Uitspraak 201709955/3/R2


Volledige tekst

201709955/3/R2.
Datum uitspraak: 6 november 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:

1. [appellant sub 1] en anderen, wonend te Breukelen Utrecht,
2. de raad van de gemeente Stichtse Vecht,
verzoekers,

om opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Awb) van de bij uitspraak van 25 april 2018, in zaak nr. 201709955/2, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:

[partij] en anderen, wonend te Nieuwersluis dan wel Breukelen, gemeente Stichtse Vecht,

en

de raad van de gemeente Stichtse Vecht,
verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak van 25 april 2018 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van 26 september 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Vijverhof Nieuwersluis" geschorst.

Bij besluit van 10 juli 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Vijverhof Nieuwersluis" gewijzigd en opnieuw vastgesteld.

Bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op respectievelijk 28 juni 2018 en 1 augustus 2018 hebben [appellant sub 1] en anderen en de raad de voorzieningenrechter verzocht deze voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.

[partij] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

[appellant sub 1] en anderen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven en nadere stukken overgelegd. Een van de stukken betreft een taxatierapport van Invast Hotels van 15 juni 2018. Dit rapport is overgelegd met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 september 2018, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door mr. C.J. Schipperus, advocaat te Wijchen, en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.M.E. Broeke en drs. H.G. Sleutel, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting gehoord [partij] en anderen, vertegenwoordigd door
mr. D. Korsse, advocaat te Den Haag.

Het onderzoek ter zitting is niet gesloten omdat de voorzieningenrechter de raad en [partij] en anderen in de gelegenheid heeft willen stellen om toestemming te geven aan de voorzieningenrechter om vertrouwelijk kennis te kunnen nemen van het bovenvermelde taxatierapport.

Bij brief van 2 oktober 2018 hebben [appellant sub 1] en anderen de voorzieningenrechter bericht dat [partij] en anderen en de raad alsnog kennis mogen nemen van de inhoud van het taxatierapport.

Bij brief van 4 oktober 2018 heeft de voorzieningenrechter [partij] en anderen en de raad het taxatierapport doen toekomen met het verzoek hierop binnen een week te reageren. Op verzoek van [partij] en anderen en de raad is deze termijn verlengd tot 23 oktober 2018. De raad en [partij] en anderen hebben binnen de gestelde termijn gereageerd op het taxatierapport, waarna de voorzieningenrechter het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.

3. Bij uitspraak van 25 april 2018 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening het voormelde besluit van de raad van 26 september 2017 geschorst.

Ten aanzien van evenementen heeft de voorzieningenrechter in de uitspraak het volgende overwogen. "In artikel 10, lid 10.1, onder b, van de planregels is vastgelegd dat gebruik ten behoeve van evenementen zonder meer is toegelaten. De planregels stellen geen enkele beperking aan de aard, omvang of gevolgen van te organiseren evenementen op het terrein. Gelet hierop, alsmede in aanmerking genomen dat ook in de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken geen rekening is gehouden met het houden van evenementen, is in zoverre niet verzekerd dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat van [partij] en anderen."

Ten aanzien van de steiger heeft de voorzieningenrechter het volgende overwogen. "Uit artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder d, van de planregels vloeit voort dat een steiger met een lengte van 30 m mag worden gebouwd. Artikel 4, lid 4.2.4, van de planregels maakt aanvullend de bouw van een steiger met een lengte van 35 m mogelijk. Ter zitting is naar voren gekomen dat het de bedoeling van de raad is geweest slechts één grotere steiger met een lengte van maximaal 35 m mogelijk te maken. In de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken is van de bouw van één grote steiger uitgegaan. De raad heeft toegezegd dit gebrek te zullen herstellen."

Ten aanzien van de financieel-economische uitvoerbaarheid heeft de voorzieningenrechter het volgende overwogen:

"[partij] en anderen betogen ten slotte op goede gronden dat - zoals vermeld in de plantoelichting - de omstandigheid dat voor de gemeente zelf geen kosten zijn verbonden aan de aankoop en de ontwikkeling van het landgoed de raad niet ontslaat van de verplichting de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan in de plantoelichting op te nemen. In de plantoelichting is verder vermeld dat de initiatiefnemers over voldoende middelen beschikt om de planontwikkeling te kunnen bekostigen en dat de opbrengsten, zowel financieel als anderszins voor haar opwegen tegen de verwachte kosten. Naar aanleiding van de zienswijze van [partij] en anderen heeft de raad gesteld dat het initiatief uitvoerig is doorgerekend door Thermis Company, en is aangescherpt en beoordeeld door Horeca Advies, welke adviezen daarna met de gemeente zijn besproken en getoetst. Bedoelde stukken en/of gespreksverslagen zijn niet overgelegd. De raad heeft ter zitting verklaard dat de gemeente niet dan wel niet meer over deze stukken beschikt. [partij] en anderen hebben een in hun opdracht door onderzoeksbureau Van Spronsen&Partners Horeca Advies opgesteld onderzoeksrapport "Beoordeling Bedrijfseconomische haalbaarheid Hotel-restaurant te Nieuwersluis" van 6 juli 2017 ingebracht, waarin wordt geconcludeerd dat geen sprake is van een bedrijfseconomisch haalbare exploitatie. Gelet hierop bestaat vooralsnog onvoldoende duidelijkheid over de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan."

4. De raad en [appellant sub 1] en anderen hebben verzocht om opheffing van de schorsing en hebben hierbij gesteld dat de bij voormelde uitspraak geconstateerde gebreken ten aanzien van evenementen, een steiger en de financieel-economische uitvoerbaarheid inmiddels zijn hersteld in het bij besluit van 10 juli 2018 gewijzigd en opnieuw vastgestelde bestemmingsplan "Vijverhof Nieuwersluis" (hierna: het besluit van 10 juli 2018). De relevante planregels uit dit besluit zijn bijgevoegd in een bijlage bij deze uitspraak.

5. [partij] en anderen betogen op hierna te bespreken gronden dat de bij voormelde uitspraak geconstateerde gebreken niet zijn hersteld in het besluit van 10 juli 2018.

6. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. De voorzieningenrechter merkt het besluit van 10 juli 2018 aan als een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Awb.

Evenementen

7. In het besluit van 10 juli 2018 zijn de artikelen 10, lid 10.1, onder b, en artikel 1.39 van de planregels, die betrekking hebben op evenementen, zoals opgenomen in het bij het besluit van 26 september 2017 vastgestelde plan, geschrapt.

In de plantoelichting behorende bij het besluit van 10 juli 2018 is het volgende toegevoegd. "De buitenplaats leent zich daarnaast voor de organisatie van events, waarmee een bezoek aan deze bijzondere plek voor een breed publiek aantrekkelijk kan worden gemaakt. Te denken valt daarbij onder meer, doch niet uitputtend, aan een wijn- of cocktailproeverij, recepties, bruiloften, exposities in de tuin of de vergaderzalen, muzikale vertoningen in het restaurant, high tea of speciale diners (galadiners e.d.). In de regel gaat het hier om activiteiten, die verband houden met de horecafuncties (hotel, restaurant, ondergeschikte zaalaccommodatie, zie nader paragraaf 4.4.4), activiteiten voor hotelgasten of extensieve recreatieve activiteiten. Deze activiteiten zijn niet aan te merken als ruimtelijk relevante evenementen, gelet op de omstandigheden dat deze incidenteel en in de regel kortdurend zijn en daarom geen invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit. Voor zover er sprake is van een evenement, is de APV in de gemeente Stichtse Vecht het toetsingskader en dient daarvoor een vergunning te worden aangevraagd. De geluidnormen uit het Activiteitenbesluit, alsmede het gemeentelijk evenementenbeleid zijn bij de vergunningverlening maatgevend."

7.1. In het opheffingsverzoek van de raad is het volgende opgenomen:

"De planregels die betrekking hebben op evenementen zijn inmiddels geschrapt. In de gewijzigde plantoelichting zijn omschrijvingen van reguliere bedrijfsactiviteiten geschetst. Deze bedrijfsactiviteiten zijn meegenomen in de onderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan. (...) Nu een vergunning aangevraagd dient te worden, en er een toetsingskader (APV) is voor het verlenen van de vergunning, zijn de mogelijkheden om evenementen te organiseren gelijk aan de huidige situatie (onder het oude bestemmingsplan) en dus niet reeds op voorhand bij recht toegestaan. Door deze wijziging is verzekerd dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden."

7.2. [partij] en anderen, die in de omgeving van het plangebied wonen, betogen dat in het opheffingsverzoek ten onrechte is gesteld dat het besluit van 10 juli 2018 geen relevante veranderingen toestaat ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Zij voeren in dit verband aan dat in het voorgaande bestemmingsplan "Landelijk Gebied Noord" aan de Vijverhof geen bestemming is toegekend waarbinnen de organisatie van evenementen is toegestaan. Uit de plantoelichting, die is aangevuld in het besluit van 10 juli 2018, kan worden afgeleid dat het nieuwe bestemmingsplan een dergelijke mogelijkheid kennelijk wel bevat. Zij betogen dat de mogelijkheden die zijn geschetst in de plantoelichting tot onaanvaardbare gevolgen voor hun woon- en leefklimaat leidt en dat die gevolgen niet zijn onderzocht.

7.3. De voorzieningenrechter stelt vast dat in het besluit van 10 juli 2018 artikel 10, lid 10.1, onder b, van de planregels uit het bij besluit van 26 september 2017 vastgestelde plan is geschrapt.

In het plan is aan de gronden in het plangebied de bestemming "Buitenplaats" toegekend. Voor deze bestemming geldt op grond van de planregels in hoofdzaak een cultuurhistorische en landschappelijke functie. Ten behoeve van de beoogde functies voor hotel, restaurant en theehuis zijn op de verbeelding specifieke aanduidingen met beperkende gebruiksvoorschriften vastgesteld. De planregels die behoren bij deze aanduidingen geven specifieke en beperkte mogelijkheden voor activiteiten binnen de hotel-, restaurant- en theehuisfunctie. Aan de plantoelichting kunnen geen rechten worden ontleend.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter leiden de specifieke en beperkte gebruiksmogelijkheden die het plan op de gronden mogelijk maakt niet tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat van [partij] en anderen en vindt deze conclusie steun in de uitkomsten van de uitgevoerde onderzoeken. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking de specifieke en algemene gebruiksregels die zijn opgenomen in artikel 3, lid 3.4, van de planregels in bijzonder hetgeen daarin is geregeld omtrent het gebruik van de terrassen, de openingstijden en de beperkte mogelijkheid van versterkt muziekgeluid.

Ook betrekt de voorzieningenrechter bij dit oordeel dat in het akoestisch rapport van 22 september 2017 in opdracht van de raad door Windmill Milieu Management en Advies de geluidbronnen zijn ingevoerd en berekend. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is daarbij recht gedaan aan de gebruiksmogelijkheden die het plan mogelijk maakt. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat ter bescherming van de woningen aan de Rijksstraatweg 2-4 en de woningen aan de Overweer 35-41 twee (groene) geluidwerende voorzieningen (geluidsscherm) worden gerealiseerd. De geluidwerende voorzieningen zijn opgenomen als voorwaardelijke verplichting in de regels van het bestemmingsplan. In het rapport is geconcludeerd dat na het realiseren van de geluidswerende voorzieningen en het handhaven van de openingstijden en de tijden voor versterkt muziekgeluid, sprake is van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende woningen. Tevens is in het rapport geconcludeerd dat aan de normen van het Activiteitenbesluit wordt voldaan.

De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat voor wat betreft de evenementen geen aanleiding bestaat om de schorsing voort te laten duren.

Steiger

7.4. In het besluit van 10 juli 2018 zijn in de navolgende planregels wijzigingen aangebracht die als volgt luiden:

Artikel 4, lid 4.1, aanhef en sub d, van de planregels luidt als volgt:

"De voor "Water" aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water-aanlegsteiger-hotel" tevens voor een aanlegplaats voor passagiersschepen alsmede recreatievaartuigen ten behoeve van de horecafuncties bestemd."

Artikel 4, lid 4.2.2. luidt als volgt:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bruggen en viaducten bedraagt niet meer dan 8 m;

b. de bouwhoogte van nautische voorzieningen bedraagt niet meer dan 20 m;

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van bouwwerken voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 4, lid 4.2.3, luidt als volgt:

In aanvulling op en in afwijking van artikel 4.2.2 gelden voor ligplaatsen voor recreatievaartuigen de volgende regels:

a. ligplaatsen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bedrijfshaven' toegestaan;

b. het aantal steigers bedraagt niet meer dan 2, met dien verstande dat tevens de bestaande Vechtstoep inclusief trap en steiger is toegestaan, waarbij de bestaande afmetingen niet mogen worden vergroot;

c. de oppervlakte van de steiger bedraagt niet meer dan 7,20 m²;

d. de steiger mag uitsluitend parallel aan de oever, dan wel onder een hoek van maximaal 60º ten opzichte van de oever worden gebouwd, waarbij het water vrij onder de steiger door dient te stromen;

e. de lengte van een aanlegplaats bedraagt niet meer dan 8 m;

f. de breedte van een aanlegplaats bedraagt niet meer dan 3,25 m, waarbij in geval van dubbele aanlegplaatsen een maximale breedte van 6 m geldt.

Artikel 4, lid 4.2.4, luidt als volgt:

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water- aanlegsteiger-hotel" is in aanvulling op en in afwijking van artikel 4.2.2 en 4.2.3, één steiger toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a. de lengte van de steiger mag niet meer dan 35 m bedragen;

b. de steiger mag uitsluitend evenwijdig aan de oever worden gebouwd, waarbij het water vrij onder de steiger door dient te stromen;

c. de breedte van de steiger loodrecht op de oever bedraagt niet meer dan 1,30 m.

Artikel 4, lid 4.3.2 is toegevoegd en luidt als volgt:

"Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water-aanlegsteiger-hotel" voor een aanlegplaats is toegestaan voor: a. passagiersschepen met een maximale lengte van 30 meter en maximale capaciteit van 100 passagiers; b. recreatievaartuigen ten behoeve van de horecafuncties."

7.5. In het verzoek tot opheffing heeft de raad gesteld dat de regels omtrent de steiger ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water-aanlegsteiger-hotel" in overeenstemming zijn gebracht met de bedoeling van de raad namelijk dat slechts één steiger is toegestaan ter plaatse van deze aanduiding. Hiermee is dit gebrek in het bestemmingsplan hersteld, aldus de raad.

7.6. [partij] en anderen betogen dat niet duidelijk is wat een aanlegplaats is en waar die kan worden gesitueerd. Zij stellen dat anders dan de raad heeft beoogd uit de planregels niet volgt dat maar 1 aanlegplaats mogelijk is, omdat daaruit niet blijkt dat die alleen mogelijk is ter hoogte van de steiger.

7.7. De voorzieningenrechter stelt vast dat op grond van de gewijzigde planregels in het besluit van 10 juli 2018 één steiger mogelijk is. De raad heeft ter zitting uiteengezet dat de aanlegplaats alleen ter hoogte van de steiger mogelijk is ook gelet op de ruimte die in het water beschikbaar is. [partij] en anderen hebben dit weersproken. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat dit geen reden is om de schorsing te laten voortduren. Wanneer naast een steiger, een aanlegplaats in gebruik kan worden genomen, is dit gebruik dat ongedaan kan worden gemaakt. De inwerkingtreding van het plan leidt in zoverre niet tot een onomkeerbare situatie.

De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat voor wat betreft de steiger geen aanleiding bestaat om de schorsing voort te laten duren.

Financieel-economische uitvoerbaarheid

8. Naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter heeft overleg plaatsgevonden tussen initiatiefnemers en de gemeente. Van het overleg is een verslag opgemaakt, dat als bijlage 19 bij het besluit van 10 juli 2018 is opgenomen.

In dit verslag is ingegaan op de cijfers die door Van Spronsen&Partners zijn gehanteerd in het in opdracht van [partij] en anderen opgestelde onderzoeksrapport van 6 juli 2017. In het verslag wordt de conclusie getrokken dat Van Spronsen&Partners ten onrechte tot de slotsom komt dat het plan economisch niet haalbaar is omdat hij daarbij is uitgegaan van te lage kamerprijzen, een te lage bezettingsgraad en te hoge kapitaallasten. Als zou worden uitgegaan van de uitgangspunten die de initiatiefnemers tijdens de bijeenkomst heeft gepresenteerd, dan zou tot een positief nettoresultaat worden gekomen, zou in ruime mate kunnen worden voldaan aan de verplichtingen richting kapitaalverstrekkers en zou worden voldaan aan de persoonlijke rendementsdoelstelling van de initiatiefnemers, aldus het verslag.

In het opheffingsverzoek van de raad wordt gesteld dat met het verslag behorende bij het besluit van 10 juli 2018 en ook gelet op hetgeen overigens naar voren is gebracht voldoende inzicht is geboden in de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan.

8.1. [partij] en anderen betogen dat in het opheffingsverzoek er ten onrechte vanuit is gegaan dat met het oog op artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening kan worden volstaan met een reactie op het rapport van Van Spronsen&Partners. Deze veronderstelling is onjuist, omdat artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Bro de raad opdraagt zijn eigen inzichten over de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan toe te lichten. Die inzichten ontbreken nog altijd. Zij stellen dat met het bekritiseren van de rapportage van Van Spronsen&Partners nog altijd niet is gemotiveerd dat de uitvoering van het bestemmingsplan economisch gezien haalbaar is.

8.2. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geding is dat voor de gemeente zelf geen kosten zijn verbonden aan de aankoop en de ontwikkeling van het landgoed, die geheel wordt bekostigd door de initiatiefnemers. Er is een anterieure overeenkomst gesloten tussen de gemeente en initiatiefnemers met betrekking tot verhaal van kosten en er is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten.

Ten tijde van de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening ontbrak een reactie van de raad op het overgelegde onderzoeksrapport van Van Spronsen&Partners. Bij het plan is hierop gereageerd. De raad heeft het aannemelijk geacht dat de bezettingsgraad en kamerprijs hoger zullen liggen dan Van Spronsen&Partners heeft becijferd en dat de kapitaallasten lager liggen dan Van Spronsen&Partners heeft becijferd en dat uitgaande van de juiste cijfers sprake is van een bedrijfseconomische haalbare exploitatie. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad bij de kamerprijs en bezettingsgraad, die onder het landelijk gemiddelde ligt, onder meer in aanmerking heeft genomen de bijzondere locatie, het monumentale karakter van het gebouw, het concept dat zich vooral richt op het luxe segment waar behoefte aan bestaat, de situering in de lijn Amsterdam-Utrecht in een goed ontsloten gebied, het recreatief potentieel van de omgeving en de korte afstand van enkele grote steden. Deze aspecten komen ook aan de orde in het taxatierapport van Invast Hotels van 15 juni 2018 waarin de marktwaarde van het onroerend goed is bepaald. Voor wat betreft de kapitaallasten zijn andere resultaten becijferd onder meer omdat de gehanteerde afschrijvingstermijnen afwijken. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad thans voldoende inzichtelijk gemaakt dat sprake is van een bedrijfseconomische haalbare exploitatie en dat het plan financieel-economische uitvoerbaar is.

Dit leidt tot de conclusie dat de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan evenmin aanleiding geeft om de schorsing voor te laten duren.

9. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter, bij afweging van de betrokken belangen, aanleiding om de verzoeken van de raad en [appellant sub 1] en anderen om opheffing van de getroffen voorlopige voorziening toe te wijzen.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. heft de voorlopige voorziening, getroffen bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2018, in zaak nr. 201709955/2, op.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.

w.g. Uylenburg w.g. Ouwehand
Voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2018

224.


Bijlage

Planregels behorende bij het besluit van 10 juli 2018

Artikel 3, lid 3.1, luidt als volgt:

"De voor 'Buitenplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

• a. het behoud, herstel en beheer van:

o 1. cultuurhistorische waardevolle bebouwing in de vorm van (ensemble van) landhuizen, woningen, bijgebouwen, theekoepels, hekwerken en dergelijke;

o 2. landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de vorm van (elementen uit) (natuur- /over-)tuinen, parken, bossen, waterpartijen;

• b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen in maximaal één woning;

• c. ter plaatse van de aanduiding 'hotel': tevens voor horeca van categorie 3, met inachtname van het bepaalde in 3.4.1. Daar waar tevens de aanduiding 'wonen' is opgenomen, is horeca van categorie 3 uitsluitend in de kelder toegestaan;

• d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant': tevens voor horeca van categorie 4 en ondergeschikte bijeenkomstfuncties, met inachtname van het bepaalde in 3.4.2;

• e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuis en -tuin': tevens voor een theehuis en -tuin, met inachtname van het bepaalde in 3.4.3;

• f. aan huis verbonden beroepen en bedrijven;

• g. hobbymatige agrarische activiteiten voor zover milieuhygiënisch inpasbaar;

• h. extensief recreatief medegebruik;

Artikel 3, lid 3.4, luidt als volgt:

"3.4.1 Horeca van categorie 3

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken met de aanduiding 'hotel' gelden de volgende regels:

• a. er zijn in totaal gezamenlijk maximaal 45 kamers toegestaan binnen de functieaanduidingen 'hotel';

• b. ondersteunend aan de horecafunctie zijn toegestaan: fitness, wellness, sauna, fiets- en bootverhuur, waarvan de boten zijn gelegen binnen het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van water - bedrijfshaven'.

3.4.2 Horeca van categorie 4

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken met de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant' gelden de volgende regels:

• a. op de begane grond is horeca van categorie 4 toegestaan;

• b. de buitenruimten direct aangrenzend aan het hoofdgebouw mogen tevens worden gebruikt als terras, tot maximaal 5 meter vanaf het hoofdgebouw;

• c. gebruik als terras, zoals bedoeld onder sub b, wordt tot maximaal 200 m² toegestaan;

• d. er mag tussen 21.00 uur en 07.00 uur geen sprake zijn van permanent geopende deuren van de uitbouw aan de zuidzijde van de horeca;

• e. op de kelderverdieping is de keuken van de horecafunctie toegestaan.

3.4.3 Specifieke vorm van horeca - theehuis en -tuin

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - theehuis en -tuin' gelden de volgende regels:

• a. het gebouw ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuis en -tuin' mag worden gebruikt als theehuis met een functie als ontbijtruimte, vergaderruimte, relaxruimte en horeca van categorie 1 met dien verstande dat voor de openingstijden van 1 april t/m 30 september een afwijkende openingstijd is toegestaan tot maximaal 23:00 uur;

• b. de buitenruimten direct aangrenzend aan het gebouw ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuis en -tuin' mogen tevens worden gebruikt als terras ten behoeve van het onder a bedoelde gebruik;

• c. gebruik als terras, zoals bedoeld onder sub b, wordt tot maximaal 200 m2 toegestaan.

3.4.4 Algemene gebruiksregels 'specifieke vorm van horeca - theehuis en -tuin'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuis en -tuin' gelden de volgende aanvullende regels: