Uitspraak 201805447/1/A2


Volledige tekst

201805447/1/A2.
Datum uitspraak: 18 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Bergen (NH),

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 1 juni 2018 in zaak nr. 17/420 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Bergen (NH).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2016 heeft het college het verzoek van [appellant] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.

Bij besluit van 15 december 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 1 juni 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de StAB) als deskundige benoemd voor het instellen van een onderzoek.

De StAB heeft bij brief van 20 mei 2019 verslag van het onderzoek uitgebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van de gelegenheid om op dat verslag te reageren.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting, gevoegd met zaken nrs. 201805427/1/A2, 201805428/1/A2, 201805656/1/A2, 201805623/1/A2, 201805618/1/A2, 201805723/1/A2, 201805416/1/A2, 201805442/1/A2, 201805422/1/A2, 201805423/1/A2, 201805437/1/A2, 201805740/1/A2, 201805443/1/A2, 201805439/1/A2, 201805657/1/A2, 201805670/1/A2, 201805671/1/A2, 201805620/1/A2, 201805414/1/A2, 201805707/1/A2 en 201805645/1/A2, behandeld op 4, 5 en 8 juli 2019, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], vergezeld van [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. W. de Vis, advocaat te Alkmaar, en mr. P.J.M. Hink, vergezeld van mr. T. ten Have, zijn verschenen. Ook is daar verschenen de StAB, vertegenwoordigd door P.A.H.M. Willems, dr. J.F. Voerman en mr. R. Veenhof, vergezeld van taxateur T. de Boer.

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellant] is eigenaar van het perceel en de daarop gelegen woning aan de [locatie] in Bergen. Het perceel is gelegen op de hoek Bergerweg en Oude Bergerweg.

2.    [appellant] heeft bij brief van 18 augustus 2015 een verzoek om een tegemoetkoming in planschade ingediend bij het college. [appellant] heeft gesteld planschade te lijden als gevolg van het op 12 juni 2009 in werking getreden bestemmingsplan "Bergen, Dorpskern Zuid" (hierna: het nieuwe bestemmingsplan). Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat door de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan zijn woning in waarde is gedaald.

3.    In het nieuwe bestemmingsplan zijn aan het perceel van [appellant] onder meer de bestemming "Wonen-2 (W-2)" met de aanduiding voor een bouwvlak en de aanduiding "(a)" inhoudende maximale oppervlakte hoofdgebouw 120 m2 toegekend. Deze gronden zijn bestemd voor onder meer wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

4.    Voorheen gold het "Uitbreidingsplan gemeente Bergen N.H. 1937" op grond waarvan het perceel van [appellant] de bestemming "Woningen" had. Gronden met deze bestemming waren uitsluitend aangewezen voor bebouwing met woningen.

5.    Het college heeft het verzoek ter advisering voorgelegd aan Ten Have Advies v.o.f. In een advies van 29 april 2016 heeft Ten Have het college geadviseerd om het verzoek af te wijzen. Volgens Ten Have leidt het nieuwe bestemmingsplan tot beperking van de bouwmogelijkheden op het eigen perceel. Het nieuwe plan heeft echter ook tot gevolg dat het enorme bouwvolume op de omliggende percelen en de gebruiksmogelijkheden voor winkels, cafés en dergelijke die tot overlast en aantasting van de karakteristiek konden leiden, zijn komen te vervallen. Niet is uitgesloten dat het perceel van [appellant] onder het oude planologische regime zijn hoogste waarde ontleende aan een invulling met meer woningen in plaats van een invulling met één woning. Ten Have heeft zich op het standpunt gesteld dat voor die beoordeling een inpandige opname van de woning noodzakelijk is, mede gelet op het unieke karakter van de woning in het middensegment.

Omdat [appellant] geen toestemming heeft gegeven voor een inpandige bezichtiging van de woning, is het volgens Ten Have niet mogelijk te beoordelen of het perceel zijn hoogste waarde ontleende aan herontwikkeling dan wel aan handhaving van de bestaande woning. Dit heeft tot gevolg dat het niet mogelijk was om tot een waardebepaling te komen en te beoordelen of er planschade is, aldus Ten Have.

6.    Bij besluit van 5 juli 2016, gehandhaafd bij besluit van 15 december 2016, heeft het college op basis van dit advies het verzoek afgewezen.

7.    De rechtbank heeft geoordeeld dat het college het verzoek terecht heeft afgewezen op de grond dat Ten Have niet heeft kunnen beoordelen of sprake is van planschade, omdat aan Ten Have is geweigerd de woning van [appellant] inpandig te bezichtigen en het uitbrengen van een taxatie niet mogelijk was.

Hoger beroep

8.    In hoger beroep ligt de vraag voor of de rechtbank kan worden gevolgd in haar oordeel over de afwijzingsgrond dat Ten Have niet heeft kunnen beoordelen of sprake was van planschade. Indien dit oordeel niet kan worden gevolgd en [appellant] op dit punt gelijk heeft, wordt toegekomen aan de vraag of hij planschade heeft geleden. Gelet op deze tweede vraag en met het oog op een spoedige en definitieve geschilbeslechting, heeft de Afdeling voorafgaand aan de behandeling ter zitting ook in deze zaak de StAB als deskundige benoemd voor het doen van een onderzoek. Uit de volgorde van voormelde twee vragen volgt dat pas aan de bespreking van het verslag van de StAB van 20 mei 2019 wordt toegekomen, indien het oordeel van de rechtbank over voormelde afwijzingsgrond niet kan worden gevolgd en de vraag voorligt of [appellant] planschade heeft geleden.

-deskundigheid

9.    [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat Ten Have niet onafhankelijk en niet deskundig is en dat het college al daarom niet op haar adviezen heeft mogen afgaan. De rechtbank heeft terecht overwogen dat Ten Have als deskundige kan worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat Ten Have is geregistreerd bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs als Register Taxateur in de kamer Bedrijfsmatig Vastgoed en in de kamer Landelijk en Agrarisch Vastgoed. Zij heeft voorts terecht overwogen dat het enkele feit dat Ten Have niet is ingeschreven in de kamer Wonen niet betekent dat zij op dat punt niet deskundig is. Vergelijk ook de uitspraak van 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1642. Dat [appellant] het inhoudelijk niet eens is met de taxatie van Ten Have en dat Ten Have niet altijd wordt gevolgd in haar advisering, rechtvaardigt niet de conclusie dat zij niet als deskundige kan worden aangemerkt. [appellant] heeft evenmin gronden aangevoerd die leiden tot het oordeel dat Ten Have niet onafhankelijk is. Dat Ten Have in dit geval geen taxatie heeft verricht, betekent, anders dan [appellant] heeft gesteld, niet dat Ten Have niet onafhankelijk is. Ten Have heeft in haar advies toegelicht dat zij een inpandige bezichtiging van de woning van [appellant] noodzakelijk acht en dat haar geen toestemming is gegeven voor een inpandige bezichtiging waardoor een taxatie niet mogelijk was.

-mogelijkheid taxatie

10.    [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college het verzoek om een tegemoetkoming in planschade terecht heeft afgewezen op de grond dat Ten Have niet heeft kunnen beoordelen of sprake was van planschade, omdat haar is geweigerd de woning inpandig te bezichtigen en het uitbrengen van een taxatie niet mogelijk was. [appellant] voert aan dat hij in de aanvraagfase, in bezwaar en in beroep heeft verklaard dat alsnog toestemming wordt verleend voor een inpandige bezichtiging als die wordt verricht door een gecertificeerd taxateur. Het college en Ten Have hebben echter hierop niet gereageerd. Voorts wijst [appellant] op het rapport van Leenstra waarin is gesteld dat Ten Have op basis van de beschikbaar gestelde informatie wel degelijk een taxatie had kunnen uitvoeren. Verder voert [appellant] aan dat de rechtbank in drie andere zaken waarin aan Ten Have eveneens geen toestemming is gegeven voor een inpandige bezichtiging, heeft geoordeeld dat het college de taxatie opnieuw moet laten verrichten.

10.1.    De gemachtigde van [appellant] heeft Ten Have meegedeeld dat [appellant] haar geen toestemming geeft voor een inpandige bezichtiging. Ten Have heeft de woning daarom uitsluitend uitpandig bezichtigd. Zij heeft zich in haar advies van 29 april 2016 op het standpunt gesteld dat de waarde van de onroerende zaak van [appellant] in het middenhoge prijssegment, gelet op het unieke karakter ervan, niet op basis van uitsluitend een globale uitpandige bezichtiging kan worden bepaald. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het standpunt van Ten Have dat een inpandige bezichtiging noodzakelijk is voor het voor het doen van een taxatie, niet onredelijk is. Het is aan haar als deskundige om te beoordelen wat in dit geval noodzakelijk is voor het verrichten van een taxatie. Dat Leenstra van opvatting is dat Ten Have op basis van de beschikbare gegevens wel tot een taxatie had kunnen komen, betekent niet dat het standpunt van Ten Have onredelijk is. Dit geldt evenzeer voor de stelling van [appellant] dat hij medewerking heeft verleend op andere punten dan de inpandige bezichtiging. De rechtbank heeft voorts terecht van belang geacht dat van [appellant] als aanvrager om een tegemoetkoming in planschade mag worden verlangd dat hij alle noodzakelijk geachte medewerking verleent aan de beoordeling van zijn aanvraag en de door het college ingeschakelde deskundige. Hij heeft hieraan niet voldaan. [appellant] heeft zowel in de aanvraagfase als op de hoorzitting van de commissie van advies voor de bezwaarschriften Ten Have geen toestemming gegeven voor een inpandige bezichtiging. De stelling van [appellant] dat hij alsnog toestemming heeft verleend voor een inpandige bezichtiging als die wordt verricht door een gecertificeerd taxateur, doet er niet aan af dat hij Ten Have die toestemming niet heeft verleend. Zoals hiervoor in 9 is overwogen, is zij een onafhankelijke deskundige op het gebied van planschade. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de gevolgen van het niet verlenen van medewerking voor de beoordeling van de aanvraag, voor rekening en risico van [appellant] dienen te blijven.

De verwijzing door [appellant] naar de zaken met nrs. 201805437/1/A2, 201805422/1/A2 en 201805618/1/A2, waarin Ten Have eveneens geen inpandige bezichtiging heeft verricht en de rechtbank heeft geoordeeld dat het college een nieuwe taxatie moet laten verrichten, leidt niet tot een ander oordeel. Deze zaken hebben betrekking op een andere situatie dan hier aan orde. In die zaken heeft Ten Have het op basis van de planvergelijking aannemelijk geacht dat er als van gevolg van de planologische wijziging per saldo sprake is van een waardestijging. De rechtbank heeft in die zaken geoordeeld dat Ten Have dit niet inzichtelijk heeft gemaakt en dat het college alsnog een taxatie moet laten verrichten.

10.2.    Gelet op het voorgaande heeft rechtbank terecht geoordeeld dat het college het verzoek om een tegemoetkoming in planschade terecht heeft afgewezen op de grond dat Ten Have niet heeft kunnen beoordelen of sprake was van planschade.

Het betoog faalt. Aan de bespreking van het StAB-verslag wordt niet meer toegekomen.

11.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

12.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Jansen
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2019

609.