Uitspraak 201903497/2/R2


Volledige tekst

201903497/2/R2.
Datum uitspraak: 13 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker], wonend te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen,

en

de raad van de gemeente De Ronde Venen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied-West" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 augustus 2019, waar [verzoeker], bijgestaan door A.P. van Ruiten-Stam, rechtsbijstandverlener te Noordwijkerhout, en de raad, vertegenwoordigd door S. Hambückers, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende A] en [belanghebbende B] gehoord.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het plan voorziet in een actuele planologisch-juridische regeling voor het westelijke deel van het buitengebied van de gemeente De Ronde Venen.

[verzoeker] is eigenaar en exploitant van een fok- en melkveebedrijf aan de [locatie 1] te Mijdrecht. Hij kan zich niet verenigen met het plan voor zover het voorziet in de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" op het perceel [locatie 2] te Mijdrecht (hierna: het perceel). Hij vreest nadelige gevolgen voor zijn bedrijfsvoering.

3.    De voorzieningenrechter stelt vast dat aan het perceel onder meer de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuurwaarden" en de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" is toegekend. Ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder e, van de planregels zijn de voor "Agrarisch met waarden - Natuurwaarden" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" bestemd voor het wonen in een plattelandswoning.

4.    Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is sprake van onduidelijkheid doordat de plattelandswoning ter plaatse van het perceel bij recht is toegekend door middel van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning". Onduidelijk is of de raad een dergelijke regeling heeft beoogd. Ter zitting stelde de vertegenwoordiger van de raad zich namelijk op het standpunt dat een plattelandswoning mogelijk werd gemaakt door middel van een afwijkingsvergunning op basis van artikel 4, lid 4.5.1, van de planregels, welke vergunning ook weer eenvoudig zou kunnen worden ingetrokken.

Op grond van het voorgaande bestaat twijfel of het plan in de bodemprocedure stand zal houden. Om geen onomkeerbare situatie te laten ontstaan, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

De overige beroepsgronden van [verzoeker] behoeven daarom in deze procedure geen bespreking meer.

5.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente De Ronde Venen van 21 februari 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied-West", voor zover dat ziet op de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" op het perceel [locatie 2] te Mijdrecht;

II.    veroordeelt de raad van de gemeente De Ronde Venen tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.053,90 (zegge: duizenddrieënvijftig euro en negentig cent), waarvan € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro) toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.    gelast dat de raad van de gemeente De Ronde Venen aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.

w.g. Hagen    w.g. Matulewicz
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2019

45-878.