Uitspraak 201901283/1/A1


Volledige tekst

201901283/1/A1.
Datum uitspraak: 20 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2018 heeft het college zijn beslissing om op 5 september 2018 spoedeisende bestuursdwang jegens [appellante] toe te passen wegens het door haar in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: de Afvalstoffenverordening) aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat van de kosten van de toepassing van bestuursdwang een bedrag van € 126,00 voor rekening van [appellante] komt.

Bij besluit van 10 januari 2019 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2019, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. F. Naghi-Zadeh, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van oud papier dat op 5 september 2018, twee dagen na de ophaaldag, op de Denneweg ter hoogte van nummer […] te Den Haag is aangetroffen. Omdat tussen het oud papier een poststuk is aangetroffen met de naam- en adresgegevens van [appellante], stelt het college zich op het standpunt dat het oud papier van haar afkomstig is en dat zij als overtreder van artikel 10, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening dient te worden aangemerkt.

2.    [appellante] betoogt dat zij geen overtreding heeft begaan. Het college stelt volgens haar ten onrechte dat zij haar huisvuil of een huisvuilzak op de verkeerde manier heeft aangeboden. Het gaat niet om huisvuil of om een huisvuilzak, maar om oud papier, en [appellante] stelt dat zij het wel op de juiste dag en tijd en op de juiste manier heeft aangeboden. Volgens [appellante] is haar oud papier niet opgehaald en blijven liggen. [appellante] stelt dat dit niet aan haar is te wijten, omdat de gemeente Den Haag verantwoordelijk is voor het ophalen van oud papier indien dit correct wordt aangeboden.

2.1.    Artikel 10 van de Afvalstoffenverordening luidt:

"1. Het college stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.

2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald."

2.2.    Artikel 7 van de Regeling uitvoering Afvalstoffenverordening 2010 Den Haag 2018 luidt:

"Het college stelt de volgende regels op grond van artikel 10, eerste lid, van de verordening:

1. Inzamelmiddelen moeten door de gebruiker van het perceel worden aangeboden op de voor dat perceel vastgestelde inzameldag zoals aangegeven op de huisvuilkalender.

2. Het aanbieden van inzamelmiddelen is toegestaan vanaf 22.00 uur op de avond voorafgaand aan de dag van inzameling tot 7.45 uur op de dag van inzameling zelf.

[…]"

2.3.    De Afdeling stelt vast dat in het primaire besluit ten onrechte staat vermeld dat een huisvuilzak naast een aangewezen inzamelvoorziening is aangetroffen. Daarvan was geen sprake, zoals ook ter zitting is bevestigd door het college. Ook in het besluit op bezwaar staat ten onrechte vermeld dat er een huisvuilzak verkeerd is aangeboden. Hoewel de besluiten gelet op het voorgaande onzorgvuldig zijn geformuleerd, blijkt uit die besluiten toch voldoende duidelijk dat de overtreding die aan de spoedeisende bestuursdwang ten grondslag ligt, bestaat uit het niet op het juiste tijdstip aanbieden van oud papier.

2.4.    Vast staat dat het op 5 september 2018 aangetroffen oud papier door [appellante] is aangeboden. Met de enkele stelling van [appellante] dat zij het oud papier op het juiste moment heeft aangeboden maar dat dit niet is opgehaald, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij het oud papier niet op een onjuist tijdstip heeft aangeboden. Zoals het college ter zitting nader heeft toegelicht, is er navraag gedaan bij de betrokken afdeling van de gemeente, waaruit is gebleken dat er zich op de ophaaldag van 3 september 2018 geen onregelmatigheden hebben voorgedaan bij het ophalen van oud papier. Voorts heeft het college er in het verweerschrift en ter zitting op gewezen dat er na het ophalen van het oud papier conform de standaardprocedure een veegploeg door de straat is gereden om mogelijk achtergebleven afvalresten op te ruimen en dat als het oud papier in eerste instantie niet zou zijn opgehaald, het dan alsnog zou zijn meegenomen. Gelet hierop is niet aannemelijk dat [appellante] het oud papier op het juiste tijdstip heeft aangeboden.

Het betoog faalt.

3.    Het beroep is ongegrond.

4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.

w.g. Hoogvliet    w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2019

457-929.