Uitspraak 201803900/3/R2


Volledige tekst

201803900/3/R2.
Datum uitspraak: 18 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Utrecht,

en

de raad van de gemeente Utrecht,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:404, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 8 maart 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Opaalweg, Amethistweg, Tolsteeg" te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.

Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het bestemmingsplan "Opaalweg, Amethistweg, Tolsteeg" op 23 mei 2019 opnieuw en gewijzigd vastgesteld.

[appellant] en anderen zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld. Zij hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gelaten, waarna de Afdeling het onderzoek op grond van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

Overwegingen

1.    Het plan maakt in de wijk Hoograven in Utrecht een studentenflat mogelijk. Het plangebied grenst aan de zuidwestzijde aan de busbaan Amethistweg. Deze weg ligt parallel aan de fietsstraat Opaalweg. Aan de zuidoostzijde grenst het plangebied aan de Waterlinieweg en aan de noordzijde aan de begraafplaats Tolsteeg. In de huidige situatie zijn de gronden binnen het plangebied ruig begroeid met bomen en bramenstruiken. Deze gronden zijn in het gemeentelijk Groenstructuurplan weergegeven als stedelijke groenstructuur. Door de voorziene bebouwing zal een gedeelte van het bestaand stedelijk groen verloren gaan. Daarover gaat de zaak na de tussenuitspraak nog.

2.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak van 13 februari 2019 overwogen dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd dat de beoogde uitwerking van het Groenstructuurplan binnen het plangebied is gewaarborgd en dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd hoe de voorgenomen groencompensatie elders voldoende is verzekerd. Verder is overwogen dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze het bestaand stedelijk groen dat als gevolg van het plan wordt aangetast, elders wordt gecompenseerd. Het besluit van 8 maart 2018 waarbij het bestemmingsplan "Opaalweg, Amethistweg, Tolsteeg" is vastgesteld, is in zoverre vastgesteld in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Om die reden is het beroep van [appellant] en anderen gegrond en dient het besluit van 8 maart 2018 te worden vernietigd.

3.    Bij tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 8 maart 2018 te herstellen door dit besluit met inachtneming van rechtsoverwegingen 4.6 en 4.8 alsnog toereikend te motiveren en inzichtelijk te maken hoe de groencompensatie plaatsvindt, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.

4.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 23 mei 2019 het bestemmingsplan "Opaalweg, Amethistweg, Tolsteeg" opnieuw en gewijzigd vastgesteld, in die zin dat voor de bestemming "Wonen" artikel 5, lid 5.3, aan de planregels is toegevoegd.

Artikel 5, lid 5.3, van de planregels luidt:

"a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat het groen, dat door deze ontwikkeling wordt aangetast, binnen en buiten het plangebied wordt aangelegd en in stand gehouden overeenkomstig het Groencompensatieplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels.

b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regel onder a, wanneer met een alternatief inrichtingsvoorstel een vergelijkbare groencompensatie binnen of buiten het plangebied wordt bereikt."

5.    Met het besluit van 23 mei 2019 heeft de raad het besluit van 8 maart 2018 vervangen. Het besluit van 23 mei 2019 wordt gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.

6.    [appellant] en anderen hebben over het besluit van 23 mei 2019 een zienswijze naar voren gebracht. Daarin betwijfelen zij of de raad het groencompensatieplan heeft vastgesteld. Verder betogen zij dat onduidelijk is of het Groencompensatieplan dat in bijlage 1 bij de regels is opgenomen in zijn totaliteit beschrijft op welke wijze het bestaand stedelijk groen zal worden gecompenseerd of dat in bijlage 1 slechts een samenvatting is opgenomen van het Groencompensatieplan. Zij hebben uitgelegd dat daarover bij hen verwarring is ontstaan omdat in de kennisgeving is vermeld dat aan de regels in een bijlage een samenvatting van het Groencompensatieplan is toegevoegd. Verder betogen zij dat in het Groencompensatieplan ten onrechte niet is vermeld om hoeveel bomen het gaat, hoeveel vierkante meter groen verloren gaat en hoeveel struweel wordt gecompenseerd. Bovendien is in de kaart van het Groencompensatieplan een ster te zien, maar volgens [appellant] en anderen is door het ontbreken van een legenda niet duidelijk wat daarmee wordt bedoeld. Verder brengen zij naar voren dat het Groencompensatieplan ook een maatregel bevat waarvan nog onzeker is of deze tot uitvoering wordt gebracht. Volgens [appellant] en anderen dient deze maatregel om die reden niet in het Groencompensatieplan te worden opgenomen.

6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan met het Groencompensatieplan dat als bijlage bij de regels is gevoegd, is vastgesteld en voldoet aan de uitgangspunten van het Groenstructuurplan. Ook is de beoogde uitwerking daarvan zowel binnen als buiten het plangebied volgens de raad voldoende gewaarborgd.

6.2.    In het besluit van 23 mei 2019 is aan de gronden waarop de bebouwing is voorzien, de bestemming "Wonen" toegekend. Aan de andere gronden in het plangebied is grotendeels de bestemming "Groen" toegekend en voor het overige de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied". Op grond van artikel 5, lid 5.2, onder 5.2.1 onderdeel b, van de planregels mag de bruto vloeroppervlakte van de woonfunctie niet meer bedragen dan 730 m2. Daarnaast moet op grond van artikel 5, lid 5.3, van de planregels bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen vast staan dat het groen dat door de ontwikkeling wordt aangetast, binnen en buiten het plangebied wordt aangelegd en in stand gehouden overeenkomstig het Groencompensatieplan, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels.

Blijkens het Groencompensatieplan worden binnen het plangebied alle bomen en al het struweel langs de begraafplaats en de Waterlinieweg behouden. Ook worden twee kleine bomengroepen op het bouwterrein behouden, die later worden aangevuld met nieuwe bomen. Verder blijft de bomenrij langs de Opaalweg behouden en wordt deze aangevuld, waarbij één boom wordt verplant om een entree mogelijk te maken. Ook wordt gebruik gemaakt van het hoogteverschil op het huidige terrein, worden twee wadi's ter watercompensatie ingericht en wordt er een wandelpad aangelegd.

Blijkens het Groencompensatieplan wordt buiten het plangebied de groenstrook tussen de Opaalweg en Amethistweg ingericht zoals ook het noordelijk deel van de Opaalweg is ingericht, worden twee bomen verplaatst in verband met de aanleg van de entree van de kavel en wordt extra struweel aangeplant op het perceel tegenover de Opaalweg. Daarnaast worden groenvoorzieningen getroffen bij de onderdoorgang van de Waterlinieweg. Blijkens het Groencompensatieplan wordt deze onderdoorgang verbeterd om de hoofdgroenstructuur in Hoograven beter aan te sluiten op het Beatrixpark, wordt oude verharding weggehaald en het voetpad ter plaatse versmald, wordt een takkenril of stobbenwal aangelegd zodat dieren zich beschut kunnen verplaatsen, wordt groen dat als gevolg van de ontwikkeling verdwijnt bij de onderdoorgang van de Waterlinieweg hergebruikt door stammen te gebruiken als extra pilaar onder het viaduct en wordt het hout hergebruikt als houtsnippers onder het viaduct. Tot slot is in het Groencompensatieplan opgenomen dat ter plaatse van de onderdoorgang wordt gedacht aan een kunstproject in samenwerking met de kinderen van de nabijgelegen school de Blauwe Avanturijn.

6.3.    Naar aanleiding van de in de tussenuitspraak gegeven opdracht heeft de raad met het Groencompensatieplan inzichtelijk gemaakt op welke wijze hij het bestaand stedelijk groen dat als gevolg van het plan wordt aangetast, binnen en buiten het plangebied beoogt te compenseren. Het Groencompensatieplan is als bijlage 1 bij de regels gevoegd. Via artikel 5, lid 5.3, aanhef en onder a, van de planregels maakt het Groencompensatieplan deel uit van het besluit van 23 mei 2019 dat door de raad is vastgesteld. Het Groencompensatieplan geeft een overzicht van het bestaand stedelijk groen dat wordt behouden en van de groencompensatie die binnen en buiten het plangebied zal plaatsvinden. Naar het oordeel van de Afdeling duidt het woord 'samenvatting' in de kennisgeving er niet op dat in bijlage 1 slechts een samenvatting van het Groencompensatieplan is toegevoegd. Op grond van artikel 5, lid 5.3, van de planregels is in bijlage 1 het Groencompensatieplan opgenomen dat een samenvatting oftewel een overzicht geeft van wat de groencompensatie inhoudt. Daarbij is met een rode ster aangegeven op welke plek het groen dat als gevolg van de ontwikkeling wordt aangetast, buiten het plangebied wordt gecompenseerd. Dat het Groencompensatieplan omschrijft waar de groencompensatie uit bestaat zonder dat daarin expliciet is bepaald om hoeveel bomen het gaat, hoeveel vierkante meter groen er verloren gaat, hoeveel struweel er wordt gecompenseerd en dat in het Groencompensatieplan is opgenomen dat wordt gedacht aan een kunstproject in samenwerking met de kinderen van de nabijgelegen school, betekent niet dat het plan en het daarbij behorende Groencompensatieplan om die reden in strijd met het Groenstructuurplan is. In het Groenstructuurplan is vermeld dat het beleid strekt tot het behoud en de ontwikkeling van de kwaliteiten van het stedelijk groen als onderdeel van een kwalitatief hoogstaand woon- en vestigingsklimaat. Blijkens het Groenstructuurplan is het behoud van het stedelijk groen en de ontwikkeling van een groenstructuur mogelijk aan de hand van een afwegingskader voor een ruimtelijke ontwikkeling bij stedelijk groen. Dit afwegingskader bevat randvoorwaarden voor het behoud en de ontwikkeling van de groenstructuur. Die randvoorwaarden houden in hoofdlijnen in dat de bestaande elementen van de stedelijke groenstructuur worden beschermd, dat het mengen van het stedelijk groen met andere stedelijke functies in principe mogelijk is, mits het groene karakter, de kwaliteiten en het gebruik van het groen wordt behouden of verbeterd en dat een eventuele aantasting van bestaand stedelijk groen elders in de groenstructuur wordt gecompenseerd. In wat [appellant] en anderen in hun zienswijze naar voren hebben gebracht, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan, waarin de footprint van de bebouwing is bepaald en is vastgelegd welke gronden voor verkeer en parkeren mogen worden gebruikt, en het daarbij behorende Groencompensatieplan niet overeenstemmen met de randvoorwaarden uit het Groenstructuurplan. Daarnaast heeft de raad met de voorwaardelijke verplichting in artikel 5, lid 5.3, van de planregels de door hem beoogde uitwerking van het Groenstructuurplan binnen het plangebied en de voorgenomen groencompensatie elders, gewaarborgd. [appellant] en anderen hebben niet gesteld dat hiermee niet aan de opdracht van de tussenuitspraak is voldaan.

7.    Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 23 mei 2019 ongegrond. Dit betekent dat plan "Opaalweg, Amethistweg, Tolsteeg" zoals de raad dat bij besluit van 23 mei 2019 heeft vastgesteld, in stand blijft en dat plan met deze uitspraak in rechte onaantastbaar wordt.

8.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 8 maart 2018, kenmerk 4224701, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Opaalweg, Amethistweg, Tolsteeg" gegrond;

II.    vernietigt dat besluit van de raad van de gemeente Utrecht;

III.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 23 mei 2019, kenmerk 4224701, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Opaalweg, Amethistweg, Tolsteeg" ongegrond;

IV.    gelast dat de raad van de gemeente Utrecht aan [appellant] en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Reichardt, griffier.

w.g. Helder    w.g. Reichardt
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2019

772.