Uitspraak 201904403/1/R1


Volledige tekst

201904403/1/R1.
Datum uitspraak: 11 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Haarlem,

2.    [appellant sub 2] en anderen, wonend te Haarlem,

en

de raad van de gemeente Haarlem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 april 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Tempeliersstraat-Raamsingel" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 1] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

HBB Ontwikkeling B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant sub 2] en anderen en HBB hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2019, waar [appellant sub 2] en anderen, bij monde van [appellant sub 2], [appellant sub 1], bijgestaan door mr. B.P. van Overeem, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door K.S. Mahi, mr. L.M. Baas, S. Bosma, drs. H.J. Alefs en ir. R.T. Tjerkstra, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord

HBB, vertegenwoordigd door mr. E.M. van Bommel, advocaat te Amsterdam.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan voorziet in de herontwikkeling van het voormalige pand van de Haarlemse Kegelbond (hierna: het HKB gebouw) aan de Tempeliersstraat 35, de bebouwing aan de Raamsingel en het aangrenzende parkeerterrein door het realiseren van zes woongebouwen met een ondergrondse parkeergarage. Daartoe zijn aan de gronden van het perceel onder meer de bestemmingen "Wonen", "Gemengd - 6", "Verkeer" en "Tuin - 1" toegekend. Verder zijn ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met categorie 2" commerciële activiteiten toegestaan. Het plangebied ligt binnen het gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Hiervoor was voor het parkeerterrein en de bebouwing aan de Tempeliersstraat de Bouwverordening Haarlem van kracht. Aan de overige gronden in het plangebied was in vorige het plan de bestemming "Gemengd - 4" toegekend.

2.    [appellant sub 2] en anderen wonen in de omgeving van het plangebied. Zij verzetten zich tegen het plan, omdat zij vrezen voor een aantasting van het beschermd stadsgezicht. [appellant sub 1] woont direct naast het plangebied aan de [locatie]. Hij kan zich niet verenigen met de bestemming "Wonen", voor zover aan de oostzijde van zijn perceel de aanduiding "bouwvlak" is toegekend. [appellant sub 1] vreest een aantasting van zijn woon- en leefklimaat als gevolg van deze bouwmogelijkheid.

3.    HBB is de initiatiefnemer van het plan.

4.    Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.

Toetsingskader

5.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Procedureel

6.    [appellant sub 1] betoogt dat hij - nu hij over het ontwerpplan een zienswijze naar voren heeft gebracht - ten onrechte niet persoonlijk op de hoogte is gesteld van de vaststelling van het plan.

6.1.    De Afdeling overweegt dat de omstandigheid dat geen mededeling van het besluit tot vaststelling van een plan is gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit betreft. Reeds om die reden kan deze beroepsgrond de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet aantasten.

Het betoog faalt.

Woon- en leefklimaat

7.    [appellant sub 1] betoogt dat de voorziene bebouwing aan de oostzijde van zijn perceel leidt tot een onaanvaardbare afname van lichtinval in zijn woning en tuin, omdat het toegekende bouwvlak te dicht op zijn perceel is gesitueerd en met zijn belangen onvoldoende rekening is gehouden. Volgens hem kan niet van de juistheid van de bezonningsstudie worden uitgegaan, omdat de resultaten niet aannemelijk zijn. In dat kader voert hij aan dat in de zijgevel van zijn woning de meeste ramen zijn gesitueerd, zodat met het plan de lichtinval ernstig wordt beperkt.

[appellant sub 1] verzoekt om het bouwvlak op minimaal 2 m afstand van zijn perceel te situeren.

7.1.    Ten behoeve van het plan is een bezonningsstudie uitgevoerd om te bepalen welke effecten de voorziene ontwikkeling heeft op de bestaande bebouwing in de omgeving. Hierbij is de schaduwwerking in kaart gebracht voor verschillende tijdstippen op 21 januari, 19 februari, 21 maart, 21 juni, 23 september, 21 oktober en 22 november. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Bezonningsstudie project Vierhoek Haarlem Toetsing aan de lichte en strenge TNO-norm" van Prevent Adviesgroep van 26 november 2018, gewijzigd op 15 december 2018. Uit de bezonningsstudie volgt, zo vermeldt de plantoelichting, dat voor de bezonning van het perceel van [appellant sub 1] wordt voldaan aan de zogenoemde lichte TNO-norm, maar dat niet wordt voldaan aan de strenge TNO-norm.

7.2.    De raad stelt, onder verwijzing naar de bezonningsstudie, dat de afname van lichtinval op het perceel van [appellant sub 1] - uitgaande van de lichte TNO-norm - aanvaardbaar is. Daartoe heeft de raad toegelicht dat het beoogde bouwvlak op een afstand van 2 m is gesitueerd ten opzichte van de zijgevel van het perceel van [appellant sub 1]. Verder heeft de raad in zijn afweging betrokken dat in de bebouwde situatie de woning van [appellant sub 1] de meeste lichtinval krijgt via de voor- en achtergevel en dat de beperkte schaduwwerking die voortvloeit uit het plan voornamelijk effect heeft op de toilet- en keukenruimte en de trappenhal. Volgens de raad zal het plan in zoverre niet leiden tot onaanvaardbare schaduwhinder.

7.3.    In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de bezonningsstudie onzorgvuldig tot stand is gekomen. Gelet hierop heeft de raad zich, mede onder verwijzing naar de bezonningsstudie, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevolgen voor de bezonning van het perceel van [appellant sub 1] aanvaardbaar zijn. Voor haar oordeel acht de Afdeling van betekenis dat het gebied een stedelijke omgeving betreft.

Het betoog faalt.

Beschermd stadsgezicht

8.    [appellant sub 2] en anderen betogen dat de voorziene ontwikkeling leidt tot een aantasting van het beschermd stadsgezicht in het gebied, omdat het plan onvoldoende waarborgen biedt om dit in stand te houden. Zij voeren aan dat met het plan ten onrechte voorbij wordt gegaan aan het door Bureau SteenhuisMeurs verrichte cultuurhistorisch onderzoek "Tempeliersstraat 35 - Haarlem" van februari 2015 (hierna: het rapport van Bureau SteenhuisMeurs). In dat kader wijzen zij op de omstandigheden dat de bebouwing langs de Tempeliersstraat kleinschalig is, dat sprake is van een klassieke vormgeving van gebouwen en dat de bebouwing bestaat uit metselwerk. Bovendien doen de toegestane maximale goot- en bouwhoogte onvoldoende recht aan het beschermde karakter van het gebied, aldus [appellant sub 2] en anderen. Zij achten nadere eisen zoals genoemd in artikel 8, lid 8.3, van de planregels, al noodzakelijk bij de vaststelling van het plan. In dat verband voeren zij, onder verwijzing naar de Nota Ruimtelijke Kwaliteit deel 1 en deel 2 (hierna: de Welstandnota), aan dat in het bijzonder rekening moet worden gehouden met de dakvormen.

8.1.    In de plantoelichting is vermeld dat het gebied Haarlem Zuidwest is aangewezen als beschermd stadsgezicht en dat het plangebied binnen dit gebied valt. Voorafgaand aan het vaststellen van het plan is onderzoek verricht naar de effecten van het plan op de cultuurhistorische waarden, de stedenbouwkundige inpassing en de technische omgevingsaspecten. In het rapport van Bureau SteenhuisMeurs, aangevuld bij brief van 17 februari 2015, wordt geconcludeerd dat het HKB gebouw cultuurhistorische, stedenbouwkundige, architectonische en typologische waarden kent. Daarom zijn voor de locatie van het pand aanbevelingen gedaan voor onder meer de situering, schaal en maat en gevelopbouw. De effecten van het plan op de directe omgeving zijn beoordeeld aan de hand van de zichtlijnenstudie van 28 januari 2019 en de daarbij behorende cultuurhistorische effectrapportage. Hieruit volgt dat het plan weliswaar invloed heeft op de cultuurhistorische en stedenbouwkundige structuren in de omgeving, maar deze invloed acceptabel is. Daarnaast heeft de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (hierna: de ARK) op 18 juli 2017 advies uitgebracht over de voorziene ontwikkeling. In het advies is vermeld dat op structuurniveau sprake is van behoud en versterking van het gebied. De ARK heeft wel kanttekeningen geplaatst bij de architectuur van de nieuwbouw.

8.2.    De raad stelt zich, mede onder verwijzing naar deze onderzoeken, op het standpunt dat het plan weliswaar effect heeft op het stadsgezicht, maar dat bij de voorziene ontwikkeling zoveel mogelijk rekening is gehouden met de kwaliteiten en cultuurhistorische aspecten van het gebied. Daartoe heeft de raad toegelicht dat bij het vaststellen van het plan uitgangspunten zijn gehanteerd zoals beschreven in het rapport van Bureau SteenhuisMeurs. Aan de gronden van het plangebied is de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd stadsgezicht" toegekend en in artikel 8, lid 8.2, van de planregels zijn bouwregels opgesteld ter bescherming van het beschermd stadsgezicht. Wat betreft de stedenbouwkundige inpassing stelt de raad dat de functie van het HKB gebouw als hoeksteen van de Tempeliersstraat, de beeldbepalende verspringingen tussen de verschillende gebouwdelen en de rooilijn ter plaatse behouden blijven. Bovendien wordt een hoekaccent toegevoegd, zodat de oorspronkelijke gebouwdelen worden benadrukt, aldus de raad. Over het advies van de ARK heeft de raad toegelicht dat de architectonische uitwerking, zoals benoemd in het advies, niet is vastgelegd in het plan, maar wel wordt beoordeeld bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. In dat kader biedt artikel 8, lid 8.3, van de planregels de mogelijkheid om nadere eisen te stellen aan de bouw- en gebruiksregels van de bebouwing. Volgens de raad doet het plan voldoende recht aan de omgeving en bestaande bebouwing.

8.3.    De Afdeling ziet in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met de aanwijzing van het gebied als beschermd stadsgezicht. Over het betoog dat het plan in strijd is met de Welstandnota, overweegt de Afdeling dat het in de Welstandsnota neergelegde beleid niet is bedoeld voor het opstellen van een bestemmingsplan, maar voor de toetsing van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Hetgeen over de Welstandnota is aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.

Het betoog faalt.

Status "orde 2-bouwwerk"

9.    [appellant sub 2] en anderen betogen, onder verwijzing naar het rapport van Bureau SteenhuisMeurs, de brief van een wethouder van 17 maart 2016 en het verslag van de commissie Ontwikkeling van de gemeente Haarlem van 24 maart 2016, dat het HKB gebouw ten onrechte niet is aangewezen als "orde 2-bouwwerk", terwijl in de plantoelichting van het ontwerpplan was vermeld dat de raad voornemens was om dit wel te doen. Door het pand niet aan te wijzen als "orde 2-bouwwerk" gaan cultuurhistorische waarden ter plaatse verloren, aldus [appellant sub 2] en anderen.

9.1.    Ingevolge artikel 1, lid 1.54, van de planregels wordt onder orde 2 bouwwerken verstaan: "orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn."

9.2.    Uit de plantoelichting blijkt dat de raad ervoor heeft gekozen om het HKB gebouw, onder meer vanwege de bouwkundige staat en de wens van een ondergrondse parkeergarage, te slopen en te vervangen door nieuwbouw. De Afdeling overweegt dat in de brief van 17 maart 2016 en het verslag van 24 maart 2016 weliswaar wordt aanbevolen om het pand aan te wijzen als orde 2, maar dat daarin ook andere mogelijkheden worden genoemd om de cultuurhistorische waarden ter plaatse te behouden. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat bij de vaststelling van het plan een integrale afweging is gemaakt waarbij de wens om een ondergrondse parkeergarage te realiseren een belangrijke rol heeft gespeeld. De raad heeft deze afweging in redelijkheid kunnen maken. Voor zover [appellant sub 2] en anderen verwijzen naar de plantoelichting van het ontwerpplan heeft de raad toegelicht dat dit daarin onjuist is vermeld en dat de plantoelichting van het vastgestelde plan in zoverre is aangepast. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid de keuze kunnen maken om het HKB gebouw niet aan te wijzen als "orde 2-bouwwerk".

Het betoog faalt.

Ontsluiting

10.    [appellant sub 2] en anderen betogen dat de beoogde parkeergarage ten onrechte wordt ontsloten via de Tempelierstraat. Volgens hen leidt het plan - in het bijzonder de voorziene ontsluiting - tot een verslechtering van de verkeerssituatie op de Tempeliersstraat. In dat verband voeren zij aan dat thans al sprake is van veel verkeersbewegingen, zodat de beoogde ontsluiting de bestaande verkeersoverlast op deze weg zal verergeren. Verder betogen [appellant sub 2] en anderen dat de voorziene ontsluiting leidt tot onveilige verkeerssituaties, omdat de Tempelierstraat 15 m breed is en geen fietsstroken kent. Voorts is de uitgang van de parkeergarage volgens [appellant sub 2] en anderen vlak naast een stoplicht gesitueerd. Verder geldt er op de Tempelierstraat ten onrechte een maximumsnelheid 50 km/uur, terwijl uit het "Haarlems Verkeers- en Vervoerplan" van december 2002 en het coalitieprogramma 2018-2022 "Duurzaam Doen" van 1 juni 2018 volgt dat deze weg daar ongeschikt voor is, aldus [appellant sub 2] en anderen. Zij voeren aan dat de parkeergarage in eerste instantie zou worden ontsloten via de Raamsingel en dat deze ontsluitingsmogelijkheid in de periode 2014-2016 zonder enige motivering is aangepast. Het verkeersonderzoek dateert van

juli 2018 en is derhalve achteraf uitgebracht, aldus [appellant sub 2] en anderen. Daarnaast betogen [appellant sub 2] en anderen dat de raad de alternatieve ontsluitingsmogelijkheid via de Raamsingel onvoldoende in de afweging heeft betrokken. Volgens hen is de ontsluiting via de Raamsingel vanuit verkeersveiligheidsoogpunt wenselijker, omdat deze weg is ingericht voor eenrichtingsverkeer en de betrokken verkeersdeskundige op de informatieavond van 17 oktober 2018 heeft aangegeven dat het druk en onoverzichtelijk wordt op de Tempelierstraat.

10.1.    Het plan voorziet in een ontsluiting van de beoogde parkeergarage op de Tempelierstraat. De Tempelierstraat is een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/uur. Ten behoeve van het plan is onderzoek verricht naar de verkeerskundige consequenties van het plan. De resultaten zijn neergelegd in het rapport "Actualisatie verkeerskundige toets project 'Tempelierstraat en Raamsingel" van adviesbureau Goudappel Coffeng van 6 maart 2019 (hierna: het verkeersonderzoek). Bij het bepalen van de verkeersgeneratie is, zo vermeldt het verkeersonderzoek, gebruikgemaakt van kencijfers uit de publicatie 317 van het CROW "Kencijfers Parkeren en Verkeersgeneratie publicatie" en ervaringscijfers van Goudappel Coffeng. Hieruit volgt dat de realisatie van het plan ongeveer 230 verkeersbewegingen per etmaal genereert. De huidige verkeersintensiteit op de Tempelierstraat bedraagt, zo vermeldt het verkeersonderzoek, ongeveer 5.500 motorvoertuigen per etmaal. In het verkeersonderzoek wordt geconcludeerd dat de Tempelierstraat - volgens de richtlijnen van "Duurzaam Veilig" van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid - een wegcapaciteit van 10.000 motorvoertuigen per etmaal kent en dat deze weg de toename van het aantal verkeersbewegingen kan verwerken.

10.2.    Wat betreft de maximumsnelheid ter plaatse van de Tempelierstraat heeft de raad toegelicht dat deze weg is ingericht als een 50 km/uur-weg en dat de gemeente niet voornemens is om de maximaal toegestane snelheid ter plaatse aan te passen. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat in het verkeersonderzoek ten onrechte de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/uur als uitgangspunt is gehanteerd.

Voor zover [appellant sub 2] en anderen betogen dat het verkeersonderzoek achteraf is uitgebracht, overweegt de Afdeling dat de Awb zich er niet tegen verzet dat aanvullende onderzoeksrapporten worden uitgebracht na de periode dat een ontwerpplan ter inzage heeft gelegen en dat deze ten grondslag worden gelegd aan een te nemen besluit.

De Afdeling stelt vast dat [appellant sub 2] en anderen voor het overige geen concrete gegevens hebben ingebracht tegen het verkeersonderzoek. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat het verkeersonderzoek niet zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de resultaten daarvan niet aan het plan ten grondslag mochten worden gelegd. Onder verwijzing naar het verkeersonderzoek heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Tempelierstraat de verkeersgeneratie als gevolg van het plan kan verwerken en dat ter plaatse geen onaanvaardbare verkeerssituatie zal ontstaan.

Het betoog faalt.

10.3.    Wat betreft de verkeersveiligheid ter plaatse van de Tempelierstraat  heeft de raad toegelicht dat het plan niet leidt tot verkeersonveilige situaties. Daartoe heeft hij toegelicht dat de rijstrook - ter hoogte van de plek waar de uitrit van de garage wordt gerealiseerd - ruim 4 m breed is en dat de afstand tot aan de trottoirband ongeveer 6 m is, zodat het autoverkeer gemakkelijk kan passeren zonder gebruik te maken van de fietsstroken. Over de situering van de beoogde parkeergarage nabij het stoplicht is toegelicht dat de afstand tussen de in- en uitrit en de stopstreep voor het kruispunt ongeveer 20 m bedraagt. Gelet op de gegeven toelichting heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot verkeersonveilige situaties.

Het betoog faalt.

10.4.    Over de alternatieve ontsluitingsmogelijkheid overweegt de Afdeling als volgt. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen. De raad heeft toegelicht dat alternatieven - waaronder het genoemde alternatief - in beschouwing zijn genomen, maar dat die minder geschikt zijn dan de ontsluitingsmogelijkheid in het plan. Volgens de raad heeft dit onder meer te maken met de verkeersintensiteit op de Tempeliersstraat en de verkeersveiligheid ter plaatse. Het alternatief is derhalve in planologisch opzicht niet gewenst, aldus de raad. In zoverre is de voorziene ontsluiting het resultaat van een verkeerskundige afweging. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling in wat is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid voor de in het plan voorziene ontsluiting heeft kunnen kiezen.

Het betoog faalt.

Horecafunctie

11.    [appellant sub 2] en anderen betogen dat het plan ten onrechte geen beperkende voorwaarden voor horeca bevat, omdat zij vrezen voor overlast van bezorgscooters. Volgens hen worden de scooters op de stoep geplaatst en veroorzaken daarmee overlast. In dat kader voeren zij aan dat er in de omgeving van het plangebied al horeca is gevestigd die gebruikmaakt van scooters, zodat de bestaande overlast door het plan zal verergeren. Verder betogen [appellant sub 2] en anderen dat de planregeling onvoldoende waarborgen bevat om de gevreesde overlast te beperken. Zij voeren aan dat de in artikel 3, lid 3.3, van de planregels vastgelegde openingstijden voor horeca niet aansluiten op de gebruikelijke winkeltijden. Voorts is in de planregels ten onrechte niet geborgd dat geen gebruik mag worden gemaakt van bezorgscooters, aldus [appellant sub 2] en anderen.

11.1.    Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels is op de begane grond van het beoogde gebouw aan de Tempelierstraat horeca tot en met categorie 2 toegestaan. In artikel 3, lid 3.3, van de planregels is opgenomen dat het horecabedrijf tussen 22.00 en 7.00 uur gesloten dient te zijn. Deze lichte horeca-activiteiten zijn, zo vermeldt de plantoelichting, passend binnen de bestemming "Gemengd - 6" en dragen bij aan de leefbaarheid van het gebied. Verder is in de plantoelichting vermeld dat de functies aansluiten bij het gebruik van de locatie als woonlocatie en voorzieningen toevoegen voor de bewoners en de omgeving. In dat kader heeft de raad toegelicht dat de Tempeliersstraat reeds vergelijkbare functies kent. Verder heeft de raad toegelicht dat bij het vaststellen van de openingstijden is afgeweken van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: de APV), zodat onder meer geluidoverlast wordt beperkt en aantasting van de sociale veiligheid als gevolg van horeca wordt voorkomen. Ook moeten de horecabedrijven voldoen aan de geluideisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. De raad stelt dat een horecafunctie - mede gelet op de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" - in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Over de gevreesde overlast van bezorgscooters stelt de raad dat op grond van de APV handhavend kan worden opgetreden in gevallen dat bromfietsen overlast veroorzaken.

11.2.     Naar het oordeel van de Afdeling is niet aannemelijk dat het plan tot een zodanige overlast voor de omgeving leidt dat de raad het plan in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. De gevreesde overlast van bezorgscooters is een handhavingskwestie die bij de beoordeling van het plan niet aan de orde is.

Het betoog faalt.

Conclusie

12.    De beroepen zijn ongegrond.

13.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

w.g. Van Ravels    w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2019

191-909.