Uitspraak 201905183/1/A1


Volledige tekst

201905183/1/A1.
Datum uitspraak: 11 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Wamel, gemeente West Maas en Waal,

en

het dagelijks bestuur van Avri,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2019 heeft het dagelijks bestuur de locatie W026 nabij de [locatie] in Wamel aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer.

Bij besluit van 1 juli 2019 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard onder aanvulling van de motivering.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en het dagelijks bestuur hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2019, waar [appellant], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.B. van Doorn, advocaat te Zoetermeer, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    [appellant] woont op het adres [locatie] in Wamel. Het in bezwaar gehandhaafde besluit van 24 januari 2019 voorziet in de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer in de nabijheid van zijn woning. [appellant] is het niet eens met de aanwijzing van de locatie. Zijn bezwaren tegen locatie W026 zien op de (verkeers)veiligheid, de afstand tot zijn perceel, de aanwezigheid van parkeerplaatsen en een boom, het bestaan van alternatieven, vrees voor zwerfafval en voor waardevermindering van zijn woning.

2.    Het dagelijks bestuur is gelet op artikel 8 van de Afvalstoffenverordening Avri 2018 bevoegd om de locaties van inzamelvoorzieningen aan te wijzen. Bij het bepalen van de locaties voor de ondergrondse restafvalcontainers heeft het dagelijks bestuur de op 19 april 2018 door het algemene bestuur van Avri vastgestelde "Richtlijnen voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen" gehanteerd.

3.    Bij de keuze van een locatie voor een ondergrondse restafvalcontainer dient het dagelijks bestuur een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plaatsingsplan. Daarbij heeft het dagelijks bestuur beleidsruimte. De Afdeling toetst die keuze terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of er aanleiding bestaat voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen. Daarbij wordt allereerst beoordeeld of het dagelijks bestuur de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer. Als dat zo is, wordt vervolgens beoordeeld of het dagelijks bestuur toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

4.    [appellant] betoogt dat de aangewezen locatie ongeschikt is voor het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer, omdat daardoor de verkeersveiligheid in het geding komt. [appellant] stelt dat mensen die hun afval met de auto weg willen brengen de straat zullen blokkeren, net als de vuilniswagen. Dat zal leiden tot onoverzichtelijke verkeerssituaties en dat wordt volgt [appellant] nog verergerd vanwege mogelijke filevorming in verband met de kruising met de Van Heemstraweg.

4.1.    Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat de aangewezen locatie niet zal leiden tot verkeersonveilige situaties door blokkering van de straat, omdat aannemelijk is dat het merendeel van de mensen het afval lopend naar de ondergrondse restafvalcontainer zal brengen. Ook als mensen wel met de auto hun afval zullen wegbrengen, ontstaan er volgens het dagelijks bestuur geen onveilige situaties. Het dagelijks bestuur wijst erop dat op deze container maar ongeveer 49 huishoudens zijn aangesloten in plaats van de gebruikelijke 150. Naar verwachting hoeft de ondergrondse restafvalcontainer maar eens per twee of drie weken te worden geleegd. Tijdens de lediging zal de vuilniswagen maximaal vijf minuten stilstaan. Verder is de aangewezen locatie gelegen in een zone waar maximaal 30 km per uur mag worden gereden en is de weg breed genoeg voor auto’s om met gepaste snelheid te passeren.

Gelet op de uiteenzetting van het dagelijks bestuur ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de locatie verkeersonveilig is. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de veronderstellingen van het dagelijks bestuur worden gestaafd door ervaringen uit de praktijk in andere gemeenten. Verder vindt de Afdeling niet aannemelijk dat het plaatsen van de ondergrondse restafvalcontainer op die locatie onveilig zal zijn in verband met mogelijke filevorming.

Het betoog faalt.

5.    [appellant] betoogt dat de ondergrondse restafvalcontainer ten onrechte is voorzien in de directe nabijheid van parkeerplaatsen en dat onvoldoende rekening is gehouden met "kwetsbare boom zone" van de nabijgelegen boom. Ook is de container te dicht op de sloot voorzien.

5.1.    Het dagelijks bestuur stelt dat er geen (officiële) parkeerplaats is in de directe nabijheid van de locatie en dat de afstand van de container tot aan de sloot ruim genoeg is. Volgens het dagelijks bestuur voldoet de locatie aan de normen met betrekking tot de bescherming van bomen, doordat rekening wordt gehouden met de kroonprojectie en de "kwetsbare boom zone " van de nabijgelegen boom. Het gaat daarbij om de zone direct rond de stamvoet van de boom tot 1,5 meter buiten de kroonprojectie. De oppervlakte van het gat voor de container is 2 bij 2 meter. Ook wordt rekening gehouden met de takelhoogte van 10 meter zodat de container vrij omhoog kan worden getakeld.

In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de aangewezen locatie niet geschikt is.

Het betoog faalt.

6.    [appellant] betoogt dat plaatsing van de ondergrondse restafvalcontainer het straatbeeld en zijn woongenot zal aantasten en zal leiden tot waardevermindering van zijn woning. Volgens [appellant] is de container te dicht bij zijn woning voorzien en zal dat geuroverlast opleveren. Ook vreest hij voor zwerfafval en voor de trillingen van de vuilniswagen.

6.1.    Het dagelijks bestuur stelt dat de aangewezen locatie geen onderdeel uitmaakt van een beeldbepalende (groen)structuur. Volgens het dagelijks bestuur zal het aanzicht van de omgeving niet negatief worden ontsierd, mede omdat de containerzuil slechts een meter boven het maaiveld zal uitsteken. Het dagelijks bestuur stelt ook dat de overheersende zuidwesten windrichting het overgrote deel van de tijd van de woning af is georiënteerd en dat de container frequent zal worden geleegd. Mede gelet op de afstand van de aangewezen locatie tot de gevel van de woning van [appellant] van 11 meter, verwacht het dagelijks bestuur geen geuroverlast. Het afval dat wordt aangeboden zit in zakken, de inworptrommel is dubbelschalig en met rubber geïsoleerd zodat er nagenoeg geen stank wordt verwacht. De container is uitgerust met een sensor die meet hoe vaak de klep wordt geopend en na een bepaald aantal keren automatisch een bericht stuurt aan de afvalcentrale. Op deze manier kan de container volgens het dagelijks bestuur altijd worden geleegd wanneer hij vol dreigt te raken, zodat plaatsing van huisvuilzakken naast de container als gevolg van een volle container niet of nauwelijks valt te verwachten. Verder verwacht het dagelijks bestuur niet meer trillingen als gevolg van het ledigen van de container dan door langsrijdend verkeer. Volgens het dagelijks bestuur is de gestelde waardevermindering van de woning niet aangetoond.

In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het dagelijks bestuur redelijkerwijs niet deze locatie mocht aanwijzen voor de plaatsing van de ondergrondse restafvalcontainer. [appellant] heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning als gevolg van de plaatsing van de container zal dalen. In de enkele stelling dat de woning in waarde zal dalen hoefde het dagelijks bestuur in redelijkheid geen aanleiding te zien om van de aanwijzing van de locatie af te zien. Dit laat onverlet dat [appellant], indien hij meent dat hij schade lijdt die niet voor zijn rekening dient te komen, een verzoek tot schadevergoeding tot het dagelijks bestuur kan richten.

Het betoog faalt.

7.    Het dagelijks bestuur heeft bij brieven van 15 juli 2019, 21 augustus 2019 en van 31 oktober 2019 gesteld dat de aangewezen locatie een "obstakellocatie" is, wat betekent dat het niet is gelukt om de restafvalcontainer ondergronds te plaatsen. Het dagelijks bestuur heeft er vooralsnog voor gekozen om in augustus 2019 tijdelijk een semi-ondergrondse container op de locatie te plaatsen. Mogelijkerwijs zal de locatie worden gewijzigd. Als de locatie wordt gehandhaafd, dan moeten kabels en leidingen worden omgelegd.

8.    [appellant] betoogt verder dat er alternatieve locaties zijn die geschikter zijn om de ondergrondse restafvalcontainer te plaatsen. Hij wijst op verschillende locaties aan de Dorpsstraat, Lakenstraat, Stationsstraat en bij de Burchtlaan.

8.1.    Hoewel bij het plaatsen van de ondergrondse restafvalcontainer is gebleken dat de aangewezen locatie een "obstakellocatie" is en dat er kabels en leidingen moeten worden omgelegd, stelt het dagelijks bestuur zich op het standpunt dat alternatieve locaties niet geschikter zijn voor het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer dan de huidige locatie. Het dagelijks bestuur heeft in dat verband gewezen op de rapporten van Antea Group van 22 mei 2019 en 30 oktober 2019. Alternatieven zijn volgens het dagelijks bestuur niet geschikter vanwege onder meer ruimtegebrek, de aanwezigheid van een waterleiding, een te behouden groenstrook, de verkeersveiligheid in verband met een straathoek, een te korte afstand tot de perceelsgrens, ruimtegebrek, de aanwezigheid van een waterleiding en de aanwezigheid van een ondergrondse restafvalcontainer op korte afstand van de door [appellant] genoemde locatie. Wat betreft de in beroep door [appellant] genoemde locatie aan de Burchtlaan is het de Afdeling gebleken dat het daarbij gaat om een doodlopende straat, hetgeen niet in overeenstemming is met richtlijn 12 omdat moet worden vermeden dat de vuilniswagen achteruit moet rijden. De Afdeling is van oordeel dat het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorgestelde alternatieve locaties niet geschikter zijn om een ondergrondse restafvalcontainer te plaatsen.

Het betoog faalt.

9.    Het beroep is ongegrond.

10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Smulders-Wijgerde, griffier.

w.g. Steendijk    w.g. Smulders-Wijgerde
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2019

672.