Uitspraak 201600031/1/A1


Volledige tekst

201600031/1/A1.
Datum uitspraak: 28 september 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 november 2015 in zaak nr. 15/3463 in het geding tussen:

[appellant]

en

het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân.

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2013 heeft het dagelijks bestuur geweigerd aan [appellant] een watervergunning te verlenen voor de plaatsing van zonnepanelen in het talud van de hoofdwatergang aan het perceel [locatie] te Ureterp.

Bij besluit van 10 juli 2015 heeft het dagelijks bestuur, opnieuw beslissend op het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar, de vergunning opnieuw geweigerd.

Bij uitspraak van 26 november 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2016, waar [appellant] en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door drs. G. Jansen en mr. E.B. van Kalsbeek, beiden werkzaam bij het Wetterskip, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellant] heeft een watervergunning aangevraagd voor de plaatsing (legalisering) van zonnepanelen met een totale lengte van ongeveer 35 m in het talud van de hoofdwatergang aan het perceel [locatie] te Ureterp. De zonnepanelen liggen evenwijdig aan de watergang. Het dagelijks bestuur heeft geweigerd watervergunning te verlenen met name omdat de zonnepanelen het onderhoud van de taluds belemmeren en [appellant] geen zwaarwegend belang heeft om de zonnepanelen juist op die locatie te plaatsen.

2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de watervergunning ingevolge artikel 4:20b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), dan wel ingevolge artikel 28 van de Dienstenwet van rechtswege is verleend, omdat de termijn om op de aanvraag te beslissen was overschreden.

2.1. Ingevolge artikel 4.20b, eerste lid, van de Awb is, indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.

Ingevolge artikel 4:20a, eerste lid, is paragraaf 4.1.3.3, waarin artikel 4.20b is opgenomen, van toepassing indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Dienstenwet is in afwijking van artikel 4:20a, eerste lid, van de Awb paragraaf 4.1.3.3 van de Awb van toepassing op een aanvraag om een vergunning, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Ingevolge artikel 1 van de Dienstenwet wordt onder dienst verstaan: economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, als bedoeld in artikel 50 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Onder vergunning wordt verstaan: beslissing, uitdrukkelijk of stilzwijgend, over de toegang tot of de uitoefening van een dienst.

2.2. In de Waterwet noch in de Keur Wetterskip Fryslân 2013 is bepaald dat paragraaf 4.1.3.3 van de Awb van toepassing is. Verder gaat het hier om een vergunning met het oog op het opwekken van stroom ten behoeve van de aanvrager zelf. Het gaat dus niet om een vergunning over de toegang tot of de uitoefening van een dienst, als bedoeld in de Dienstenwet. Er is, gelet hierop, geen sprake van een van rechtswege verleende vergunning. Het betoog faalt.

3. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet is de toepassing van deze wet gericht op voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Ingevolge artikel 6.21 wordt een vergunning geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1.

Ingevolge artikel 6.13 is artikel 6.21 mede van toepassing op de krachtens de verordening van een waterschap vereiste vergunningen, voor zover deze betrekking hebben op handelingen in een watersysteem of beschermingszone.

Ingevolge artikel 3.2, eerste lid, van de Keur Wetterskip Fryslân 2013 is het verboden zonder watervergunning gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te maken of te behouden, vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen.

4. [appellant] betoogt dat de zonnepanelen niet vergunningplichtig zijn, omdat zij moeten worden aangemerkt als een overhangend bouwwerk waarvoor algemene regels gelden.

4.1. Ten tijde van het nemen van de besluiten van 8 januari 2013 en 10 juli 2015 golden de Algemene regels bij de Keur Wetterskip Fryslân 2013 (hierna: Algemene regels 2013). In de artikelen 2.10.1 en 2.10.2 van de Algemene regels 2013 is bepaald dat onder nadere voorwaarden geen vergunningplicht geldt voor het plaatsen van een overhangend bouwwerk dat vrij over het water wordt aangebracht. De zonnepanelen waarvoor vergunning is gevraagd zijn of worden niet over het water aangebracht en zijn derhalve geen overhangend bouwwerk als bedoeld in de Algemene regels 2013. Het plaatsen van de zonnepanelen is op grond van de Algemene regels 2013 dus niet vergunningvrij.

Het betoog faalt.

Voor zover [appellant] verwijst naar de thans geldende Algemene regels bij de keur Wetterskip Fryslân 2015 merkt de Afdeling overigens op dat ook deze regels de vergunningplicht voor het plaatsen van de zonnepanelen niet opheffen.

5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur de watervergunning niet in redelijkheid kon weigeren. Daartoe voert hij aan dat de waterhuishoudkundige belangen door de aanwezigheid van zonnepanelen in het talud niet worden geschaad. Evenmin wordt het onderhoud belemmerd. Verder komt de stabiliteit van het talud niet in gevaar, nu een taludbeschermer onder de zonnepanelen wordt aangebracht. [appellant] wijst erop dat voor andere (bouw)werken in of nabij watergangen van het waterschap wél vergunning wordt verleend en in de hoofdwatergang aan de Feart een visstoep vergunningvrij kan worden geplaatst die al dan niet gedeeltelijk in het talud staat. In die gevallen zijn bescherming van het talud en het onmiddellijk en ongehinderd onderhoud van het talud en watergang kennelijk wél gewaarborgd, aldus [appellant].

5.1. De rechtbank heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur de vergunning op goede gronden heeft geweigerd. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat het dagelijks bestuur, als verantwoordelijk orgaan voor het onderhoud en beheer van de watergang, zich op goede gronden op het standpunt heeft kunnen stellen dat de hoofdwatergangen te allen tijde goed en efficiënt moeten kunnen worden onderhouden en dat het in dat kader ongewenst is dat zich obstakels - als de zonnepanelen - bevinden in het watergangprofiel. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het belang van het dagelijks bestuur bij goed behoud van het watersystemen dient te prevaleren boven het belang van [appellant] bij een gunstiger rendement van de zonnepanelen.

5.2. De Afdeling neemt dit oordeel en deze overwegingen van de rechtbank over. Daarbij overweegt de Afdeling dat de rechtbank er terecht van uit is gegaan dat de plaatsing van zonnepanelen over een lengte van ongeveer 35 m in het talud, het onderhoud van het talud en de watergang belemmert. Het betoog van [appellant] dat bij de realisering van visstoepen het onmiddellijk en ongehinderd onderhoud van het talud en de watergang kennelijk voldoende is gewaarborgd, leidt niet tot een ander oordeel. Het gaat hier immers om zonnepanelen die over een lengte van ongeveer 35 m worden geplaatst, hetgeen wezenlijk verschilt van een visstoep. Verder kan het betoog van [appellant] dat voor andere bouwwerken in of nabij watergangen van het waterschap wél vergunning wordt verleend evenmin slagen. Van gelijke gevallen is geen sprake.

Gelet op het vorenstaande behoeft de stelling van [appellant] dat het plaatsen van zonnepanelen de stabiliteit van het talud niet in gevaar brengt geen bespreking meer.

Het betoog dat het dagelijks bestuur de vergunning in redelijkheid niet kon weigeren, faalt.

6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2016

190-784.