Uitspraak 201902507/1/V1


Volledige tekst

201902507/1/V1.
Datum uitspraak: 12 juni 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 4 maart 2019 in zaken nrs. 18/9427 en NL19.180 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

1.    het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa),

2.    de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2018 heeft het COa de vreemdeling overgeplaatst naar de Extra Begeleidings- en Toezicht Locatie te Hoogeveen.

Bij besluit van 7 december 2018 heeft de staatssecretaris de vreemdeling een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd.

Bij uitspraak van 4 maart 2019 heeft de rechtbank de tegen die besluiten door de vreemdeling ingestelde beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Het hoger beroep in de zaak van het overplaatsingsbesluit van het COa

1.    Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000; hierna: de Vw 2000).

2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Het hoger beroep in de zaak van de vrijheidsbeperkende maatregel van de staatssecretaris.

3.    Omdat het hoger beroep zich richt tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit krachtens het in hoofdstuk 5 opgenomen artikel 56 van de Vw 2000 en daarop de uitzondering van artikel 95, eerste lid, van deze wet niet van toepassing is, is de Afdeling kennelijk onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).

4.    Voor kennisneming van een appel in weerwil van het bepaalde bij artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan grond bestaan, indien sprake is van ernstige schending van de eisen van een goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Wat de vreemdeling daarover heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat daarvan sprake is.

5.    De Afdeling is kennelijk onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    bevestigt de aangevallen uitspraak in de zaak van het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

II.    verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep in de zaak van het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, griffier.

w.g. Steendijk    w.g. Groeneweg
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2019

32.