van voorheen 120 naar thans 180.

3.    De raad heeft het plan vastgesteld, omdat volgens hem bij het vaststellen van het bestemmingsplan uit 2015 per abuis is vastgelegd dat op het terrein 120 in plaats van 180 recreatiewoningen zijn toegelaten.

4.    [verzoeker A] en [verzoeker B] zijn bewoners van de recreatiewoning nr. […], in het zuidwestelijke deel van het recreatieterrein. Zij bewonen deze woning permanent, hetgeen niet is toegelaten op grond van het bestemmingsplan uit 2015. Zij hebben beroep ingesteld tegen het plan, omdat de raad niet tegemoet is gekomen aan hun verzoek om een planregeling vast te stellen die zich niet verzet tegen permanente bewoning van hun recreatiewoning. Daarnaast komen zij op tegen de - volgens hen - voorziene uitbreiding van het aantal recreatiewoningen.

5.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is wat betreft de feiten en de strekking van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening het volgende gebleken. Ten tijde van het vaststellen van het plan bedroeg het aantal recreatiewoningen op het recreatieterrein 160. Het plan heeft dus tot gevolg dat 40 bestaande woningen als zodanig worden bestemd. Daarnaast biedt het plan de mogelijkheid om 20 nieuwe woningen op te richten. Het verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] is beperkt tot de mogelijkheid om 20 nieuwe woningen op te richten. De verzochte voorlopige voorziening behoeft zich volgens [verzoeker A] en [verzoeker B] dus niet uit te stekken over de 40 bestaande woningen die thans als zodanig zijn bestemd. Evenmin heeft het verzoek betrekking op de omstandigheid dat de raad niet tegemoet is gekomen aan hun verzoek om een regeling vast te stellen die zich niet verzet tegen permanente bewoning van de recreatiewoning […].

Belanghebbendheid

6.    Het standpunt van de raad dat [verzoeker A] en [verzoeker B] geen belanghebbende zijn bij het bestreden besluit, voor zover dat voorziet in de mogelijkheid nieuwe woningen op te richten, omdat verzoekers hiervan geen gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden, volgt de voorzieningenrechter niet. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen van de voorziene activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene zo gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij spelen de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (zoals geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit een rol. Nu het plan de mogelijkheid biedt nieuwe woningen op te richten in de directe nabijheid van de woning van [verzoeker A] en [verzoeker B] bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat gevolgen van enige betekenis ontbreken.

Spoedeisend belang

7.    Het staat vast dat na de vaststelling van het plan het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning heeft verleend voor het bouwen van vier nieuwe recreatiewoningen. Ter zitting hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] toegelicht dat tegen deze vergunning nog bezwaar kan worden gemaakt, hetgeen zij ook zullen doen. Nu de verleende omgevingsvergunning (nog) niet in rechte onaantastbaar is, hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] - anders dan de raad heeft betoogd - een spoedeisend belang bij de schorsing van het onderdeel van plan waar het verzoek om voorlopige voorziening betrekking op heeft. Overigens kunnen op grond van het plan nog meer (namelijk 16) woningen worden opgericht.

Inhoudelijke beoordeling van het verzoek

8.    De kern van het betoog van [verzoeker A] en [verzoeker B] tegen de door het plan geboden mogelijkheid het recreatieterrein uit te breiden met 20 nieuwe woningen, is dat dit een nieuwe ontwikkeling is ten opzichte van het voorheen geldende planologische regime en dat de ruimtelijke gevolgen van deze ontwikkeling niet zijn onderzocht, althans dat niet is gebleken dat de raad voorafgaand aan de vaststelling van het plan een beoordeling heeft verricht van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de voorziene uitbreiding van het aantal woningen. [verzoeker A] en [verzoeker B] wijzen in dit verband in het bijzonder op artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, waarin onder meer is vastgelegd dat de plantoelichting een verantwoording dient te bevatten van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen (lid 1, onder a).

9.    De voorzieningenrechter overweegt dat niet in geschil is dat aan het plan geen (nieuwe) ruimtelijke onderbouwing ten grondslag is gelegd. De reden hiervan is dat de raad zich primair op het standpunt heeft gesteld dat het plan niet voorziet in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, maar dat louter is beoogd een omissie die is begaan bij het vaststellen van het bestemmingsplan uit 2015, te herstellen. Dit standpunt van de raad wordt nader toegelicht in de plantoelichting. Daarin staat dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan "2e reparatieherziening bestemmingsplan buitengebied: Stille Wille en Beringerzand" het aantal toegestane recreatiewoningen op het recreatieterrein De Stille Wille per abuis gewijzigd is naar 120. In het daaraan voorafgaande bestemmingsplan "Buitengebied Peel en Maas", vastgesteld door de raad bij besluit van 5 februari 2013, was het aantal recreatiewoningen gemaximeerd op 180. Met onderhavig paraplubestemmingsplan wordt het aantal toegestane recreatiewoningen gecorrigeerd naar 180, aldus de plantoelichting.

10.    Het primaire standpunt van de raad houdt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen stand. Ook indien wordt aangenomen dat het bestemmingsplan "Buitengebied Peel en Maas" 180 woningen toeliet op het recreatieterrein, geldt dat de in dat plan voor de gronden opgenomen regeling door de Afdeling is vernietigd bij uitspraak van 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4653. De verwijzing naar het bestemmingsplan van 5 februari 2013 is daarom geen deugdelijke onderbouwing van het standpunt van de raad dat in het bestemmingsplan uit 2015 per abuis is vastgelegd dat op het recreatieterrein 120 woningen zijn toegelaten (in plaats van 180).

11.    De raad heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat, ook indien geen betekenis wordt toegekend aan de planregeling uit het bestemmingsplan "Buitengebied Peel en Maas", het uitgangspunt dat thans sprake is van het herstel van een (kennelijke) omissie, stand houdt. Het relevante bestemmingsplan dat voorafging aan het genoemde bestemmingsplan uit 2013, was volgens de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 1992", vastgesteld door de raad van de toenmalige gemeente Meijel bij besluit van 22 februari 1992.

12.     De voorzieningenrechter stelt voorop dat, gelet op de plansystematiek van het bestemmingsplan "Buitengebied 1992", niet eenvoudig - met voldoende zekerheid - valt vast te stellen hoeveel woningen dat bestemmingsplan toeliet op het recreatieterrein. Dit is onder meer het gevolg van de omstandigheid dat in genoemd bestemmingsplan was bepaald dat het aantal zomerhuisjes maximaal 12 per ha bedraagt (artikel 2.26, derde lid, van de planvoorschriften). Een nadere interpretatie van de betrokken planvoorschriften en het vaststellen van de daarvoor relevante oppervlakte van de gronden die zijn aangewezen voor "Zomerhuisjesterrein Rv(z)" vereist meer uitvoerig onderzoek, waar de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet voor leent. Dit zal derhalve zo nodig aan de orde moeten komen in het kader van de bodemprocedure. De voorzieningenrechter is er evenwel niet van overtuigd dat de raad zonder een nadere ruimtelijke afweging, de gestelde onbenutte planologische mogelijkheden uit het bestemmingsplan uit 1992 - zo daar sprake van is - in het thans aan de orde zijnde bestemmingsplan heeft mogen overnemen, bij wijze van herstel van een evident gebrek (in de planregeling van het bestemmingsplan uit 2015). Daarvoor is minimaal noodzakelijk dat zonder nader onderzoek klaarblijkelijk is dat de planregeling uit 2015 in zoverre berust op een omissie en dat is vooralsnog niet aannemelijk gemaakt.

13.    Ter zitting heeft de raad in aanvulling op zijn initiële standpunt gesteld dat, voor zover het plan voorziet in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling (de 20 nieuw te bouwen woningen), de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan is onderzocht en beoordeeld bij de voorbereiding van het bestemmingsplan "Peel en Maas" uit 2013. De planregeling voor het recreatieterrein is weliswaar vernietigd door de Afdeling, maar de onderzoeken die toentertijd zijn verricht, zijn volgens de raad nog steeds valide en kunnen in zoverre ten grondslag worden gelegd aan de in het thans vastgestelde plan voorziene uitbreiding van het aantal woningen. De raad wijst in dit verband in het bijzonder op het in het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan uit 2013 opgestelde milieueffectrapport en de aanvulling daarop.

14.    In de enkele verwijzing naar de milieueffectrapportage die is verricht in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Peel en Maas" uit 2013, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding het standpunt van de raad te volgen dat de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de uitbreiding van het recreatieterrein daarmee is aangetoond. Uit het milieueffectrapport en de aanvulling daarop valt niet eenduidig af te leiden dat de gevolgen van die uitbreiding indertijd zijn beoordeeld.

Conclusie

15.    Op grond van de voorgaande overwegingen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het bestreden besluit, wat betreft de mogelijkheid om 20 nieuwe recreatiewoningen op te richten, is vastgesteld in strijd met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en een deugdelijke motivering ontbeert.

16.    Gelet op de beperkte strekking van het verzoek als hiervoor toegelicht, wordt de hierna te melden voorlopige voorziening getroffen die alleen ziet op de mogelijkheid 20 nieuwe recreatiewoningen op te richten.

Proceskosten

17.    De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat artikel 2, onder 2.2, van de planregels als volgt komt te luiden:

"In het bestemmingsplan ‘2e reparatieherziening bestemmingsplan buitengebied: Stille Wille en Beringerzand’ wordt binnen de bestemming "recreatie - verblijfsrecreatie’ het maximaal aantal recreatiewoningen genoemd in artikel 4.2.8 onder a gewijzigd. Artikel 4.2.8 onder a luidt gewijzigd als volgt:

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - recreatie 4’ zijn 160 recreatiewoningen toegestaan.";

II.    veroordeelt de raad van de gemeente Peel en Maas tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

III.    gelast dat de raad van de gemeente Peel en Maas aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.

w.g. Hoekstra    w.g. Milosavljević
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2019

739.