Uitspraak 201902405/1/R2


Volledige tekst

201902405/1/R2.
Datum uitspraak: 16 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Haarsteeg, gemeente Heusden,

en

de raad van de gemeente Heusden,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Heusden Buitengebied, 4de herziening" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 september 2019, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door ing. J. Burgs, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan is een voornamelijk conserverend plan voor het buitengebied van de gemeente Heusden. Op een aantal locaties in het plangebied is het planologisch regime gewijzigd, om onder meer nieuwe inzichten en enkele ontwikkelingen te accommoderen. Het beroep van [appellant] heeft betrekking op de planregeling voor het perceel aan [locatie 1] en [locatie 2] te Haarsteeg. Volgens hem voorziet het plan ten onrechte in de mogelijkheid voor één woning in plaats van twee woningen.

Ontvankelijkheid

2.    De raad stelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het geen betrekking heeft op het plan, maar op gronden daarbuiten. Uit het voorstel dat het college van burgemeester en wethouders bij de raad heeft ingediend, blijkt namelijk volgens de raad dat het besluit alleen ziet op die delen van het buitengebied waarop de aanduiding "Overige zone-4e herziening" betrekking heeft. Deze aanduiding is niet toegekend aan het plandeel dat betrekking heeft op [locatie 1] en [locatie 2]. Deze conclusie volgt, zo heeft de raad ter zitting naar voren gebracht, ook uit artikel 47 van de planregels, omdat hierin geregeld is dat het vorige bestemmingsplan van kracht blijft op deze locatie. Weliswaar is dit plandeel wel op de verbeelding opgenomen, maar dit moet worden beschouwd als een consolidering van de bestaande regeling, aldus de raad.

2.1.    Artikel 47 van de planregels luidt: "Het bestemmingsplan Heusden Buitengebied van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 december 2012 (identificatienummer NL.IMRO.0797.BPBuitengebied-VG02), aangevuld en gewijzigd door middel van het bestemmingsplan Heusden Buitengebied Reparatieplan deel A van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 maart 2015 (identificatienummer NL.IMRO.0797.RPHBGA-VG01) en het bestemmingsplan Heusden Buitengebied, 3de herziening, vastgesteld op 27 september 2016 (NL.IMRO.0797.PHHBG3-VG02) blijven van kracht, met dien verstande dat: a. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - 4de herziening’, de verbeelding volledig wordt vervangen inclusief alle ter plaatse geldende aanduidingen;

b. de regels van bovengenoemde bestemmingsplannen als volgt worden gewijzigd:

1. de tekstdelen die in dit bestemmingsplan vet zijn weergegeven, aan de regels van bovengenoemde bestemmingsplannen worden toegevoegd;

2. de tekstdelen die in dit bestemmingsplan zijn doorgehaald, uit de regels van bovengenoemde bestemmingsplannen worden verwijderd."

2.2.    De Afdeling volgt het betoog van de raad niet. Vast staat dat de verbeelding mede betrekking heeft op de locatie aan [locatie 1] en [locatie 2]. Verder heeft de raad op 18 december 2018 besloten: "het bestemmingsplan Heusden Buitengebied, 4de herziening' gewijzigd vast te stellen, met de daarbij behorende regels, toelichting en verbeelding, vervat in het digitale gebiedsgerichte besluit met identificatie NL.IMRO 0797 PHHBG4-VG01." De genoemde verbeelding is in deze vorm ook op ruimtelijkeplannen.nl opgenomen.

Omdat artikel 47 van de planregels ook deel uitmaakt van het vastgestelde plan, volgt hieruit ook dat een beroep, waarin, zoals in het onderhavige beroep, wordt betoogd dat het plandeel dat betrekking heeft op [locatie 1] en [locatie 2] ten onrechte niet is gewijzigd ten opzichte van het vorige plan, zich richt en zich ook kan richten tegen het door de raad vastgestelde plan.

Het beroep is ontvankelijk.

Het beroep inhoudelijk

3.    [appellant] kan zich niet verenigen met de planregeling voor het perceel aan [locatie 1] en [locatie 2] te Haarsteeg. De planregeling voor deze locatie is niet gewijzigd ten opzichte van het vorige plan. [appellant] is het hier echter niet mee eens, omdat het plan maar in één bouwvlak voor één woning voorziet, terwijl op deze locatie twee woningen met twee adressen aanwezig zijn. Voor de additionele woning op nummer [locatie 2] is op 16 april 1981 een vergunning verleend, zodat sprake is van een als zodanig te bestemmen legale situatie. Daarnaast wijst [appellant] op een vergunning voor het vergroten van het woonhuis op nummer [locatie 1] die op 25 februari 2003 is verleend, zodat er recht is op twee woningen aan [locatie 1]/[locatie 2].

3.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat [appellant] weliswaar gelijk heeft dat in 1981 een vergunning is verleend voor het pand aan [locatie 2], maar dat dat pand ook als zodanig is bestemd. Het bouwvlak heeft hier betrekking op.

Dit is volgens de raad echter anders voor het pand aan [locatie 1]. Voor dit pand is inderdaad weliswaar op 25 februari 2003 een vergunning verleend, maar deze vergunning heeft volgens de raad geen betrekking op een zelfstandige woning, doch op een bijgebouw bij de woning op nummer [locatie 2]. In samenhang bezien met de omstandigheid dat in het bestemmingsplan "Buitengebied Heusden" dat op 16 april 1996 is vastgesteld voorzien is in één woning, nummer [locatie 2], gaat de raad uit van een bestaand recht voor één woning op de locatie ‘[locatie 1]/[locatie 2]’. Dit standpunt ondersteunt de raad verder met de omstandigheid dat in 2001 de bewoning van nummer [locatie 1] is beëindigd. In het bestemmingsplan uit 2012 is deze situatie bevestigd.

Uit stedenbouwkundig oogpunt acht de raad het bovendien onwenselijk om op deze locatie een woning in de zogeheten tweedelijns bebouwing toe te staan.

3.2.    De Afdeling stelt voorop dat legaal bestaande bebouwing en gebruik in beginsel als zodanig in het bestemmingsplan dient te worden bestemd. Indien nieuwe planologische inzichten daartoe aanleiding geven en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen, kan uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening daarvan worden afgezien. In dat geval kan het bestaande legale bouwwerk en gebruik onder het overgangsrecht worden gebracht, mits de raad aannemelijk maakt dat het bouwwerk wordt verwijderd en het gebruik wordt beëindigd. Met het overgangsrecht wordt immers beoogd een tijdelijke situatie te overbruggen.

3.3.    Niet in geschil is dat de bestaande woning aan [locatie 2] met vergunning is gebouwd en als zodanig is bestemd. Ook is niet in geschil dat het gebouw aan [locatie 1] reeds voor 1996 als woning is vergund.

De Afdeling stelt over de vergunning uit 2003 de volgende relevante feiten vast:

a. Aangevraagd en verleend is een vergunning voor het "vergroten van het woonhuis op het perceel plaatselijk bekend [locatie 1] te Heusden".

b. Op de tekening behorende bij de vergunning staat vermeld dat het betreft: "Verbetering bestaand woonhuis aan [locatie 1]".

c. Deze tekening heeft betrekking op het gebouw aan [locatie 1].

Gelet op deze feiten volgt de Afdeling niet het standpunt van de raad dat met deze vergunning niet een (separaat) woonhuis is vergund, maar slechts een bijgebouw behorende bij de woning aan [locatie 2]. Weliswaar staan op de tekening behorende bij de vergunning niet alle zogeheten woonvoorzieningen vermeld, maar deze voorzieningen worden op de tekening ook niet uitgesloten, terwijl vergunning en tekening wel expliciet spreken van een woonhuis. Ook is de omstandigheid dat gedurende langere tijd feitelijk niet van bewoning sprake zou zijn geweest, niet bepalend voor de vraag of uit deze vergunning een recht op bewoning volgt. Daarnaast geeft de vergunning uit 2003 ook geen aanleiding om aan te nemen dat de (oorspronkelijke) vergunning voor het woonhuis is ingetrokken.

De Afdeling is daarom van oordeel dat er bestaand legale bebouwing en gebruik is als woning aan [locatie 1]. Dat in de bestemmingsplannen uit 1996 en 2012 deze woning niet als zodanig is bestemd, doet hieraan niet af, omdat de planologische regeling geen consequenties heeft voor dit vergunde recht.

3.4.    Omdat de raad deze omstandigheid betreffende de woning aan [locatie 1] niet in de besluitvorming voor het aantal toegestane woningen aan [locatie 1]/[locatie 2] heeft betrokken, is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met de zorgvuldigheid die bij het voorbereiden van een besluit moet worden betracht. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit  dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor zover dit het aantal toegestane woningen betreft op het perceel aan [locatie 1]/[locatie 2] te Haarsteeg.

Opdracht

4.    De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om met inachtneming van deze uitspraak een gewijzigd of nieuw plan vast te stellen, dan wel alsnog het besluit te onderbouwen, rekening houdend met de legaal bestaande bebouwing en het gebruik aan [locatie 1]. De Afdeling zal daartoe een termijn van 26 weken stellen.

De raad behoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw afdeling 3.4 van de Awb toe te passen. De raad dient het te wijzigen besluit wel op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

Proceskostenveroordeling

5.    De raad dient ten aanzien van [appellant] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heusden van 18 december 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heusden Buitengebied, 4de herziening" voor zover het betreft het plandeel waar de woning aan [locatie 1] te Haarsteeg is gesitueerd;

III.    draagt de raad van de gemeente Heusden op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen over het plandeel dat betrekking heeft op [locatie 1] te Haarsteeg en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Heusden tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Heusden aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) vergoedt;

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

w.g. Polak    w.g. Scheele
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2019

723.