Uitspraak 201902003/1/R1


Volledige tekst

201902003/1/R1.
Datum uitspraak: 18 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Zeewolde,

en

de raad van de gemeente Zeewolde,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Gildenveld 2012, 1e partiële herziening" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2019, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. C. Th. Vos, is verschenen.

[appellant] heeft nadere stukken ingebracht.

Overwegingen

1.    Gildenveld is een kleinschalig bedrijventerrein met bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2. Daarnaast zijn maatschappelijke en dienstverlenende functies en bedrijfswoningen toegestaan. Met het plan worden de toegestane gebruiksmogelijkheden binnen de zogeheten deelgebieden 1 en 2 verruimd met onder meer het gebruik als vergadercentrum.

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

3.    [appellant] richt zijn beroep mede tegen de inhoud van de "Visie op kleinschalige bedrijventerreinen" (hierna: de Visie) die als bijlage bij de plantoelichting is gevoegd. Hij vreest dat als gevolg van de vaststelling van het plan juridisch bindende betekenis toekomt aan de Visie zodat het bestreden besluit, anders dan het gemeentebestuur beoogt, ook betekenis heeft voor het deelgebied 3, ook wel Gildenveld II genoemd, dat buiten het plangebied ligt.

3.1.    De vaststelling van het plan leidt niet tot juridisch bindende betekenis van de plantoelichting. De Visie is een bijlage daarbij. Om die reden wijzigt de vaststelling van het plan niets aan de juridische status van de Visie. Reeds hierom faalt het betoog. Overigens is de Visie reeds op 14 december 2017 als beleidsdocument vastgesteld.

4.    [appellant] betoogt dat het plan ten onrechte voorziet in het gebruik van de bij het plan betrokken gronden als vergadercentrum. Hierbij voert hij aan dat de raad zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de grote parkeerbehoefte van die functie. De enkele stelling van de raad dat parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden neemt de vrees voor parkeeroverlast in de omliggende straten, waaronder de straat waar [appellant] woont, niet weg.

4.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de regels uit het plan, gelezen in samenhang met de regels uit het moederplan, de regels uit de Parapluherziening Parkeren, de Notitie toepassing parkeernormen van maart 2013 en de CROW-normen, garanderen dat op eigen terrein wordt geparkeerd. Dat betekent dat een vergadercentrum alleen kan worden gerealiseerd als op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd.

4.2.    Het plan voorziet in de bestemming "Bedrijventerrein". Artikel 3, lid 3.1, van de planregels luidt:

"De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

alsmede voor:

h. vergadercentrum;

[…]".

Artikel 1, lid 1.3, luidt:

"vergadercentrum: een centrum waar trainingen, bedrijfspresentaties en advies wordt gegeven en waar ten behoeve van deze activiteiten vergaderruimten worden verhuurd aan derden, uitsluitend ten behoeve van zakelijke dienstverlening."

4.3.    Artikel 11 van het moederplan uit 2012 betreft een algemene gebruiksregel. Lid 11.1 luidt:

"11.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:

[…]

f. het gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernormen overeenkomstig de bijlage 'Notitie toepassing parkeernormen'."

Lid 11.2 luidt:

"11.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 onder f: indien in de nabije omgeving voldoende parkeerplaatsen zijn of kunnen worden gerealiseerd, overeenkomstig de regels ten aanzien van parkeren zoals opgenomen in de bijlage 'Notitie toepassing parkeernormen'."

4.4.    Artikel 2, lid 2.2.1, van het bestemmingsplan "Parapluherziening Parkeren" luidt:

"2.2.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van gronden en/of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de in bijlage 1 gegeven normen."

Artikel 2, lid 2.3.6, luidt:

"2.3.6 Gildenveld 2012:

11. In het bestemmingsplan 'Gildenveld 2012' wordt artikel 11.1.f vervangen door 11.1.f dat als volgt komt te luiden: het gebruik van gronden en/of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de in bijlage 1 gegeven normen.

12. In het bestemmingsplan 'Gildenveld 2012' wordt artikel 11.2 vervangen door 11.2 dat als volgt komt te luiden:

Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 11.1.f, en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie."

De bijlage betreft de 'Notitie toepassing parkeernormen' van de Gemeente Zeewolde van maart 2013.

4.5.    In de 'Notitie toepassing parkeernormen' van de Gemeente Zeewolde van maart 2013 (hierna: het parkeerbeleid) staat dat elke initiatiefnemer van een plan zelf verantwoordelijk is voor het realiseren van zijn eigen parkeerbehoefte. Een nieuw initiatief mag geen problemen veroorzaken in de omgeving. Dit betekent dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen terrein moet worden gerealiseerd. Wanneer een initiatiefnemer van een ontwikkeling niet voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein kan realiseren moet er worden gezocht naar alternatieven. Alternatieven kunnen bijvoorbeeld worden gezocht in de nabije omgeving op openbaar gebied of in een gezamenlijke (duurzame) oplossing van meerdere bedrijven. Indien er alternatieven voorhanden zijn, dan wel de mogelijkheid en bereidheid vanuit alle partijen bestaat om extra parkeerplaatsen in het openbaar gebied aan te leggen, kan, mits onderbouwd, afgeweken worden van de verplichting om de parkeergelegenheid op eigen terrein te realiseren.

Voorts is vermeld dat de normen zoals deze door het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW) zijn vastgesteld uitgangspunt zijn bij het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen. Bij de toepassing van deze normen dient te worden uitgegaan van de kolom 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens moet worden uitgegaan van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven, aldus het parkeerbeleid.

4.6.    De Afdeling stelt voorop dat het voorliggende plan geen oplossing hoeft te bieden voor een eventueel bestaand parkeertekort in de naastliggende woonwijk (zie bijv. de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3056). Het plan dient te voorzien in voldoende parkeerplaatsen voor de ontwikkelingen binnen het plangebied, zodat de bestaande parkeerdruk niet toeneemt.

4.7.    De Afdeling heeft de vraag voorgelegd welke bedrijfscategorie uit de parkeerkencijfers van het CROW het gemeentebestuur zou toepassen op een vergadercentrum zoals dat is gedefinieerd in artikel 1, lid 1.3, van de planregels. Ter zitting heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat het gemeentebestuur in dat geval de parkeernorm voor een 'Evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw' zal toepassen. Dat acht de Afdeling juist. Uitgaande van de kolom 'rest bebouwde kom', de rij 'matig stedelijk' en het gemiddelde van de bandbreedte komt de raad op basis van de kencijfers van CROW op een parkeernorm van 8,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo.

Indien die uit het voorliggende bestemmingsplan aldus voortvloeiende parkeernorm bij een concreet initiatief voor een vergadercentrum niet uitvoerbaar is, kan, zo heeft de raad voorts desgevraagd ter zitting uiteengezet, een nieuw vergadercentrum niet worden verwezenlijkt. Zo zal een aanvraag voor een omgevingsvergunning bij de toetsing aan dit plan in beginsel moeten worden geweigerd. Een uitzondering daarop vormt de afwijkingsmogelijkheid uit het parkeerbeleid. Maar de raad heeft ter zitting verzekerd dat daar zeer restrictief mee wordt omgegaan. Voor zover die norm niet is toegepast voor het bestaande vergadercentrum aan de Gildenveld 37, heeft de raad ter zitting toegelicht dat daarvoor al eerder vergunning is verleend en dat toen deze normering nog niet gold.

Het voorgaande betekent naar het oordeel van de Afdeling dat voor de door [appellant] geuite vrees dat de thans in het plan voorziene mogelijkheden voor realisering van een vergadercentrum tot onaanvaardbare parkeeroverlast zal leiden onvoldoende grond bestaat, nu op grond van de planregels de hiervoor genoemde strenge normering van 8,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo zal gelden. De raad heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onevenredige parkeeroverlast in de omgeving.

5.    Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Dat betekent dat het besluit van de raad van 20 december 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Gildenveld 2012, eerste partiële herziening" in stand blijft en met deze uitspraak onaantastbaar wordt.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.

w.g. Polak    w.g. Hupkes
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2019

635.