Uitspraken
De Afdeling bestuursrechtspraak is de hoogste algemene bestuursrechter van het land. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de rechterlijke taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.
Toon overzicht van de actuele uitspraken:
Bij besluit van 27 januari 2022 heeft de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland het bestemmingsplan "Renesse" vastgesteld. Het plangebied omvat de kern van Renesse bestaande uit het centrumgebied, het transferium en de gebieden rond de Jan Renesseweg, Scholderlaan en Stoofweg. In het bijzonder gaat het plan over een regeling voor verblijfsrecreatie in de vorm van tweede woningen en de recreatieve verhuur van woningen aan derden in het gebied Oude Moolweg-Scholderlaan; een van oorsprong recreatief bewoond gebied dat bestaat uit 214 woningen. De raad heeft in het bestemmingsplan voor 26 woningen in dit gebied een zogenoemde uitsterfregeling opgenomen, waardoor recreatieve verhuur aan derden - ondanks de woonbestemming - mogelijk blijft, tenzij deze recreatieve functie gedurende een aaneengesloten periode van een jaar is beëindigd [appellant sub 1] en anderen zijn erfpachters dan wel eigenaren van (recreatie)woningen in het gebied Oude Moolweg-Scholderlaan. Zij kunnen zich niet verenigen met het bestemmingsplan, onder meer omdat het recreatieve verhuur van hun woningen aan derden niet toestaat.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:4599
- Datum uitspraak
- 13 november 2024
- Eerste aanleg - meervoudig
- Uitspraak na conclusie
- RO - Zeeland
Bij besluit van 3 april 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede een last onder dwangsom opgelegd. Bij besluit van 30 januari 2020 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 3 april 2019 gehandhaafd in die zin, dat de adressering van de last is gewijzigd van "Weerselose markt t.a.v. de heer [persoon]" in "[appellante]". [appellante] exploiteert op het perceel [locatie] te Weerselo de Weerselose markt en verhuurt onder meer marktkramen aan handelaren. [appellante] stelt gratis reclameobjecten aan handelaren en bezoekers van de Weerselose markt ter beschikking. Het reclamemateriaal ligt bij de ingang van de markt en kan worden meegenomen door bezoekers en standhouders die daarin geïnteresseerd zijn. Het is vooraf niet duidelijk wie reclamemateriaal meeneemt en hoe dit wordt gebruikt.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:2067
- Datum uitspraak
- 31 mei 2023
- Hoger beroep
- Uitspraak na conclusie
- Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
Bij besluit van 27 mei 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellant] een bestuurlijke boete opgelegd van € 20.500,00 op grond van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016. [appellant] is eigenaar van de woning op het adres [locatie] in Amsterdam. Hij woont sinds 2012 in [land] en heeft een professioneel verhuurbedrijf ingeschakeld om de woning voor hem te verhuren. Hij was in de veronderstelling dat de woning sinds 2013 voor permanente bewoning verhuurd werd. Op 31 januari 2019 hebben toezichthouders de woning bezocht. Uit het daarvan opgemaakte rapport van bevindingen volgt dat in de woning een Russische vrouw is aangetroffen. Zij verklaarde dat zij de dag daarvoor gearriveerd was. Haar vriend zou een dag later komen. Zij wilden het centrum van Amsterdam zien om daarna door te reizen naar Parijs. Ze wist niet hoe de boeking was gegaan, dat had haar vriend geregeld. In de basisregistratie personen stond al sinds 14 juli 2014 niemand ingeschreven op het adres.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:2071
- Datum uitspraak
- 31 mei 2023
- Hoger beroep
- Uitspraak na conclusie
- Boete
Bij besluit van 19 juli 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2017 definitief berekend en vastgesteld. Daarbij is tevens het te veel betaalde voorschot, met rente, van haar teruggevorderd. Deze zaak gaat hoofdzakelijk om de vraag of [appellante] in januari 2018 nog kinderopvangtoeslag kon aanvragen voor de maanden februari tot en met september 2017. Op 4 januari 2018 heeft [appellante] bij de Belastingdienst/Toeslagen kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht over 2017 aangevraagd voor de opvang van haar zoon. Bij besluit van 9 februari 2018 heeft de dienst aan haar een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend van € 4.657,-. Het voorschot is berekend over de maanden oktober tot en met december 2017, waarbij de dienst is uitgegaan van 230 opvanguren per maand tegen een uurtarief van € 7,18. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich op het standpunt gesteld dat het sinds 1 januari 2014 beperkt mogelijk is om kinderopvangtoeslag aan te vragen met terugwerkende kracht en dat [appellante] alleen kinderopvangtoeslag kan krijgen voor de drie kalendermaanden voorafgaand aan de maand waarin zij de aanvraag heeft gedaan.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:772
- Datum uitspraak
- 1 maart 2023
- Hoger beroep
- Uitspraak na conclusie
- Uitspraak van de grote kamer
- Geld
Bij besluit van 21 januari 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het verzoek van [appellante] om herziening van de kinderopvangtoeslag over 2018 en 2019 afgewezen. Op 31 oktober 2019 heeft [appellante] bij de Belastingdienst/Toeslagen kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht over de periode vanaf 1 juli 2019 aangevraagd voor de opvang van haar dochter. Bij besluit van 21 november 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan haar een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend van € 3.061,-. Het voorschot is berekend over de maanden juli tot en met december 2019. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich op het standpunt gesteld dat [appellante] op grond van artikel 1.3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang alleen kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht kan krijgen over de drie kalendermaanden die zijn gelegen voor 31 oktober 2019, de datum van de aanvraag door [appellante]. Volgens de dienst zijn er wettelijk geen mogelijkheden om van deze aanvraagtermijn af te wijken.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:852
- Datum uitspraak
- 1 maart 2023
- Hoger beroep
- Uitspraak na conclusie
- Uitspraak van de grote kamer
- Geld
Bij besluit van 27 augustus 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. De vreemdelingen zijn een zoon, geboren op [geboortedatum] 1998, en zijn moeder. Zij hebben de Keniaanse nationaliteit. Sinds 2001 verblijven zij in Nederland, van 2004 tot 2008 onderbroken door een verblijf elders in Europa. De vreemdelingen hebben een aanvraag ingediend om verblijf op grond van de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen (Afsluitingsregeling). Die regeling is neergelegd in paragraaf B9/6 van de Vc 2000. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen en deze afwijzingen na bezwaar gehandhaafd. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de moeder haar identiteit niet heeft aangetoond en heeft haar daarom de contra-indicatie bedoeld in paragraaf B9/6.6, onder d, van de Vc 2000 tegengeworpen.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2022:2290
- Datum uitspraak
- 17 augustus 2022
- Hoger beroep
- Uitspraak na conclusie
- Regulier
Bij besluit van 5 juni 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. De vreemdelingen zijn een gezin bestaande uit moeder, vader en drie minderjarige kinderen, allen met de Vietnamese nationaliteit. De kinderen zijn respectievelijk geboren op [geboortedatum] 2007, [geboortedatum] 2009 en [geboortedatum] 2011. De vreemdelingen hebben een aanvraag ingediend om verblijf op grond van de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen (Afsluitingsregeling). Die regeling is neergelegd in paragraaf B9/6 van de Vc 2000. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen en deze afwijzingen na bezwaar gehandhaafd. Hij heeft erop gewezen dat uit een uittreksel Justitiële Documentatie van 12 februari 2019 blijkt dat de vader van het gezin in 2006 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden wegens hennepteelt en het in bezit hebben van een vals reisdocument.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2022:2341
- Datum uitspraak
- 17 augustus 2022
- Hoger beroep
- Uitspraak na conclusie
- Regulier
Bij besluit van 24 november 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boekel het bestemmingsplan "Omgevingsplan: Veegplan 5" vastgesteld. Op het perceel [locatie] in Boekel exploiteert [partij] een paardenhouderij. Tot 1 januari 2020 exploiteerde zij op dit perceel tevens een varkenshouderij als nevenactiviteit. Met de bestreden plannen is beoogd om naast de paardenhouderij nieuwe nevenactiviteiten mogelijk te maken. Het gaat om een groepsaccommodatie met 48 bedden, vier vakantiewoningen met in totaal 32 bedden, lichte horeca met een oppervlakte van 100 m2, een zaalaccommodatie met een oppervlakte van 100 m2 en dagrecreatie. De totale oppervlakte van de voorziene bebouwing is 970 m2. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen zijn omwonenden van [locatie]. Zij kunnen zich met name niet met de omvang van de nieuwe activiteiten verenigen en vrezen daarvan hinder te zullen ondervinden.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2022:2394
- Datum uitspraak
- 17 augustus 2022
- Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
- Uitspraak na conclusie
- RO - Noord-Brabant
Bij besluit van 1 april 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het verzoek van [appellante] om herziening van de definitieve berekening van haar kinderopvangtoeslag over 2016 en 2017 afgewezen en bepaald dat het voorschot kinderopvangtoeslag over 2018 wordt gewijzigd. [appellante] heeft de Belastingdienst/Toeslagen verzocht om herziening van de definitieve berekening van haar kinderopvangtoeslag over de jaren 2016, 2017 en 2018. In deze zaak gaat het alleen nog om toeslagjaar 2017. [appellante] was in dat jaar als lerares Spaans werkzaam en had een contract voor 9,21 uur (0,25 fte) per week, maar werkte feitelijk veelal twee hele dagen. Haar twee kinderen maakten twee dagen in de week gebruik van kinderopvang. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag voor 2017 bij besluit van 31 december 2018 definitief berekend en vastgesteld op € 5.687,00 en € 3.850,00 van [appellante] teruggevorderd.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2022:1225
- Datum uitspraak
- 26 april 2022
- Hoger beroep
- Uitspraak na conclusie
- Geld
Bij besluit van 10 juli 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam bij [appellant] een dwangsom van € 50.000,- ingevorderd wegens overtreding van artikel 21, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet 2014. [appellant] is eigenaar van de woning op het adres [locatie A] in Amsterdam. Op 1 november 2017 heeft het college een melding van woonfraude ontvangen. Deze melding hield in dat de woning kamergewijs werd verhuurd, dat er in totaal tien personen in de woning woonden en dat zij samen € 5.000,- per maand aan huur betaalden. Op 7 december 2017 hebben twee toezichthouders van de gemeente de woning bezocht. Uit dat huisbezoek is naar voren gekomen dat de woning door meer huishoudens werd gebruikt. Deze huishoudens deelden de keuken en de badkamer.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2022:334
- Datum uitspraak
- 2 februari 2022
- Hoger beroep
- Uitspraak na conclusie
- Uitspraak van de grote kamer
- Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom