Uitspraak 201800529/1/A3 en 201800532/1/A3


Volledige tekst

201800529/1/A3 en 201800532/1/A3.
Datum uitspraak: 17 april 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

Netherlands Mezzanine Fund B.V. (voorheen: Solarex Investments B.V.), gevestigd te Amsterdam,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2017 in zaak nr. 17/1841 in het geding tussen:

NMF

en

de staatssecretaris van Financiën,

en tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2017 in zaak nr. 17/1836 in het geding tussen:

NMF

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2010 heeft de staatssecretaris besloten om op grond van Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (hierna: de Wib) aan de bevoegde fiscale autoriteiten van Polen de volgende informatie over Solarex Investments BV te verstrekken: gegevens over de financiering van een lening aan Profi Credit Poland SP. z o.o., gegevens over de directieleden en aandeelhouders en gegevens betreffende connecties met Profireal Group SE.

Bij besluit van 16 december 2013 heeft de staatssecretaris besloten om op grond van de Wib aan de bevoegde fiscale autoriteiten van Bulgarije de volgende informatie over Solarex Investments BV te verstrekken: jaarverslagen over 2008, 2009 en 2010, een overeenkomst tussen Solarex Investments B.V. en Profireal Group SE en grootboekrekeningen over de jaren 2008 tot en met 2012.

Bij afzonderlijke besluiten van 7 februari 2017 heeft de staatssecretaris de door Solarex Investments B.V. tegen de besluiten van 8 december 2013 en 16 december 2013 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraken van 13 december 2017 heeft de rechtbank de door NMF daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraken zijn aangehecht.

Tegen deze uitspraken heeft NMF hoger beroepen ingesteld.

NMF heeft verzoeken tot schadevergoeding gedaan.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 19 maart 2019, waar NMF, vertegenwoordigd door mr. J.M. Sitsen, advocaat te Amsterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.D. Koolen en mr. drs. B.J.E. Lodder, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de hoger beroepen van NMF niet ontvankelijk zijn omdat NMF is opgeheven en NMF na voltooiing van de vereffening op 24 december 2018 is opgehouden te bestaan.

2.    Artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) luidt:

"1 Een rechtspersoon wordt ontbonden:

a. door een besluit van de algemene vergadering of, indien de rechtspersoon een stichting is, door een besluit van het bestuur tenzij in de statuten anders is voorzien;

[…]

5. De rechtspersoon blijft na ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is. In stukken en aankondigingen die van hem uitgaan, moet aan zijn naam worden toegevoegd: in liquidatie.

6. De rechtspersoon houdt in geval van vereffening op te bestaan op het tijdstip waarop de vereffening eindigt. De vereffenaar of de faillissementscurator doet aan de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven, daarvan opgaaf."

Artikel 2:23c, eerste lid, luidt:

"Indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen en zo nodig een vereffenaar benoemen. In dat geval herleeft de rechtspersoon, doch uitsluitend ter afwikkeling van de heropende vereffening. De vereffenaar is bevoegd van elk der gerechtigden terug te vorderen hetgeen deze te veel uit het overschot heeft ontvangen."

3.    Na het instellen van de hoger beroepen heeft de aandeelhouder op 12 oktober 2018 NMF ontbonden en een vereffenaar aangesteld. Op 24 december 2018 is de vereffening afgerond en is daarvan mededeling gedaan aan de Kamer van Koophandel. Op 22 januari 2019 is de registratie in de Kamer van Koophandel beëindigd wegens het beëindigen van de vereffening.

De vereffenaar van NMF heeft de vereffening hangende deze hoger beroepsprocedures beëindigd. Er is geen verzoek tot heropening van de vereffening op grond van artikel 2:23c, eerste lid, van het BW gedaan, ook niet in verband met deze hoger beroepen en de daarin vervatte verzoeken tot schadevergoeding.

Gelet op het voorgaande heeft NMF op 24 december 2018 op grond van artikel 2:19, zesde lid, van het BW opgehouden te bestaan.

4.    De conclusie is dat de hoger beroepen van NMF niet ontvankelijk zijn omdat zij sinds 24 december 2018 niet langer bestaat. Dat zij wellicht kan herleven door heropening van de vereffening te verzoeken indien een vordering tot schadevergoeding wordt gedaan of aan NMF wordt toegewezen, doet daar niet aan af omdat een dergelijk verzoek tot heropening niet is gedaan of toegewezen.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk;

II.    wijst de verzoeken om schadevergoeding af.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. A.J.C. van Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.

w.g. Bijloos    w.g. Rietberg
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2019

725.