Uitspraak 201906709/1/V3


Volledige tekst

201906709/1/V3.
Datum uitspraak: 21 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 13 augustus 2019 in zaak nr. 18/8541 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.

Bij besluit van 29 oktober 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 augustus 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Berg, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.

Overwegingen

1.    De griffier heeft de vreemdeling er bij brief op gewezen dat hij voor het hoger beroep griffierecht moet betalen. Hem is daarbij verzocht het griffierecht uiterlijk op 19 september 2019 te voldoen. Omdat de vreemdeling dit niet heeft gedaan, heeft de griffier hem bij aangetekende brief van 26 september 2019 laten weten dat het griffierecht binnen twee weken na de dag van verzending van de brief op de rekening van de Raad van State moet zijn bijgeschreven of contant moet zijn betaald. In die brief staat ook dat als het griffierecht niet op die datum is ontvangen, het hoger beroep alleen al daarom niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het griffierecht is niet betaald. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.

2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.

w.g. Verheij    w.g. Vos
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2019

644.