Uitspraak 201905993/1/R2 en 201905993/2/R2


Volledige tekst

201905993/1/R2 en 201905993/2/R2.
Datum uitspraak: 11 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Someren,

en

de raad van de gemeente Someren,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 mei 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Somerdaal" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.

[appellanten] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 oktober 2019, waar [appellanten], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. Kuijken en mr. S. Salemans, zijn verschenen. Ter zitting is Somerdaal B.V., vertegenwoordigd door M.G.J. Koenen, als partij gehoord.

Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Na de zitting hebben de raad op 14 november 2019 en Somerdaal B.V. op 21 november 2019 nadere stukken ingediend.

Overwegingen

Inleiding

1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Hoewel de stukken van 14 november en 21 november weliswaar betrekking hebben op hetgeen ter zitting is besproken, betreft deze de feitelijke bouw van een recreatiechalet. Daarom zijn de stukken niet van belang voor deze zaak over het bestemmingsplan en laat de voorzieningenrechter ze buiten beschouwing.

2.    Het plangebied ligt aan de Heikantstraat ongenummerd, nabij nummer 2, te Someren. Het gebied is geheel bestemd voor recreatie en maakt het mogelijk om recreatiechalets te bouwen. De chalets worden gebouwd op kavels met een omvang vanaf circa 340 m2 en worden landschappelijk ingepast, zoals voorzien in een bij het plan horende landschappelijke inpassing. Deze inpassing is als bijlage bij de regels gevoegd. Aan de oostzijde van het plangebied is de bestaande woning als bedrijfswoning bestemd.

[appellanten] wonen ten noorden van het plangebied. Hun perceel grenst aan het plangebied en hun woning staat op ongeveer 60 meter van de perceelsgrens. Zij vrezen met name voor de overlast die kan optreden door het gebruik van recreatiechalets nabij hun woning en tuin.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De voorzieningenrechter stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het beroep inhoudelijk

4.    [appellanten] stellen dat de raad zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de hinder en overlast die bij hen kan optreden doordat zeer nabij hun tuin en woning recreatiechalets worden gebouwd. Een afweging van de betrokken belangen is in de plantoelichting niet te vinden. Weliswaar heeft de raad aandacht besteed aan het afzonderlijke aspect geluidsoverlast, maar dat is niet voldoende voor een integrale beoordeling. Bovendien is in dat verband weliswaar de geluidbelasting op de woning in ogenschouw genomen, maar is niet gekeken naar het woon- en leefklimaat in de tuin.

4.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de betrokken belangen afdoende en juist zijn afgewogen. In de eerste plaats ligt het plangebied binnen het zogeheten projectlocatiegebied  "De Heihorsten" waarbinnen het gemeentelijke beleid is gericht op de verruiming van de mogelijkheden voor recreatie. Daarnaast is rekening gehouden met de richtafstanden uit de VNG-brochure "Bedrijven- en milieuzonering" 2009 (hierna: VNG-brochure) en staat de woning van [appellanten] ruim verder dan de daarin opgenomen richtafstand. Weliswaar ligt een deel van de tuin van [appellanten] binnen die richtafstand, maar mede gelet op de lage te verwachten gebruiksintensiteit van het plangebied zal het leefklimaat in de tuin aanvaardbaar blijven.

4.2.    De voorzieningenrechter overweegt dat de planlocatie ligt binnen een gebied waar de raad streeft om recreatie tot ontwikkeling te brengen. Dit streven is onder meer beschreven in de structuurvisie "Someren 2028", vastgesteld op 24 april 2013. De raad kon het plan passend achten binnen dit streven.

Voor de specifieke inpassing van het plan nabij de woning van [appellanten] is de raad aangesloten bij de richtafstanden in de VNG-brochure. Daarbij is uitgegaan van een categorie 2 bedrijf binnen een gemengd gebied, zodat de richtafstand 10 meter is tot een woning. Dit uitgangspunt is niet bestreden.

De woning van [appellanten] staat op ongeveer 60 meter van de plangrens, zodat aan de richtafstand wordt voldaan. Verder is de raad ingegaan op de vrees van [appellanten] voor hinder en overlast in algemene zin en zijn de belangen over en weer afgewogen. Dat daarbij geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat een deel van de tuin binnen 10 meter van de plangrens ligt, zoals [appellanten] stellen, volgt de voorzieningenrechter niet.

Verder bevat artikel 4, leden 4.3.1. en 4.3.2, van de planregels een voorwaardelijke verplichting op grond waarvan de recreatiechalets alleen in gebruik mogen worden genomen als de landschappelijke inpassing die is opgenomen in de bijlage bij de regels is aangelegd. De landschappelijke inpassing voorziet onder meer in een houtwal tussen de chalets en het perceel van [appellanten].

Gelet op het voorgaande kon de raad in redelijkheid het plan in overeenstemming achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij is rekening gehouden met de betrokken belangen. Die zijn in voldoende mate afgewogen. Het betoog slaagt niet.

5.    [appellanten] vrezen dat het plangebied niet goed bereikbaar is bij calamiteiten, omdat het perceel relatief diep is en maar één ingang heeft. Dat kan betekenen dat hun perceel gebruikt moet worden om toegang te krijgen tot het plangebied. Zij wijzen erop dat het plan weliswaar ter advies is voorgelegd aan de veiligheidsregio Brabant Zuidoost, maar dat niet alle adviezen zijn opgevolgd. Zo is niet verzekerd dat geen groepen verminderd zelfredzame personen zullen worden gehuisvest, ofschoon het park wordt gericht op een 50+ doelgroep. Ook is niet duidelijk of het geadviseerde gesprek over de inrichting van het plangebied is gevoerd.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het park niet gericht is op groepen verminderd zelfredzame personen. Zo zijn hiervoor geen voorzieningen aanwezig. Verder heeft de raad een stuk overgelegd waarin staat dat de brandweer op 12 november 2018 overleg heeft gevoerd met de initiatiefnemer en geen bezwaar heeft tegen de plannen.

5.2.    Bij de voorbereiding van het plan is overleg gevoerd met de veiligheidsregio, omdat het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van twee hogedrukaardgasleidingen van de Gasunie. In het advies van de veiligheidsregio staat onder meer dat overleg tussen veiligheidsregio en initiatiefnemer is aangewezen. Dit overleg heeft op 12 oktober 2018 plaatsgevonden. De veiligheidsregio heeft laten weten geen bezwaar te hebben tegen de plannen.

Voor zover [appellanten] wijzen op de omstandigheid dat de voorziene ontwikkeling zich richt op een doelgroep van 50+, zodat gevreesd moet worden dat groepen verminderd zelfredzamen op het park aanwezig zijn, overweegt de voorzieningenrechter dat deze doelgroep niet vereenzelvigd kan worden met verminderd zelfredzamen. Daarnaast lenen de chalets van de toegestane maximaal 100 m2 zich niet voor groepshuisvesting waarvoor de veiligheidsregio heeft gewaarschuwd.

De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te oordelen dat (delen van) het perceel onvoldoende bereikbaar zijn voor hulpdiensten. Het betoog slaagt niet.

6.    [appellanten] stellen dat het plan stikstofdepositie teweeg kan brengen op het nabijgelegen Natura 2000-gebied Strabrechtse Heide & Beuven". Hierdoor kunnen de natuurlijke kenmerken van dit gebied worden aangetast.

6.1.    Artikel 8:69a van de Awb luidt: "De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."

Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

6.2.    [appellanten] beroepen zich met deze beroepsgrond op de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) die onder meer regels geeft om de natuur van Natura 2000-gebieden te beschermen. Zij wonen op ongeveer 1,1 kilometer afstand van het betrokken Natura 2000-gebied. Gelet op deze afstand maakt dit gebied geen deel uit van hun directe leefomgeving en bestaat geen verwevenheid van hun individuele belang bij het behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen. Eventueel uitzicht op delen van dit gebied, dat [appellanten] stellen te hebben, maakt op deze afstand deze conclusie niet anders. De beroepsgrond over mogelijke aantasting van de natuurlijke kenmerken van dit gebied door stikstofdepositie kan op grond van artikel 8:69a van de Awb niet tot vernietiging van het plan leiden.

Daarom bespreekt de voorzieningenrechter de beroepsgronden over stikstofdepositie niet.

6.3.    Gelet op dit oordeel acht de voorzieningenrechter het niet opportuun om nader in te gaan op de aanvullende Aeriusberekening die Somerdaal B.V. ter zitting wenste over te leggen en waarvan zij stelt deze twee dagen voorafgaand aan de zitting te hebben ingezonden.

7.    [appellanten] stellen dat de noodzaak om de bestaande woning aan de oostzijde van het plangebied als bedrijfswoning te bestemmen niet is aangetoond. Het plan voorziet in afzonderlijk te verkopen recreatiechalets, zodat er geen redelijk belang bestaat om een bedrijfsvoerder op het perceel te laten wonen.

7.1.    Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad voldoende onderbouwd dat een bedrijfswoning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De raad heeft beschreven dat het de bedoeling is dat initiatiefnemer toezicht houdt op het park en op de recreatiechalets en het onderhoud verzorgt. Met het oog op het voorkomen van bijvoorbeeld ongewenst bezoek, het ontstaan van verrommeling en achterstallig onderhoud, acht de raad aanwezigheid ter plaatse nodig. Dit acht de voorzieningenrechter redelijk. Het betoog slaagt niet.

8.    [appellanten] stellen dat de raad op een aantal punten het plan niet heeft vastgesteld in overeenstemming met hetgeen is beoogd, dan wel voldoende duidelijk heeft gemaakt wat is bestemd.

In de eerste plaats maakt het plan 23 chalets mogelijk in plaats van de beoogde 13.

In de tweede plaats lijkt het plan 100 m2 aan bijgebouwen mogelijk te maken bij iedere recreatiechalet in plaats van alleen bij de bestaande woning die als bedrijfswoning is bestemd.

In de derde plaats maakt het plan dakterrassen mogelijk op de chalets, hetgeen niet lijkt te zijn beoogd of waarvan in ieder geval de mogelijkheid niet is overwogen.

8.1.    Ter zitting is gebleken dat de raad zich kan vinden in de standpunten van [appellanten]. De raad heeft de voorzieningenrechter verzocht het plan op de hierna genoemde wijze aan te passen. De initiatiefnemer kan zich verenigen met deze aanpassingen, zo heeft deze ter zitting verklaard.

In artikel 4, lid 4.2.2, onder a, dient het getal "23" gewijzigd te worden in het getal "13";

In artikel 4, lid 4.2.4, onder a, dient het woord "woning" gewijzigd te worden in het woord "bedrijfswoning";

In artikel 4, lid 4.2.2, onder d, wordt de zin aangevuld met: ", waarvan het gebruik als dakterras is uitgesloten".

In artikel 4, lid 4.3.1, wordt aan de opsomming a t/m f toegevoegd: "g. het gebruik van het plat dak als dakterras."

Conclusie

8.2.    Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad zich ten aanzien van de onder 8.1 genoemde planonderdelen inmiddels op een ander standpunt stelt, zonder dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding geven. Het bestreden besluit is dus in zoverre genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.

8.3.    Met het oog op een spoedige beëindiging van het geschil ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, op de wijze zoals hierboven onder 8.1 is beschreven. De voorzieningenrechter acht hiervoor van belang dat de raad deze wijzigingen heeft voorgesteld en zowel [appellanten] als de initiatiefnemer zich kunnen verenigen met deze aanpassingen. Daarbij is niet gebleken van een wettelijke belemmering voor deze wijzigingen. De voorzieningenrechter zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover dit is vernietigd.

8.4.    De uitspraak betekent dat het plan van kracht blijft, onder wijziging van de genoemde onderdelen.

8.5.    Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

9.    Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.

Proceskostenveroordeling

10.    De raad dient ten aanzien van [appellanten] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Someren van 9 mei 2019 waarbij het bestemmingsplan "Somerdaal" is vastgesteld, voor zover hierbij in artikel 4 van de planregels:

- in lid 4.2.2, onder a, het getal "23" staat;

- in lid 4.2.4, onder a, het woord "woning" staat;

- in lid 4.2.2, onder d, niet is geregeld dat het gebruik als dakterras is uitgesloten";

- in lid 4.3.1, niet is geregeld dat het gebruik als dakterras is uitgesloten;

III.    bepaalt dat de planregels op de hierna genoemde wijze worden aangepast:

-    In artikel 4, lid 4.2.2, onder a, wordt het getal "23" gewijzigd in het getal "13";

-    In artikel 4, lid 4.2.4, onder a, wordt het woord "woning" gewijzigd in het woord "bedrijfswoning";

-    In artikel 4, lid 4.2.2, onder d, wordt de zin aangevuld met: ", waarvan het gebruik als dakterras is uitgesloten".

-    In artikel 4, lid 4.3.1, wordt aan de opsomming a t/m f toegevoegd: "g. het gebruik van het plat dak als dakterras.";

IV.    bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V.    draagt de raad van de gemeente Someren op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de  hiervoor vermelde onderdelen III en IV worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl.

VI.    wijst het verzoek af;

VII.    veroordeelt de raad van de gemeente Someren tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.536,00 (zegge: vijftienhonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Someren aan [appellant A] en [appellant B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 348,00 (zegge: driehonderdachtenveertig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

w.g. Hagen    w.g. Scheele
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2019

723.