Uitspraak 201607742/2/A3


Volledige tekst

201607742/2/A3.
Datum uitspraak: 30 augustus 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) op de verzoeken van:

1. [verzoekster sub 1], gevestigd te [plaats],
2. Vereniging Sportvisserij Zuidwest-Nederland, gevestigd te Drimmelen,

om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep.

Procesverloop

[partij], gevestigd te Hardinxveld-Giessendam, en anderen hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 september 2016.

De Afdeling heeft de zaak opgeroepen om ter zitting te behandelen op 22 mei 2017.

Bij brief van 18 mei 2017 hebben [partij] het hoger beroep ingetrokken.

Bij brief van 19 mei 2017 heeft [verzoekster sub 1] de Afdeling verzocht [partij] te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.

Bij brief van 22 mei 2017 heeft de vereniging verzocht om vergoeding van de bij haar opgekomen proceskosten.
Bij brief van 24 mei 2017 heeft de vereniging dat verzoek nader toegelicht en verzocht [partij] te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.

[partij] en de Kamer hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het hoger beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.

2. Niet is gebleken dat de Kamer aan [partij] is tegemoetgekomen. Voorts zijn verzoekers niet in hoger beroep gekomen, zodat zij niet de indieners van het beroepschrift zijn. Derhalve is niet voldaan aan het vereiste in artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb.

3. Voor zover [verzoekster sub 1] en de vereniging zich op het standpunt stellen dat niet de Kamer maar [partij] veroordeeld moeten worden in de proceskosten omdat zij hun hoger beroep onredelijk laat hebben ingetrokken, overweegt de Afdeling als volgt.

Gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb kan een particuliere rechtspersoon in de proceskosten van een andere partij worden veroordeeld indien sprake is van onredelijk gebruik van het procesrecht door die particuliere rechtspersoon.

Hoewel [partij] hun hoger beroep pas kort voor de geplande behandeling ter zitting hebben ingetrokken, wat daarvan ook zij, is geen sprake van onredelijk gebruik van het procesrecht. De reden voor de intrekking is immers gelegen in een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant die dateert van na het instellen van het hoger beroep.

4. De verzoeken komen derhalve niet voor inwilliging in aanmerking.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. van Deventer-Lustberg, griffier.

w.g. Borman w.g. Van Deventer-Lustberg
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2017

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).

- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.

- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.

- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.

587.