Uitspraak 201500198/1/A2


Volledige tekst

201500198/1/A2.
Datum uitspraak: 26 mei 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 14 november 2014 in zaak nr. 14/2619 in het geding tussen:

[appellante]

en

het College van Bestuur van ROC A12.

Openbare zitting gehouden op 26 mei 2015 om 10 uur.

Tegenwoordig:
Staatsraad mr. N. Verheij voorzitter

griffier: mr. P. Lodder

Verschenen:
[appellante], in persoon;
Het College van Bestuur, vertegenwoordigd door mr. H.E. van Ipenburg.

Het hoger beroep richt zich tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank van 14 november 2014, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 23 december 2014.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling
bevestigt de aangevallen uitspraak.

Daartoe overweegt zij het volgende.

Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder een bestuursorgaan verstaan:

a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld,
of
b. een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed.

Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Ingevolge artikel 6:15, eerste lid, van de Awb, wordt het bezwaar- of beroepschrift, indien het wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde bestuursrechter, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling aan de afzender.

Ingevolge artikel 1.1.1, aanhef en onder b, van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (hierna: de WEB), zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder een instelling verstaan:

1°. een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in artikel 1.3.1,

2°. een regionaal opleidingencentrum in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.3.2,

3°. een vakinstelling als bedoeld in artikel 1.3.2a, of

4°. een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3;

Ingevolge artikel 1.1.1, aanhef en onder c, van de WEB wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder een openbare instelling verstaan een instelling in stand gehouden door een gemeente dan wel door een openbaar lichaam, ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, waarin deelnemen een of meer gemeenten, al dan niet tezamen met een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

Ingevolge artikel 1.1.1, aanhef en onder d, van de WEB wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder een bijzondere instelling verstaan een instelling die uitgaat van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid niet zijnde een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Ingevolge artikel 7.5.1, eerste lid, van de WEB stelt het bevoegd gezag van een instelling of exameninstelling al dan niet in samenwerking met een of meer bevoegde gezagsorganen van andere instellingen of exameninstellingen een commissie van beroep voor de examens in, dan wel sluit zich bij een dergelijke commissie aan. Beslissingen van de examencommissie of van de examinatoren kunnen worden onderworpen aan het oordeel van een commissie van beroep voor de examens.
Ingevolge artikel 7.5.2, eerste lid, van de WEB oordeelt de commissie van beroep voor de examens over beslissingen van de examencommissie of van de examinatoren.
Ingevolge artikel 7.5.2, tweede lid, bedraagt de termijn voor het indienen van het beroepschrift, wat de openbare instellingen betreft in afwijking van artikel 6:7 van de Awb, twee weken.

Het college van bestuur is het bevoegd gezag van onder meer het ROC A12. Deze onderwijsinstelling is een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, aanhef en onder d, van de WEB.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 11 oktober 2006 in zaak nr. 200800872/1) is de Awb alleen van toepassing op openbare instellingen en kan tegen beslissingen van een college van beroep voor de examens van een bijzondere instelling geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. De Afdeling ziet geen aanleiding in dit geval anders te oordelen. De rechtbank heeft zich derhalve terecht niet bevoegd geacht van het beroep kennis te nemen, nu dit niet is gericht tegen een door een bestuursorgaan genomen besluit. [appellante] zal zich voor haar zaak tot de burgerlijke rechter moeten wenden. Nu artikel 6:15, eerste lid, van de Awb niet voorziet in doorzending van zaken van de bestuursrechter naar de burgerlijke rechter, heeft de rechtbank dit terecht niet gedaan.

w.g. Verheij w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer griffier

17.