Uitspraak 201804548/1/R2


Volledige tekst

201804548/1/R2.
Datum uitspraak: 22 mei 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Helvoirt, gemeente Haaren,

en

de raad van de gemeente Haaren,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1], Helvoirt" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

H. Kruger, initiatiefnemer, heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 maart 2019, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M.I.J. Toonders, advocaat te Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door S. Peters en T. van den Berk, zijn verschenen. Voorts is daar verschenen, [initiatiefnemer], vergezeld van [gemachtigden].

Overwegingen

Ontvankelijkheid

1.    [initiatiefnemer] heeft naar voren gebracht dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk is omdat zij niet op tijd een door haar ondertekende zienswijze naar voren heeft gebracht.

1.1.    [appellante] heeft bij de gemeente ingekomen op 20 maart 2017 een mede door haar ondertekende zienswijze ingediend.

1.2.    Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 16 februari 2017 tot en met 29 maart 2017 ter inzage gelegd. Gelet hierop heeft [appellante] op tijd haar zienswijze naar voren gebracht en is haar beroep ontvankelijk.

Inleiding

2.    Het plan voorziet in de realisatie van een kleinschalig recreatiebedrijf op het perceel [locatie 1] te Helvoirt, gemeente Haaren. Het plan maakt één solitair gelegen vrijstaande recreatiewoning, drie aaneengebouwde recreatiewoningen, vier tweepersoonskamers (bed&breakfast) en een kampeerweide voor maximaal 8 standplaatsen uitsluitend te gebruiken in de periode tussen 5 maart en 15 oktober mogelijk met ondergeschikte en ondersteunende horeca. Aan het plan ligt een akoestisch onderzoek van Windmill van 5 november 2015 ten grondslag. Het plangebied ligt in ’t buurtschap ‘t Hoog, tussen de kernen Helvoirt en Cromvoirt in de gemeente Haaren. Het plangebied ligt aan de [kruising]. [appellante] woont aan [locatie 2] te Helvoirt. Haar woning is gesitueerd tegenover het voorziene recreatiebedrijf.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een plan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het plan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

4.    De relevante planregels en wettelijke regels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Geluid

5.    [appellante] vreest voor onaanvaardbare geluidhinder. Zij betoogt dat het stemgeluid door terrasbezoekers ten onrechte niet is onderzocht. Zij stelt dat openingstijden en gedragsregels die luid geschreeuw verbieden in de planregels moeten worden opgenomen.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van onaanvaardbaar hinder door geluid ter plaatse van de woning van [appellante] en verwijst naar de uitkomsten van het akoestisch onderzoek.

5.2.    Aan een groot deel van de gronden in het plangebied is de bestemming "Recreatie" toegekend. Aan een klein deel van de gronden is de aanduiding "specifieke vorm van recreatie-centrale voorzieningen" en de aanduiding "terras" toegekend.

5.3.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gebruiksmogelijkheden die het plan op de gronden mogelijk maakt niet tot een onaanvaardbare geluidhinder leiden. Bij de voorbereiding van het plan heeft Windmill een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in een rapport "Akoestisch onderzoek Recreatiebedrijf [locatie 1]" van 5 november 2015. Daarin is onder meer het stemgeluid van personen berekend en meegenomen. Tevens is de woning van [appellante] in dit onderzoek opgenomen zoals ter zitting is bevestigd. In het rapport is geconcludeerd dat sprake is van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellante]. [appellante] heeft het onderzoek inhoudelijk niet bestreden. Tevens neemt de Afdeling in aanmerking dat alle toegestane activiteiten waaronder ondersteunende en ondergeschikte horeca en een terras zijn vastgelegd en begrensd op de verbeelding met een aanduiding en in artikel 4, lid 4.1, van de planregels. De woning van [appellante] ligt op ruim 30 m van de aanduiding "terras". Bovendien zijn activiteiten die niet wenselijk zijn als strijdig gebruik opgenomen in artikel 4, lid 4.3.1, van de planregels. Gelet op het voorgaande acht de Afdeling het opnemen van openingstijden niet noodzakelijk om te voorkomen dat er onevenredige hinder en overlast voor de omgeving ontstaat. Het betoog faalt.

Flora en fauna

6.    [appellante] betoogt dat onderzocht had moeten worden of onderhavig initiatief gevolgen heeft voor de das omdat een perceel aan het dassenleefgebied wordt onttrokken. Het plan voorziet bovendien niet in compensatie van het dassenleefgebied elders.

6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat zich geen ecologische belemmeringen voordoen voor het uitvoeren van het plan.

6.2.    De vragen of voor de uitvoering van het plan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

6.3.    Bij de voorbereiding van het plan zijn de ecologische gevolgen van het plan door het bureau BRO onderzocht. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de "Notitie Natuurtoets [locatie 1], Helvoirt" van 25 juni 2013 en de notitie "Herijking flora en faunaonderzoek, Notitie Natuurtoets [locatie 1], Helvoirt" van 7 juni 2017 (hierna: de natuurtoetsen). Deze onderzoeken zijn bijgevoegd als bijlage bij de plantoelichting. In de natuurtoetsen staat dat in de nabijheid van het plangebied geen dassenburchten bekend zijn. Er zijn geen sporen van dassen aangetroffen, zoals haren aan het prikkeldraad, prenten, latrines etc. Gezien het ontbreken van sporen in het plangebied, de geringe grootte van het plangebied ten opzichte van het ruimschoots voorhanden zijn van foerageergebied in de omgeving, zal de relatieve waarde van de grasvelden voor de das zeer beperkt zijn. De paddocks zijn momenteel onbegroeid en bieden geen foerageergebied voor de das. Door de aanleg van een kleinschalig kampeerterrein met grasbegroeiing, dat uitsluitend in de zomermaanden gebruikt wordt, ontstaat in de winter geschikt foerageergebied voor de das op de plaats van de paddocks. Resumerend kan gesteld worden dat er voor dassen in geen geval essentieel foerageergebied verloren gaat. Negatieve effecten op dassen zijn daarmee op voorhand uit te sluiten, aldus de natuurtoetsen.

6.4.    Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de aanwezigheid van dassen aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Het betoog faalt.

Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen

7.    [appellante] betoogt dat de raad ten onrechte geen passende beoordeling heeft gemaakt. Zij vreest dat als gevolg van het plan door de toename van mensen en het daarmee verband houdende verkeer de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen zal toenemen. Zij betoogt dat het beheerdoel van het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen is dat het leefgebied van de kamsalamander zich verder zal uitbreiden en dat onderzocht had moeten worden of als gevolg van de onderhavige ontwikkeling de uitbreidingskansen van de kamsalamander niet worden geschaad. Voorts betoogt [appellante] dat verstoring als gevolg van verlichting niet is uitgesloten.

7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat geen passende beoordeling hoefde te worden gemaakt. Hij stelt dat voor de ontwikkeling niet wordt voorzien in een toename van bebouwing, verharding of verlichting op het kampeerveld. Wel wordt een toename van gasten voorzien. De lichtverstoring van de kampeerders op het kampeerterrein zal zeer beperkt zijn en zal door middel van kampeerregels worden nageleefd. De optische verstoring wordt geminimaliseerd door middel van bestaande en nieuwe afschermende beplanting. Met de voortoets die is opgenomen in de natuurtoets van 7 juni 2017 is aangetoond dat het plan geen significante gevolgen heeft voor het Natura 2000-gebied. Uit de rekenresultaten van het AERIUS Calculator van 2 augustus 2017 blijkt dat negatieve effecten met betrekking tot stikstofdepositie ten gevolge van de activiteit op voorhand zijn uitgesloten.

7.2.    Het westelijke deel van het plangebied ligt binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen (hierna: het Natura 2000-gebied). Verder grenst het plangebied aan het Natura 2000-gebied. Binnen het deel van het plangebied dat is gesitueerd in het Natura 2000-gebied is een verandering van grondgebruik voorzien, namelijk het omzetten van een paardenbak en paddocks naar een kampeerveld. Het kampeerveld kan van 5 maart tot 15 oktober worden gebruikt voor maximaal 8 kampeerplaatsen.

7.3.    Het Natura 2000-gebied is aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn voor de bescherming van de volgende natuurwaarden: de habitattypen stuifzandheiden met struikhei (2310), zwakgebufferde vennen (3130), blauwgraslanden (6410), oude eikenbossen (9190), vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) (91E0) en de habitatsoorten kamsalamander en drijvende waterweegbree.

7.4.    Uit artikel 2.8, eerste lid, van de Wnb volgt dat de raad voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van de Wnb in beginsel een passende beoordeling van de gevolgen voor de van belang zijnde Natura 2000-gebieden dient te maken. Een plan kan zonder passende beoordeling worden vastgesteld als op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het plan op zichzelf of in combinatie met andere plannen en projecten significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben.

7.5.    In de voortoets die is opgenomen in de natuurtoets van 7 juni 2017 staat dat voor het gebied een beheerplan Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen in voorbereiding is. Daaruit blijkt dat de omgeving van het plangebied is aangewezen voor intensieve natuurgerichte recreatie. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen geschikte habitats voor de kamsalamander aanwezig. In de directe omgeving van het plangebied komen volgens het concept beheerplan geen habitatsoorten voor. De kamsalamander komt binnen het Natura 2000-gebied uitsluitend voor in de gebieden De Brand en de Leemkuilen. Deze locaties zijn op ongeveer 10 km van het plangebied gelegen. In de voortoets staat dat gezien de zeer beperkte omvang van de voorzieningen en de resultaten van de effectencalculator duidelijk is dat er geen meetbaar effect is op de kamsalamander en andere aangewezen soorten en habitattypen ook niet door bijvoorbeeld lichthinder.

Verder staat in de voortoets dat negatieve effecten met betrekking tot stikstofdepositie ten gevolge van de activiteit op voorhand zijn uitgesloten. De rekenresultaten van het AERIUS Calculator van 2 augustus 2017, welke berekening als bijlage bij de voortoets is gevoegd, laten zien dat het plan niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op de betrokken Natura-2000 gebieden.

7.6.    De Afdeling ziet in hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich op grond van de voortoets niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het plan significante gevolgen heeft voor het Natura 2000-gebied. Het betoog faalt.

Belangenafweging

8.    Anders dan [appellante] betoogt heeft er een afweging van belangen plaatsgevonden waarbij de belangen van initiatiefnemer zijn afgewogen tegenover andere belangen waaronder het belang van de omwonenden. Dit blijkt onder andere expliciet uit de gewijzigde vaststelling waarbij tijdens de raadsvergadering nog uitgebreid aandacht is besteed aan de belangen van de omwonenden. Het betoog faalt.

Herhalen zienswijzen en inspraakreactie

9.    Voor zover [appellante] verzoekt de inhoud van haar zienswijze over het ontwerpwijzigingsplan als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de Nota van zienswijzen, behorend bij het bestreden besluit, hierop is ingegaan. [appellante] heeft in haar beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging hiervan onjuist zou zijn. Het betoog faalt.

10.    Het beroep is ongegrond.

11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.

w.g. Kramer    w.g. Ouwehand
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2019

224.

Bijlage

Wet natuurbescherming

Artikel 2.7

1. Een bestuursorgaan stelt een plan dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, uitsluitend vast indien is voldaan aan artikel 2.8, met uitzondering van het negende lid.

(…)

Artikel 2.8

1. Voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel a, maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.

(…)

Planregels

Artikel 1.31 luidt als volgt:

In de regels wordt verstaan onder ondersteunende horeca een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren. De ruimte voor ondersteunende horeca is inclusief een eventueel terras, toiletten en bereidingsruimte van de geserveerde consumpties

Artikel 4, lid 4.1, van de planregels luidt als volgt:

"4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend voor 1 bedrijfswoning;

b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen', uitsluitend voor 3 aaneengebouwd recreatiewoningen alsmede voor opslag, waarbij recreatiewoningen uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan en een maximale oppervlakte van 65 m2 per recreatiewoning geldt;

c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', uitsluitend voor 1 vrijstaande recreatiewoning op de begane grond;

d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen', uitsluitend voor ondersteunende horeca, met dien verstande dat zijn toegestaan:

1. een bar en een professionele keuken, uitsluitend op de begane grond, direct aansluitend aan de aanduiding 'terras' en met een maximale oppervlakte van 100 m²;

2. een bed & breakfast met een maximale oppervlakte van 62,5 m², uitsluitend op de tweede bouwlaag;

3. sanitaire voorzieningen en een keuken ten behoeve van het kampeerterrein en de bed & breakfast, uitsluitend op de begane grond;

e. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', tevens voor kamperen voor maximaal 8 kampeerplaatsen met een minimumoppervlakte van 150 m² per kampeerplaats, inclusief parkeren per kampeerplaats;

f. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', uitsluitend voor een paardenhouderij met maximaal 5 paarden alsmede voor opslag en het emmissiepunt van het dierenverblijf;

g. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend voor opslag;

h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', uitsluitend voor een parkeerterrein;

i. recreatieve voorzieningen, waaronder speeltoestellen en de exploitatie van huifkartochten;

j. ter plaatse van de aanduiding 'terras', een terras, uitsluitend direct aansluitend op de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen', met een maximale oppervlakte van 100 m², in aanvulling op het bepaalde in sub d onder 1;

k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' een overkapping.

l. agrarisch medegebruik in de vorm van beweiding;

m. watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

n. fietsstallings-, en voertuig- en fietsoplaadvoorzieningen;

o. tuinen en erven."

Artikel 4, lid 4.3.1, luidt als volgt:

"Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van recreatiewoningen, recreatieappartementen en andere recreatieverblijven voor permanente bewoning;

b. het gebruik van recreatiewoningen, recreatieappartementen en andere recreatieverblijven voor groepsaccommodatie;

c. het gebruik van de gronden als attractiepark;

d. het gebruik van een muziekinstallatie ter plaatse van het terras als bedoeld in lid 4.1 sub j;

e. de volgende horecavormen:1. discotheek; 2. karaokebar; 3. dancing; 4. snackbar; 5. automatiek; 6. partycentrum; 7. ijssalon; 8. fastfoodrestaurant;

f. het plaatsen en/of geplaatst houden van kampeermiddelen in de periode tussen 15 oktober en 5 maart.

g. het gebruik van de voorzieningen zoals genoemd in artikel 4.1 onder b, c, d, e, h, i en j voor andere vormen van recreatie dan verblijfsrecreatie."

Artikel 4, lid 4.3.2, luidt als volgt:

"Het gebruik ten behoeve van recreatieve functies als bedoeld in lid 4.1 sub b. tot en met j., is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing conform Bijlage 1, dan wel een ander door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan, uiterlijk binnen één jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan wordt gerealiseerd beheerd en in stand gehouden ter plaatse van de bestemming 'Groen'."

Artikel 4, lid 4.3.3, luidt als volgt:

"Het gebruik ten behoeve van de verblijfsrecreatieve functies (Bed & Breakfast, kampeerterrein, recreatiewoningen) is uitsluitend toegestaan wanneer een registratiesysteem in de vorm van een nachtregister wordt bijgehouden."