Uitspraken
De Afdeling bestuursrechtspraak is de hoogste algemene bestuursrechter van het land. In dit onderdeel vindt u alle uitspraken die de Raad van State op zijn website publiceert. Meer informatie over de rechterlijke taak van de Afdeling bestuursrechtspraak vindt u in de rubriek Bestuursrechtspraak.
Toon overzicht van de actuele uitspraken:
Bij besluit van 3 mei 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen aan [appellant] voor het realiseren van een dakopbouw en het uitbreiden van het dakterras alsmede het aanbrengen van twee extra zonnepanelen, een hybride warmtepomp en een daktuin op de vijfde verdieping van het gebouw aan de [locatie 1] in Amsterdam. Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan "Museumkwartier Valeriusbuurt", zoals vastgesteld op 25 maart 2011. Het perceel heeft de bestemming "Wonen". [appellant] woont op het adres [locatie 2] en is eigenaar van deze woning. De woning bevindt zich op de derde verdieping van een gebouw dat bestaat uit vijf bouwlagen. [appellant] wil een dakopbouw realiseren en het dakterras uitbreiden. Verder wil hij twee extra zonnepanelen, een hybride warmtepomp en een daktuin op de vijfde verdieping van het gebouw aanbrengen. Op 1 februari 2021 heeft [appellant] hiervoor een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:4402
- Datum uitspraak
- 29 november 2023
- Hoger beroep
- Bouwen
Bij besluit van 5 juli 2022 heeft de raad van de gemeente Zwijndrecht het bestemmingsplan "Hofje Prinses Margrietstraat 10 Zwijndrecht" vastgesteld. Het plan voorziet in de herbestemming van het perceel Prinses Margrietstraat 10 in Zwijndrecht, waarop een bestaande woning en een winkelruimte aanwezig zijn, om op die manier de bouw van tien levensloopbestendige twee-aan-een gebouwde woningen mogelijk te maken. Voor een van de nieuwe gebouwen is in het plan een maximale goot- en bouwhoogte van 4 m respectievelijk 8 m mogelijk gemaakt. Voor de andere vier gebouwen is in het plan een maximale goot- en bouwhoogte van 4 m respectievelijk 7 m mogelijk gemaakt. SDO is de initiatiefnemer van deze ontwikkeling. [appellant] woont op het perceel [locatie A] in Zwijndrecht, direct ten zuiden van het plangebied. Op 9 maart 2022 heeft hij een zienswijze naar voren gebracht over het ontwerp van het bestemmingsplan. Als gevolg van het plan vreest [appellant] voor de aantasting van het bestaande groen achter de erfgrens met zijn perceel en voor een inbreuk op zijn privacy. Ook is [appellant] van mening dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en ongemotiveerd is.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:4428
- Datum uitspraak
- 29 november 2023
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- RO - Zuid-Holland
Bij besluit van 29 juni 2022 heeft de raad van de gemeente Baarle-Nassau het bestemmingsplan ‘Loveren ong. Baarle-Nassau’ vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een woning en bijgebouw op het onbebouwde perceel tussen het [locatie A] en [locatie B] in Baarle-Nassau mogelijk. In de plantoelichting staat dat het bijgebouw is bedoeld voor het stallen van een bus en shovel van het stratenmakersbedrijf van de toekomstige bewoner van de beoogde woning. Het stratenmakersbedrijf is op een andere locatie in Baarle-Nassau gevestigd. [appellanten] wonen aan het [locatie A] naast het plangebied. Zij klagen dat het bestemmingsplan leidt tot aantasting van het woon- en leefklimaat door geluidsoverlast, trillingen en verminderde privacy door verkeersbewegingen door de in de plantoelichting genoemde bus en shovel. Verder vrezen zij voor problemen bij het opvangen van hemelwater door verharding in het plangebied. In deze uitspraak gaat de Afdeling in op het woon- en leefklimaat van [appellanten] als het bestemmingsplan wordt uitgevoerd, de vraag of de raad de plantoelichting had moeten aanpassen en de vraag of de raad voldoende heeft gedaan om wateroverlast te voorkomen.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:4425
- Datum uitspraak
- 29 november 2023
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- RO - Noord-Brabant
Bij besluit van 19 december 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellant sub 2] een omgevingsvergunning verleend voor het vergroten van de kapverdieping aan de achterzijde en het realiseren van een dakterras op het dak van de derde verdieping van het pand aan de [locatie 1] in Amsterdam. De woning op het perceel de [locatie 1] bestaat uit de tweede en derde verdieping. [appellant sub 1] woont op de [locatie 2]. Haar tuin grenst deels aan de tuin van het genoemde pand en vanaf de achterzijde van haar woning kijkt zij op het gebouw uit. Op 25 oktober 2019 heeft [appellant sub 2] een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het vergroten van de kapverdieping aan de achterzijde en het realiseren van een dakterras met een luik op de derde verdieping van het pand. Op 3 december 2019 is een gewijzigd bouwplan ingediend zonder dakterras. Bij besluit van 19 december 2019 heeft het college de vergunning verleend.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:4409
- Datum uitspraak
- 29 november 2023
- Hoger beroep
- Verordeningen
Bij besluit van 13 juli 2022 heeft de raad van de gemeente Amsterdam het bestemmingsplan "Winkeldiversiteit Centrum 2" vastgesteld. Bij besluit van 22 december 2021 heeft de raad het voorbereidingsbesluit "Winkeldiversiteit Centrum 2" vastgesteld. Met de vaststelling van dit voorbereidingsbesluit is een verbod in werking getreden om op een aantal adressen gestaakt gebruik te hervatten van onder meer horeca, souvenirwinkels, minisupermarkten, eetwinkels, toeristenwinkels en voorzieningen gericht op "entertainment". Daarmee heeft de raad functiemenging en diversiteit in aanbod van winkels en (horeca)voorzieningen in de binnenstad van Amsterdam beoogd. Met het voorliggende paraplubestemmingsplan "Winkeldiversiteit Centrum 2" legt de raad het verbod uit het voorbereidingsbesluit om gestaakte exploitatie van voorgenoemde voorzieningen te hervatten, definitief vast voor specifieke adressen. Op het perceel Leidsestraat 60 is de functie ‘horeca - 4’ niet langer toegelaten en op het perceel Kalverstraat 9 is de functie ‘souvenirwinkel’ niet langer toegelaten. Op het perceel Gravenstraat 26-H is niet langer een eetwinkel toegelaten.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:4423
- Datum uitspraak
- 29 november 2023
- Eerste aanleg - meervoudig
- RO - Noord-Holland
Bij besluit van 17 september 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Goirle aan T-Fit B.V. een omgevingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het vestigen van een sportschool aan het Korenmolenplein 8 te Goirle. Op 13 juni 2018 heeft T-Fit B.V. een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vestigen van een sportschool op de begane grond in het pand gelegen op de percelen aan het Korenmolenplein 8 te Goirle, kadastraal bekend gemeente Goirle, sectie B, nrs. 6199 en 6543. Eerder was hier een fietsenwinkel gevestigd. Grenzend aan het perceel wonen [appellant A] aan de [locatie 1] en [appellante B] aan de [locatie 2]. [appellant] vindt dat de omgevingsvergunning leidt tot geluidsoverlast; met regelmaat zijn er doffe dreunen te horen door vallende gewichten in de sportschool. Ook vreest [appellant] voor parkeeroverlast als gevolg van de omgevingsvergunning. Aangevallen uitspraak 3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de vestiging van een sportschool op het perceel niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De beroepsgronden van [appellant] dat de omgevingsvergunning als gevolg van geluidhinder, trillinghinder en toename van de parkeerbehoefte in strijd met een goede ruimtelijke ordening is verleend, slagen naar het oordeel van de rechtbank niet. De rechtbank heeft het in beroep bestreden besluit daarom in stand gelaten.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:4429
- Datum uitspraak
- 29 november 2023
- Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
- Bouwen
Bij besluit van 23 juli 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast om het gebruik van het verzamelgebouw aan de [locatie 1]-[locatie 2] en [locatie 3], [locatie 4], [locatie 5], [locatie 6] en [locatie 7] in Rotterdam (hierna: het pand) in strijd met het bestemmingsplan "Waalhaven en Eemshaven" (hierna: het bestemmingsplan) te staken en gestaakt te houden. [appellant] is de eigenaar en gebruiker van het verzamelgebouw. Een controle door een toezichthouder heeft uitgewezen dat het gebouw aan de [locatie 1]-[locatie 2] wordt gebruikt voor een autohandel en garagebedrijf, het gebouw aan de [locatie 3] als woning en het gebouw aan de [locatie 8] als wasstraat. Dit gebruik is niet in overeenstemming met de hier geldende bestemmingen "Bedrijf - 2" en "Waarde-Archeologie - 3" in het bestemmingsplan "Waalhaven en Eemhaven". Hier zijn slechts maritieme dienstverlening en andere havengerelateerde kantoren en activiteiten toegestaan.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:4405
- Datum uitspraak
- 29 november 2023
- Hoger beroep
- Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
Op 28 januari 2021 heeft [appellant A] bij het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad een aanvraag gedaan om een omgevingsvergunning voor het in afwijking van het geldende bestemmingsplan mogen gebruiken van twee bedrijfswoningen als plattelandswoningen op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] in Assendelft. [appellanten] zijn eigenaar van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Assendelft. Op 28 januari 2021 heeft [appellant A] bij het college een aanvraag om een omgevingsvergunning gedaan. Op het aanvraagformulier staat vermeld dat hij twee bedrijfswoningen wenst te verbouwen tot plattelandswoningen. [appellanten] waren voornemens na renovatie in het pand [locatie 1] te gaan wonen; het pand [locatie 2] wilden zij verkopen. Inmiddels is dat laatste pand gesloopt. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen omgevingsvergunning van rechtswege is gegeven. De voor de reguliere voorbereidingsprocedure geldende beslistermijn is verstreken.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:4417
- Datum uitspraak
- 29 november 2023
- Hoger beroep
- Project strijd bestemmingsplan
Bij besluit van 15 februari 2021 heeft de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven aan [appellante] een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven van € 5.000,00 uitgekeerd. Bij brief van 27 juli 2020 heeft [appellante] bij de CSG een aanvraag ingediend om een uitkering uit het schadefonds. Zij heeft in die brief gesteld dat zij in de jaren 2011 tot en met 2014 dagelijks is geschopt en geslagen door haar toenmalige partner, dat zij in die periode tevens door haar toenmalige partner is verkracht en dat zij als gevolg van de mishandelingen en verkrachtingen lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen. Aan het besluit van 15 februari 2021 heeft de CSG ten grondslag gelegd dat [appellante] stelselmatig huiselijk geweld heeft ondervonden, dat daarbij bovendien sprake was van seksueel geweld en dat een uitkering in letselcategorie 3 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst) daarvoor passend is.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:4397
- Datum uitspraak
- 29 november 2023
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Schadevergoeding
Bij besluit van 23 december 2021 heeft de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een aanvraag van MPeople om verlening van een tewerkstellingsvergunning voor [wederpartij] afgewezen. Volgens het eerste lid van artikel 15 van de Opvangrichtlijn moeten de lidstaten ervoor zorgen dat asielzoekers uiterlijk negen maanden na het indienen van een asielverzoek toegang krijgen tot de arbeidsmarkt. In het tweede lid van artikel 15 staat dat de lidstaten mogen bepalen onder welke voorwaarden asielzoekers toegang tot de arbeidsmarkt krijgen en dat zij ervoor moeten zorgen dat asielzoekers daadwerkelijk toegang hebben. In Nederland is dit zo geregeld dat een asielzoeker zes maanden na het indienen van zijn asielaanvraag onder bepaalde voorwaarden mag werken. De belangrijkste voorwaarde is de zogeheten ’24-weken-eis’. Deze eis houdt in dat een asielzoeker binnen een tijdsbestek van 52 weken maximaal 24 weken mag werken. Voor de overige 28 weken binnen dit tijdsbestek hebben zij geen toegang tot de arbeidsmarkt. In deze uitspraak staat de vraag centraal of de 24-weken-eis verenigbaar is met artikel 15, tweede lid, van de Opvangrichtlijn.
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:4341
- Datum uitspraak
- 29 november 2023
- Hoger beroep
- Wet arbeid vreemdelingen