Uitspraak 201804953/1/A3


Volledige tekst

201804953/1/A3.
Datum uitspraak: 22 mei 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2018 in zaak nr. 17/4115 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Procesverloop

Bij uitspraak van 3 mei 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep betreffende een door hem aan het college gericht verzoek om informatie niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2019, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.

Overwegingen

1.    De rechtbank heeft haar beslissing in de aangevallen uitspraak gebaseerd op het oordeel dat [appellant] misbruik van recht heeft gemaakt. Hetgeen [appellant] in hoger beroep naar voren brengt, biedt geen aanleiding om de aangevallen uitspraak onjuist te achten. Hierbij is van belang dat de Afdeling in de uitspraken van 31 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3556, ECLI:NL:RVS:2018:3555, ECLI:NL:RVS:2018:3559, ECLI:NL:RVS:2018:3553 en ECLI:NL:RVS:2018:3558 en 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3310 heeft geoordeeld dat [appellant] in de desbetreffende zaken misbruik van recht heeft gemaakt. De feiten in die zaken zijn vergelijkbaar met de feiten in de thans voorliggende zaak. Voorts is van belang dat op dezelfde dag als deze zaak zeven andere zaken van [appellant] ter zitting door de Afdeling zijn behandeld. In de uitspraken van vandaag wordt in deze zaken hetzelfde overwogen als in deze zaak.

2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

3.    Het college heeft gevraagd om [appellant] op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in zijn proceskosten te veroordelen. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is evenwel niet gebleken. Reeds daarom komt het verzoek van het college niet voor inwilliging in aanmerking.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.

w.g. Borman    w.g. Ley-Nell
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2019

597.