Uitspraak 201705953/1/V2


Volledige tekst

201705953/1/V2.
Datum uitspraak: 19 maart 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kinderen, (hierna samen: de vreemdelingen)

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 20 juli 2017 in zaken nrs. NL17.4064 en NL17.4176 in het geding tussen:

de vreemdelingen

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 28 juni 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 20 juli 2017 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2018, waar de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy-Kovács en mr. R.A. Visser, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    De vreemdelingen zijn afkomstig uit Al Hoceima in het Rifgebied in Marokko. Vreemdeling 1 heeft onder meer aangevoerd dat hij een actief lid was van de Twintig Februari beweging, een oppositiegroepering in Marokko, en dat hij als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden met de Marokkaanse autoriteiten. Ook heeft hij aangevoerd dat hij in Nederland politiek actief is en dat de situatie van politieke opposanten in het Rifgebied slecht is. Het asielrelaas van vreemdeling 2 is afhankelijk van dat van vreemdeling 1.

1.1.    De staatssecretaris heeft geloofwaardig geacht dat vreemdeling 1 in Marokko een actief lid was van de Twintig Februari beweging en dat hij in Nederland politieke activiteiten verricht. De gestelde problemen in Marokko met de autoriteiten heeft de staatssecretaris niet geloofwaardig geacht. Verder heeft hij zich op het standpunt gesteld dat Marokko in het algemeen is aangewezen als een veilig land van herkomst en dat de vreemdelingen niet aannemelijk hebben gemaakt dat dat land in hun geval niet veilig is. De rechtbank is de staatssecretaris hierin gevolgd.

1.2.    Gelet op de actualiteitswaarde van de uitspraak, betrekt de Afdeling ook stukken waarop partijen pas na de aangevallen uitspraak een beroep hebben gedaan bij de beoordeling van de grieven.

1.3.    De in deze procedure betrokken stukken zijn vermeld in de aangehechte bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Is Marokko een veilig land van herkomst, en zo ja, geldt dat ook voor het Rifgebied?

2.    De vreemdelingen klagen in de eerste grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Marokko een veilig land van herkomst is en dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat dat in hun geval niet zo is. Volgens de vreemdelingen hebben zij voldoende onderbouwd dat Marokko geen veilig land van herkomst is. Voor zover Marokko in het algemeen een veilig land van herkomst is, geldt dat volgens de vreemdelingen niet voor het Rifgebied en evenmin voor hen persoonlijk. Zij verwijzen naar de door hen overgelegde informatie over de verslechterde situatie van politieke opposanten in het Rifgebied, waaronder een artikel van Amnesty International van 2 juni 2017, een artikel van Human Rights Watch van 22 juni 2017, brieven van VluchtelingenWerk Nederland van 7 november 2016 en 3 mei 2017 en 30 oktober 2018 en de daarin vermelde rapporten, verschillende krantenartikelen en artikelen op verschillende websites. Gelet op die informatie, de rol van vreemdeling 1 binnen de Twintig Februari beweging en zijn politieke activiteiten in Nederland, is Marokko volgens de vreemdelingen in hun geval niet veilig. Voorts hebben de vreemdelingen verwezen naar de door hen in beroep en in hoger beroep overgelegde stukken, waaronder het Amnesty International Report 2017/18, het rapport van Human Rights Watch over 2017 en een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 30 oktober 2018.

2.1.    De staatsecretaris heeft ter zitting naar voren gebracht dat uit verschillende stukken, waaronder het rapport 'Country Report on Human Rights Practices 2017' van het United States Department of State en het rapport van het Freedom House over 2018 niet blijkt dat de algemene veiligheidssituatie in het Rif-gebied wezenlijk verschilt van de situatie in de rest van Marokko. Uit deze rapporten blijkt volgens hem dat autoriteiten in geval van demonstraties soms hard optreden. Dit geldt echter ook voor demonstraties buiten het Rifgebied. Uit de stukken blijkt verder dat met name kritische journalisten die berichten over het koningshuis, de Westelijke Sahara en de Islam worden tegengewerkt. Het voeren van politieke oppositie is echter mogelijk binnen zekere begrenzingen. Volgens de staatssecretaris is er dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat Marokko, en in het bijzonder het Rif-gebied, in zijn algemeenheid een onveilig gebied is. Over de politieke activiteiten van vreemdeling 1 heeft de staatssecretaris naar voren gebracht dat de Twintig Februari beweging in de loop der jaren aan betekenis heeft verloren en dat deze beweging moet worden onderscheiden van de Hirakbeweging, die ontstond in oktober 2016. In het Rifgebied zijn er na oktober 2016 maandenlang meerdere protesten geweest tegen de gestelde achterstelling van dat gebied door de overheid op het gebied van economische en sociale ontwikkeling. Vanaf mei 2017 verhardde het overheidsoptreden en begonnen de autoriteiten demonstranten en actievoerders te arresteren en vervolgen. Er zijn ongeveer 800 demonstranten gearresteerd, waarvan er 300 zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen. De koning heeft echter aan 188 veroordeelden gratie verleend. Verder heeft de Raad van Europa in een rapport van 31 oktober 2018 verslag gedaan over de situatie in Marokko en daarbij ook aandacht besteed aan de demonstraties in het Rifgebied. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst niet mag gelden voor het Rifgebied. Over de door vreemdeling 1 in Marokko en in Nederland verrichte politieke activiteiten heeft de staatssecretaris naar voren gebracht dat vreemdeling 1 niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daardoor bij terugkeer een reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade. Redengevend hiervoor is volgens de staatssecretaris dat de in Marokko verrichte activiteiten niet hebben geleid tot negatieve belangstelling van de autoriteiten. De in Nederland verrichte activiteiten zijn van ondergeschikte aard. Bovendien is niet bekend dat de Marokkaanse autoriteiten politieke activiteiten van onderdanen in het buitenland monitoren en daaraan bij terugkeer gevolgen verbinden, aldus de staatssecretaris.

2.2.    De Afdeling heeft in haar uitspraken van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:209 en ECLI:NL:RVS:2017:210 overwogen dat de staatssecretaris Marokko terecht heeft aangewezen als veilig land van herkomst. Hoewel de situatie zorgwekkend was in gevangenissen en voor bepaalde groepen, waaronder activisten, journalisten en personen die zich kritisch uitlieten over het koningshuis, de islam en het regeringsstandpunt over de Westelijke Sahara, kon volgens de Afdeling uit de stukken niet worden afgeleid dat Marokko wegens de situatie in die gevangenissen en van deze groepen in het algemeen niet veilig was. De bestrijding van corruptie, het functioneren van politie en veiligheidsdiensten en de feitelijke toepassing van het wettelijk stelstel behoeft weliswaar verbetering, maar uit de informatiebronnen kan niet worden afgeleid dat de bestaande rechtsmiddelen zodanig gebrekkig zijn dat niet daadwerkelijk bescherming wordt geboden tegen eventuele vervolging of onmenselijke behandeling door overheidsfunctionarissen of derden, aldus de Afdeling in de uitspraken van 1 februari 2017.

2.2.1.    De door de vreemdelingen in deze zaak ingebrachte informatie leidt niet tot een ander oordeel, omdat hieruit niet blijkt dat de situatie wezenlijk verschilt van de situatie die aan de orde was in de uitspraken van 1 februari 2017. In de stukken wordt melding gemaakt van dezelfde mensenrechtenproblemen en van de zorgwekkende situatie in de gevangenissen en de moeilijkheden die groepen, waaronder journalisten en personen die zich kritisch uitlaten over het koningshuis en de islam ondervinden van de zijde van de Marokkaanse autoriteiten. Ter zitting bij de Afdeling hebben de vreemdelingen verder niet geconcretiseerd op welke wijze en uit welke stukken blijkt dat de situatie in heel Marokko nu wezenlijk slechter is dan de situatie ten tijde van voormelde uitspraken. De grief faalt daarom in zoverre.

2.3.    Uit de door de staatssecretaris en de vreemdelingen aangehaalde stukken blijkt niet dat de algemene veiligheidssituatie in het Rifgebied wezenlijk verschilt van de situatie in de rest van Marokko, of dat die is verslechterd in vergelijking met voorgaande jaren. Over Al Hoceima en omgeving zegt het Country Report 2017 dat er demonstraties plaatsvinden en dat de autoriteiten daarbij soms hard optreden. Ook wordt melding gemaakt van mishandelingen door de politie. Dit volgt ook uit de door de vreemdelingen overgelegde rapporten van Amnesty International van 22 februari 2018 en Human Rights Watch van 18 januari 2018. Het rapport van Amnesty International van 22 februari 2018 meldt dat autoriteiten massaal demonstranten, waaronder kinderen, hebben gearresteerd, waarbij soms buitensporig of onnodig geweld werd gebruikt. Naar aanleiding van de demonstraties tussen oktober 2016 en november 2017 zijn volgens het Country Report 2017 ongeveer 600 demonstranten gearresteerd, waarvan er 300 zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen. Uit het Country Report 2017 blijkt verder dat de Marokkaanse autoriteiten voorzien hebben in trainingen van de veiligheidsdiensten voor het in de hand houden van menigten. Het rapport van de Raad van Europa van 31 oktober 2018 meldt dat met name op het gebied van de rechtsstaat en democratie, ook in het Rifgebied, vooruitgang is geboekt. In zijn algemeenheid spreekt de Raad in positieve termen, met name over de ontwikkelingen aangaande de rechtstaat en democratie. Volgens de Raad is er op die punten vooruitgang geboekt. Op het gebied van mensenrechten moeten nog een aantal stappen worden gezet, zoals op het gebied van persvrijheid, vrijheid van vereniging en gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

2.3.1.    Uit de stukken en de ter zitting gegeven toelichting blijkt verder dat de Twintig Februari beweging ten tijde van de Arabische lente is ontstaan en demonstraties heeft georganiseerd. De autoriteiten hebben soms hard opgetreden tegen demonstranten. Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat deze beweging in de afgelopen jaren heel actief was, dan wel dat alle leden van deze beweging in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staan. De activiteiten van deze beweging moeten bovendien los worden gezien van de protesten vanaf oktober 2016 naar aanleiding van de dood van een visverkoper. Na oktober 2016 zijn naar aanleiding hiervan in het Rifgebied maandenlang protesten geweest tegen de gestelde achterstelling van dat gebied door de overheid op het gebied van de economische en sociale ontwikkeling. Vanaf mei 2017 verhardde het overheidsoptreden hiertegen en begonnen de autoriteiten demonstranten en actievoerders te arresteren en te vervolgen. Naar aanleiding van de demonstraties tussen oktober 2016 en november 2017 zijn ongeveer 800 demonstranten gearresteerd, waarvan 300 zijn veroordeeld. In het door de staatssecretaris aangehaalde rapport van de Raad van Europa van 31 oktober 2018 staat dat de autoriteiten aanvankelijk bij demonstraties niet ingrepen, maar vervolgens hard optraden om de orde te herstellen. Volgens het rapport verdedigde de koning het politieoptreden maar sprak hij ook de lokale autoriteiten aan op hun onvermogen om te voldoen aan de economische en sociale verwachtingen van de bevolking. Uit de gratieverlening aan 188 deelnemers blijkt volgens het rapport dat er nog steeds sprake is van nieuwe ontwikkelingen.

2.3.2.    Hoewel uit de overgelegde stukken kan worden afgeleid dat de situatie ten tijde van het hoogtepunt van de protesten in het Rifgebied, te weten vanaf mei 2017 tot oktober 2017, zorgwekkend was, blijkt daaruit ook dat de situatie daarna gestabiliseerd is. Omdat uit de door de vreemdeling en de staatssecretaris overgelegde stukken niet blijkt dat de situatie in het Rifgebied wezenlijk verschilt van de situatie in de rest van Marokko, geldt de conclusie dat Marokko in het algemeen een veilig land van herkomst is ook voor het Rifgebied. De grief faalt ook in zoverre.

2.4.    Zoals blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474, is het, nu de staatssecretaris Marokko terecht heeft aangewezen als veilig land van herkomst en deze aanwijzing, gelet op wat hiervoor is overwogen, ook voor het Rifgebied geldt, aan de vreemdelingen om aannemelijk te maken dat Marokko in hun geval toch niet veilig is. De beoordeling hiervan is mede afhankelijk van wat de vreemdelingen in de grieven twee tot en met vier naar voren hebben gebracht. Daarom zal de Afdeling eerst hierop ingaan.

De andere grieven van de vreemdelingen

3.    De vreemdelingen klagen in de derde en de vierde grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris de gestelde problemen in Marokko als gevolg van de politieke activiteiten van vreemdeling 1 in Marokko, ongeloofwaardig mocht achten. De vreemdelingen voeren aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het vertrek uit Marokko, op legale en gecontroleerde wijze, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van hun asielrelaas. Verder voeren de vreemdelingen aan dat de rechtbank ten onrechte niet tot het oordeel is gekomen dat de besluitvorming onzorgvuldig was, omdat de staatssecretaris de inhoud van hun verklaringen niet betrokken heeft bij zijn besluit. De vreemdelingen voeren ten slotte aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij met de getuigenverklaringen een oprechte poging hebben gedaan hun asielrelaas te onderbouwen.

3.1.    De vreemdelingen reageren in hoger beroep niet inhoudelijk op het oordeel van de rechtbank over het moment van de legalisering van de garantstellingen, het moment van de afgifte van de werkgeversverklaring, de gestelde toenemende druk op hen en over hun beroep op het gelijkheidsbeginsel. De overwegingen hierover kunnen de conclusie van de rechtbank dat de staatssecretaris de gestelde problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, dragen. Over de getuigenverklaringen geldt dat in hoger beroep niet wordt bestreden dat deze afkomstig zijn van niet-objectieve bronnen. Hoewel deze omstandigheid niet betekent dat die verklaringen geen enkele bewijskracht kunnen hebben, komt daaraan, nu de vreemdelingen geen ander concreet bewijsmateriaal hebben overgelegd, niet de betekenis toe die de vreemdelingen daaraan willen hechten (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 6 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2336. De vreemdelingen hebben verder onvoldoende geconcretiseerd waarom de besluitvorming onzorgvuldig is geweest. De grieven falen.

4.    De vreemdelingen klagen in de tweede grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de stelling van vreemdeling 1 dat hij, gelet op zijn activiteiten op social media en gelet op de veranderde situatie in het Rifgebergte, als refugié sur place dient te worden aangemerkt, niet aannemelijk is gemaakt. Volgens de vreemdeling heeft de rechtbank niet onderkend dat de situatie na hun vertrek ernstig is verslechterd.

4.1.    Vreemdeling 1 heeft voormelde stelling voor het eerst in beroep naar voren gebracht. De staatssecretaris heeft hierover ter zitting bij de rechtbank een standpunt ingenomen. Dit standpunt heeft hij ter zitting bij de Afdeling nader toegelicht.

4.2.    De Afdeling heeft hiervoor, onder 2, overwogen dat Marokko in het algemeen een veilig land van herkomst is. Bij dit oordeel heeft zij ook de huidige veiligheidssituatie in Marokko betrokken. De gestelde gewijzigde omstandigheden in Marokko leiden daarom niet tot het oordeel dat vreemdeling 1 als refugié sur place dient te worden aangemerkt en evenmin dat Marokko om die reden voor de vreemdelingen niet kan gelden als veilig land van herkomst. Over wat de vreemdelingen naar voren hebben gebracht over de activiteiten van vreemdeling 1 op internet en over zijn rol binnen de Twintig Februari Beweging geldt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdelingen niet aannemelijk hebben gemaakt dat Marokkaanse autoriteiten alle Marokkanen in de gaten houden waarvan informatie op het internet te vinden is en daaraan bij terugkeer gevolgen verbinden. Hoewel vreemdeling 1 actief is op social media, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat de Marokkaanse autoriteiten hiervan op de hoogte zijn. Gelet op de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas van de vreemdelingen en op de ondergeschikte rol die vreemdeling 1 heeft gehad binnen de Twintig Februari Beweging en die vóór zijn vertrek uit Marokko niet tot problemen met de autoriteiten heeft geleid, is niet aannemelijk dat de vreemdelingen om die reden dan wel wegens activiteiten van vreemdeling 1 op internet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staan. De rechtbank is daarom terecht tot de conclusie gekomen dat de beroepsgrond hierover niet slaagt. De grief faalt.

Is Marokko ook in het geval van de vreemdelingen een veilig land van herkomst?

5.    De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de vreemdelingen niet aannemelijk hebben gemaakt dat Marokko in hun geval toch niet veilig is. In dit verband is van belang dat, zoals de staatssecretaris terecht heeft gesteld, de activiteiten van vreemdeling 1 in Marokko bij de autoriteiten bekend waren. Deze activiteiten hebben, gelet op de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas, niet geleid tot negatieve belangstelling van de autoriteiten. De in Nederland verrichte activiteiten zijn van ondergeschikte aard, zodat niet aannemelijk is dat de vreemdelingen bij terugkeer om die reden in de negatieve belangstelling zullen staan. De eerste grief faalt ook in zoverre.

Conclusie

6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.

w.g. Verheij    w.g. Yildiz
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2019

BIJLAGE

Overzicht van in de procedure door de Afdeling betrokken stukken

1. Het rapport van het U.S. Department of State, 'Country Report on Human Rights Practices 2011 - Morocco', van 24 mei 2012

2. Het rapport van het U.S. Department of State, 'Country Report on Human Rights Practices 2012 - Morocco', van 19 april 2013

3. Het rapport van de Immigration and Refugee Board of Canada, 'Morocco: The "February 20 Movement" (Mouvement du 20-Février), including its structure, leaders, objectives and activities; treatment of members of the movement by the government (2010-February 2013)', van maart 2013

4. Een bericht van Amnesty International 'Morocco: Rif protesters punished with wave of mass arrests' van 2 juni 2017

5. Een bericht van Human Rights Watch, 'Morocco: Protest Leader Alleges Police Beat Him', van 22 juni 2017

6. Het rapport van Human Rights Watch, 'World Report 2018 - Morocco/Western Sahara', van 18 januari 2018

7. Het rapport van Amnesty International, 'The state of the world's human rights', van 22 februari 2018

8. Het rapport van het Freedom House 'Freedom in the world 2018, Morocco'

9. Het rapport van het U.S. Department of State, 'Country Report on Human Rights Practices 2017 - Morocco', van 20 april 2018

10. Een bericht van Amnesty International 'Morocco: ' Quash conviction of El Mortada lamrachen', van 30 april 2018

11. Een bericht van Amnesty International 'Morocco: Guilty verdicts returned in unfair Hirak trials must be overturned' van 27 juni 2018

12. De brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 5 september 2018 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

13. Het rapport van de Raad van Europa, 'Evaluation of the partnership for democracy in respect of the Parliament of Morocco', van 31 oktober 2018

14. Brieven van Vluchtelingenwerk Nederland van 7 november 2016, 3 mei 2017 en 30 oktober 2018