Uitspraak 201902211/2/R3


Volledige tekst

201902211/2/R3.
Datum uitspraak: 21 mei 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoekster] en anderen, allen wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,

en

het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2019 heeft het college het wijzigingsplan "Verkeerstorenplein" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekster] en anderen beroep ingesteld.

[verzoekster] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 mei 2019, waar zijn verschenen:

- [verzoekster] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoekster],

- het college, vertegenwoordigd door M.E.J. van der Heijden en N.J. Brouwers,

- Amvest, vertegenwoordigd door [gemachtigde].

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.    Het wijzigingsplan maakt een woonzorglocatie met 20 woonunits in twee bouwlagen mogelijk aan het Verkeerstorenplein in Nootdorp. Amvest is de initiatiefnemer van deze ontwikkeling. Op deze gronden heeft tot 2012 de basisschool Het Avontuur gestaan. De school is verhuisd en de bebouwing is verwijderd. Sindsdien is de locatie onbebouwd. Omdat de locatie zich volgens de raad leent voor woningbouw, is in het bestemmingsplan "Nootdorp-Noord, 1e partiële herziening" de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 2" aan deze gronden toegekend. Op een perceel naast het plangebied staat nog de verkeerstoren van het voormalige vliegveld Ypenburg.

3.    [verzoekster] en anderen wonen aan de Texel in Nootdorp. De kortste afstand tussen hun woningen en de voorziene bebouwing is ongeveer 33 meter. Zij willen met hun beroep bereiken dat het plangebied onbebouwd blijft.

Uitgangspunt beoordeling

4.    De voorzieningenrechter stelt bij de bespreking van de gronden voorop dat met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven mag worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. In deze zaak is niet in geschil dat is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.

De verkeerstoren

5.    [verzoekster] en anderen betogen dat het college ervan had moeten uitgaan dat de verkeerstoren op het naastgelegen perceel een gemeentelijk monument is. Zij wijzen op verslagen van raadsvergaderingen op grond waarvan zij stellen dat de verkeerstoren reeds formeel als gemeentelijk monument aangewezen had moeten zijn. Met het monumentale karakter van de verkeerstoren is dan ook onvoldoende rekening gehouden, aldus [verzoekster] en anderen.

5.1.    Niet in geschil is dat de verkeerstoren niet is aangewezen als gemeentelijk monument. Ook geldt ter plaatse geen aanwijzing als beschermd stads- en dorpsgezicht. Het plan heeft ook geen betrekking op de verkeerstoren. Niettemin heeft het college wel rekening gehouden met de aanwezigheid van de verkeerstoren op het naastgelegen perceel door het bouwvlak zodanig te situeren dat de verkeerstoren vanaf het fietspad goed zichtbaar blijft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college hiermee de verkeerstoren op het naastgelegen perceel op een voldoende toereikende wijze in zijn afweging betrokken.

Het Hoofdlijnenakkoord 2018-2022

6.    [verzoekster] en anderen wijzen op een aantal passages uit het Hoofdlijnenakkoord 2018-2022, waaronder een passage over behoedzaam bijbouwen, en betogen dat het plan niet in overeenstemming is met het Hoofdlijnenakkoord.

6.1.    Het Hoofdlijnenakkoord heeft betrekking op de verhoudingen binnen het gemeentebestuur. Naast de door [verzoekster] en anderen bedoelde passages over behoedzaam bijbouwen, bevat het ook passages over de uitbreiding van het aantal woningen voor ouderen met een specifieke woonbehoefte. Gelet hierop staat het Hoofdlijnenakkoord niet in de weg aan de vaststelling van het plan. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat op deze locatie op grond van het bestemmingsplan reeds gebouwen ten behoeve van maatschappelijke functies mochten worden gebouwd en ook al aanwezig waren.

Privacy

7.    [verzoekster] en anderen betogen dat het college de aantasting van hun privacy heeft miskend. Dat er een fietspad tussen de woningen en het plangebied ligt, heeft het college ten onrechte van betekenis geacht in zijn beoordeling van de gevolgen van het plan voor hun privacy.

7.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de afstand tussen de woningen van [verzoekster] en anderen en de voorziene nieuwbouw ten minste 33 meter is en dat zij in een stedelijke omgeving wonen. De bouwhoogte van de nieuwe ontwikkeling is maximaal 8 meter. Voor het oordeel dat het plan leidt tot een onevenredige aantasting van hun privacy bestaat daarom geen aanleiding.

Explosieven

8.    [verzoekster] en anderen betogen dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van explosieven. Zij wijzen op de bodembelastingkaart van de gemeente Den Haag en de militaire functie van het voormalige vliegveld.

8.1.    Het college heeft uiteengezet dat in het verleden al diverse grondroerende werkzaamheden hebben plaatsgevonden binnen het plangebied, zodat het onwaarschijnlijk is dat er nog explosieven in de grond zitten. Daarnaast zijn bij andere onderzoeken in de bodem ook geen explosieven aangetroffen. Gelet hierop heeft het college naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om afzonderlijk onderzoek in de bodem te doen naar de aanwezigheid van explosieven en evenmin om bij het ontbreken daarvan aan de uitvoerbaarheid van het plan te twijfelen.

Bomen

9.    [verzoekster] en anderen wijzen erop dat in het plangebied vijf bomen staan. In het uitgevoerde flora- en faunaonderzoek is hiermee ten onrechte geen rekening gehouden. Doordat ook de grond waarop deze bomen staan, wordt overgedragen aan de ontwikkelaar bestaat het risico dat de bomen zullen worden gekapt. Het college had moeten waarborgen dat de bomen behouden blijven.

9.1.    Aan de gronden waarop de bomen staan is de bestemming "Tuin" toegekend. De bomen staan ruim buiten het bouwvlak, zodat de kap ervan niet nodig is om deze ontwikkeling te realiseren. Anders dan [verzoekster] en anderen aanvoeren, zijn de bomen betrokken in het uitgevoerde flora- en faunaonderzoek. Voor de kap van deze bomen is bovendien een vergunning nodig. Bij de beslissing over de verlening daarvan moeten onder meer de landschappelijke waarden en de natuurwaarden worden betrokken. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zijn besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met deze bomen.

Belangenafweging

10.    [verzoekster] en anderen betogen dat het college het veronderstelde belang bij een nieuw zorgcomplex in de wijk ten onrechte zwaarder heeft laten wegen dan het belang van omwonenden, die alleen nadelen ondervinden van deze ontwikkeling. Volgens [verzoekster] en anderen is sprake van een bijzondere open plek in de wijk die behouden moet blijven.

10.1.    Het college heeft gebruik gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid die is toegekend aan gronden die in het verleden al bebouwd zijn geweest. De wijzigingsbevoegdheid laat bovendien bebouwing toe met een bouwhoogte van 15 meter, terwijl het plan bebouwing met een hoogte van 8 meter mogelijk maakt. In zijn afweging heeft het college blijkens de plantoelichting en de nota zienswijzen tevens de belangen van [verzoekster] en anderen betrokken. Voor het oordeel dat het college in redelijkheid het belang van [verzoekster] en anderen zwaarder had moeten laten wegen dan de belangen die worden gediend met de ontwikkeling, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Conclusie

11.    Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Gelet hierop bestaat aanleiding om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

12.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.

w.g. Hoekstra    w.g. Boer
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2019

745.