Uitspraak 201806788/1/A2


Volledige tekst

201806788/1/A2.
Datum uitspraak: 4 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol,

2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord Holland van 5 juli 2018 in zaak nr. 17/2813 in het geding tussen:

[appellant sub 2]

en

de besliscommissie.

Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2015 heeft de besliscommissie aan [appellant sub 2] een schadevergoeding toegekend ter grootte van € 38.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente.

Bij besluit van 9 mei 2017 heeft de besliscommissie het door [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en een aanvullende schadevergoeding toegekend ter grootte van € 12.250,00 vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de besliscommissie een vergoeding voor deskundigenkosten toegekend ter grootte van € 2.223,38 en de kosten van rechtsbijstand vergoed tot een bedrag van € 742,50.

Bij uitspraak van 5 juli 2018 heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 mei 2017 vernietigd en de besliscommissie opgedragen met inachtneming van de uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft de besliscommissie veroordeeld tot vergoeding van de door [appellant sub 2] geleden immateriële schade wegens overschrijding van de redelijk termijn van € 1.500,00 en tot vergoeding van de door [appellant sub 2] gemaakte deskundigenkosten (€ 7.907,65), de kosten van rechtsbijstand in de fase voorafgaande aan het primaire besluit (€ 439,71) en de kosten voor de behandeling van het beroep (€ 1.252,50). Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de besliscommissie hoger beroep ingesteld.

[appellant sub 2] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.

[appellant sub 2] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2019, waar de besliscommissie, vertegenwoordigd door [voorzitter] van het Schadeschap Schiphol, vergezeld door ing. E. Goudriaan, werkzaam bij LBP Sight B.V., en [appellant sub 2], bijgestaan door [gemachtigde], vergezeld door ing. B.H. Willighagen van Alcedo B.V., zijn verschenen.

Overwegingen

1.    [appellant sub 2] is sinds 30 juli 2001 eigenaar van twee, rond 1880 aan elkaar gebouwde, agrarische arbeiderswoningen op een perceel van 2000 m2 aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Boesingheliede (hierna: de woning). De vader van [appellant sub 2] heeft de woning op 2 mei 1979 in eigendom verkregen. [appellant sub 2] woont in de woning [locatie 1]; [locatie 2] is onbewoond.

2.    De woning ligt tussen de Rijkswegen A5 en A9 en de Polderbaan. De afstand van de woning tot de Polderbaan is ongeveer 600 meter en tot de A5 en A9 ruim een kilometer.

3.    De woning is niet geïsoleerd in het kader van een Schiphol-isolatieproject. In juni 1991 heeft de directeur Vervoer en Infrastructuur van het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat [appellant sub 2] bericht dat door of vanwege het Rijk geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht en/of worden vergoed. In de brief is vermeld dat de geconstateerde staat van onderhoud/constructieve gebreken zodanig was dat de met isolatie gemoeide kosten niet in redelijke verhouding tot de bouwkundige staat of waarde van de woningen stonden. Voorafgaand aan de brief heeft [appellant sub 2] medegedeeld niet bereid te zijn om (omgerekend) ruim € 68.000,00 bij te dragen aan het opheffen van de constructieve gebreken om in aanmerking te komen voor isolatiemaatregelen.

Verzoek om schadevergoeding

4.    [appellant sub 2] heeft verzocht om vergoeding van schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van de komst van de Polderbaan, de aanleg van de A5 en de aanpassing van de IJweg.

Het advies Berns

5.    De besliscommissie heeft aan het besluit van 22 april 2015, waarbij aan [appellant sub 2] een schadevergoeding van € 38.000,00 is toegekend, adviezen van de adviescommissie Berns ten grondslag gelegd.

6.    In het advies van 30 oktober 2012 is vermeld dat [appellant sub 2] in een planologisch nadeliger situatie is komen te verkeren door het bestemmingsplan Schiphol-West en omgeving dat op 29 april 1999 in werking is getreden. Dit bestemmingsplan heeft de komst van een vijfde baan, de Polderbaan, mogelijk gemaakt. Daaruit is een schade van € 50.000,00 voortgevloeid in de vorm van waardevermindering van de woning van € 350.000,00 naar  € 300.000,00. In de waardevermindering zijn de toename van de geluidbelasting van 45 Ke tot 53 Ke, de verminderde situeringswaarde en de omstandigheid dat de woning niet is geïsoleerd, verdisconteerd.

7.    In het advies van 21 november 2013 is de taxatie van de waardedaling nader onderbouwd. In het advies is vermeld dat een hogere waardedaling is vastgesteld dan kan worden verwacht op basis van de maatstaf van 1% waardedaling per 1 Ke stijging, omdat de woning niet is geïsoleerd. Grondgeluid, het laagfrequent geluid (lager dan 100 Hz) dat vliegtuigen op de startbaan produceren voorafgaand aan de start tot aan het opstijgen, is volgens het advies geen schadefactor. Voor de kwalificatie van de mate van hinder die door het grondgeluid wordt ondervonden, is gebruik gemaakt van de zogenoemde Vercammen-curve op basis van 35 dB(A) (hierna: Vercammen-35 curve). Deze curve geeft aan wanneer ten minste 3 tot 10% van de doorsnee bevolking hinder van laagfrequent geluid ondervindt. Volgens het advies wordt op [locatie 1] en [locatie 2] de Vercammen-35 curve niet overschreden. In het advies is verder vermeld dat rekening is gehouden met het grondgeluid dat wordt veroorzaakt door het gebruik van de straalmotor bij het afremmen van landende vliegtuigen in zuidelijke richting op de Polderbaan (hierna ook wel: reverse thrust) in de Ke-waarde.

8.    In het advies van 16 juni 2014 is nader gemotiveerd waarom de omstandigheid dat de woning niet voor isolatie in aanmerking is gekomen tot een hogere vergoeding voor waardedaling dient te leiden dan toepassing van de lineaire benadering waarbij een toename van 1 Ke geluidbelasting leidt tot 1% waardedaling.

9.    In het besluit van 22 april 2015 heeft de besliscommissie de adviezen gevolgd met uitzondering van het verdisconteren van de niet- geïsoleerde staat van de woning in de waardedaling als gevolg van de komst van de Polderbaan. De besliscommissie heeft met toepassing van de 1% waardedaling per 1 Ke toename een schadevergoeding toegekend van € 28.000,00 (een toename van 8 Ke geluidbelasting betekent een waardevermindering van 8% van de op de peildatum getaxeerde waarde € 350.000,00 = € 28.000,00) voor de toename van de geluidbelasting en een schadevergoeding van € 10.000,00 voor de verminderde situeringswaarde van de woningen.

Het advies Van Heijst

10.     De besliscommissie heeft aan het besluit van 9 mei 2017 adviezen van de adviescommissie Van Heijst ten grondslag gelegd.

11.    In het advies van 7 november 2016 is vermeld dat het akoestisch adviesbureau LBP Sight is ingeschakeld om de aard en intensiteit van het grondlawaai in de vorm van reverse thrust nader te onderzoeken. In het rapport van 3 november 2016 van LBP Sight is vermeld dat ter plekke van de woning de Vercammen-35 curve wordt overschreden. De overschrijding valt in de categorie gering en leidt tot een extra waardevermindering van de woning van 3,5%. Dit komt neer op een aanvullend schadebedrag van € 12.250,00 (3,5% van € 350.000,00) voor geluidhinder als gevolg van reverse thrust.

12.    [appellant sub 2] heeft in de bezwaarfase het advies van Overwater Grondbeleidbureau B.V van 10 februari 2015 overgelegd. Overwater taxeert de waardedaling van de woning op de peildatum op € 308.000,00 (€ 358.000,00 - € 50.000,00 = € 308.000,00). Deze waardering is vooral gebaseerd op de waardedaling van de grond, die na de komst van de Polderbaan niet meer boven de gebruikswaarde van de woning uitstijgt. Daarbij heeft Overwater rekening gehouden met de omstandigheid dat de kosten van een nieuw te bouwen woning sterk stijgen als gevolg van isolatiekosten.

13.    De besliscommissie heeft in dit advies geen aanleiding gezien voor een hogere toekenning.

14.    Bij besluit van 9 mei 2017 heeft de besliscommissie aan [appellant sub 2]  € 12.250,00 toegekend.

Uitspraak rechtbank

Waardedaling door toename geluidbelasting

15.    De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 9 mei 2017 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de maatstaf van 1% waardedaling per 1 Ke geluidtoename in dit geval niet bruikbaar is vanwege een aantal bijzondere omstandigheden.

Ten eerste is de woning niet geïsoleerd en zullen in de toekomst geen isolerende maatregelen van rijkswege worden getroffen. De invloed van toename van geluid als gevolg van de komst van de Polderbaan op de woning is groter dan wanneer de woning wel zou zijn geïsoleerd, zoals veel andere woningen in de directe omgeving. Een redelijk denkend en handelend koper zal de kosten van isolatie verdisconteren in de koopprijs. Deze schade komt volgens de rechtbank voor rekening van de schadeveroorzaker.

Ten tweede ligt de woning op kortere afstand van de Polderbaan dan vele andere woningen, waardoor extra geluidbelasting als gevolg van reverse thrust optreedt. Dit grondlawaai zorgt voor een feitelijk hogere geluidbelasting dan is vastgelegd in de Ke-contouren. In 1999 had de overheid de intentie om woningen binnen de 55 Ke-contour die niet konden worden geïsoleerd aan te kopen en te slopen. Omdat de woning van [appellant sub 2] dicht bij de 55 Ke-contour ligt, bevindt [appellant sub 2] zich qua geluidbelasting in een bijzondere positie.

Ten derde is in het rapport van Willighagen van 1 februari 2018 vermeld dat [appellant sub 2] bij een aantal landingen wordt blootgesteld aan excessieve geluidpieken, waarbij de vastgestelde richt- en grenswaarden fors worden overschreden.

16.    De rechtbank heeft de besliscommissie opgedragen de waardedaling van de woning met inachtneming van de bijzondere omstandigheden opnieuw te berekenen.

Waardedaling door reverse thrust

17.    De rechtbank heeft voorts overwogen dat de besliscommissie het besluit van 9 mei 2017 niet op het advies Van Heijst mocht baseren, voor zover daaraan het rapport van LBP Sight van 3 november 2016 ten grondslag lag. Daartoe stelt de rechtbank dat LBP ten onrechte uitsluitend meetgegevens uit het tijdvak juni-juli bij de beoordeling heeft betrokken voor het vaststellen van de mate van geluidhinder door laagfrequent geluid. Door geen metingen te verrichten in een periode van koud weer, waarin het niveau van grondgeluid hoger kan zijn, is mogelijkerwijs geen representatief beeld gekregen.

18.    De rechtbank heeft de besliscommissie opgedragen LBP Sight alsnog metingen te laten verrichten tijdens de herfst-of winterperiode. Op basis daarvan dient de besliscommissie te beoordelen of de toegekende schadevergoeding voor waardedaling als gevolg van reverse thrust toereikend is.

Hoger beroep besliscommissie

19.    De besliscommissie betoogt in hoger beroep dat de rechtbank heeft miskend dat de besliscommissie de maatstaf voor het vaststellen van de waardedaling als gevolg van geluidbelasting mocht hanteren dat een toename van 1 Ke geluidbelasting leidt tot 1% waardedaling van de woning. De door de rechtbank genoemde bijzondere omstandigheden staan hier volgens de besliscommissie niet aan in de weg.

20.    Daartoe stelt de besliscommissie dat de lineaire maatstaf is gebaseerd op door de besliscommissie verricht onderzoek naar waardedalingen van woningen door geluidbelasting als gevolg van het vijfbanenstelsel. De besliscommissie wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO3436. Volgens de besliscommissie hoeft bij de toepassing van deze lineaire maatstaf geen rekening gehouden te worden met de omstandigheid dat de woningen niet zijn geïsoleerd wegens achterstallig onderhoud en/of te kleine ruimtes.

21.    De rechtbank heeft niet onderkend dat bij besluit van 9 mei 2017 voor waardedaling als gevolg van extra geluidbelasting veroorzaakt door landende vliegtuigen op de Polderbaan een vergoeding is toegekend ter grootte van € 12.250,00 (3,5% van de waarde van de woning in de oude situatie), aldus de besliscommissie.

22.    Voorts betoogt de besliscommissie, onder verwijzing naar het rapport van LBP Sight van 3 november 2016, dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de piekgeluiden zijn verwerkt in de gemiddelde geluidniveaus.

23.    De besliscommissie betoogt tot slot dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er grond is voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het rapport van LBP Sight. Daartoe stelt de besliscommissie dat de meetsessies in overleg met [appellant sub 2] en op zijn uitdrukkelijk verzoek hebben plaatsgevonden onder bepaalde omstandigheden, onder andere bij zuidwestenwind en op dagdelen waarbij de grootste kans aanwezig is dat meer overlast gevende zware vrachtvliegtuigen zullen landen. Deze metingen zijn volgens de besliscommissie voldoende representatief en kunnen als basis dienen voor het advies Van Heijst. Daarbij is onder meer van belang dat de wind per jaar relatief weinig uit zuidwestelijke richting komt (20 à 30%) en overlast gevende vrachtvliegtuigen op enkele dagdelen per week landen. Dat enkel in de periode juni-juli metingen zijn verricht, doet niet af aan de zorgvuldigheid van het onderzoek noch aan de representativiteit ervan, aldus de besliscommissie.

Oordeel in hoger beroep

Maatstaf waardedaling woning

24.    De Afdeling heeft in de uitspraak van 10 november 2010 gewezen op de op onderzoek gebaseerde en in de jurisprudentie aanvaarde maatstaf dat 1 Ke geluidbelasting leidt tot 1% waardedaling van een woning voor de vaststelling van de aan geluid toe te rekenen waardevermindering. In dit geval bedraagt de toename van de geluidbelasting als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Schiphol-West en omgeving 8 Ke, van 45 Ke onder het vierbanenstelsel naar 53 Ke onder het vijfbanenstelsel. Dat heeft geleid tot toekenning van € 28.000,00 (8% van € 350.000,00, de waarde van de woning voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Schiphol en omgeving).

25.    In beginsel valt niet in te zien waarom eigenaren van slecht of niet geïsoleerde woningen meer aanspraak op nadeelcompensatie kunnen maken dan eigenaren van beter geïsoleerde woningen in dezelfde geluidzone door van een andere maatstaf uit te gaan dan die van 1% per 1 Ke. Het is een keuze van een eigenaar van een woning al dan niet een eigen bijdrage te leveren zodat een woning wel in aanmerking kwam voor een geluidisolatieprogramma. In dit geval ziet de Afdeling echter aanleiding voor het oordeel dat de besliscommissie niet onverkort toepassing kon geven aan de maatstaf 1% per 1 Ke.

26.    Ter zitting heeft de besliscommissie desgevraagd verklaard dat er geen andere gevallen bekend zijn waarin een relatief hoge eigen bijdrage van € 68.000,00 voor aanpassing van de constructie van de woning werd verlangd om in aanmerking te komen voor isolatie van de woning. De besliscommissie heeft toegelicht dat in andere gevallen ten hoogste een aanzienlijk lagere bijdrage van € 30.000,00 is verlangd. Onder die omstandigheden kunnen de gevolgen van het niet-isoleren van de woning, het ontstaan van een relatief hogere waardedaling door grotere geluidoverlast, redelijkerwijs niet geheel voor rekening van [appellant sub 2] blijven.

Het betoog van de besliscommissie slaagt in zoverre niet.

27.    Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de door de besliscommissie gehanteerde maatstaf voor waardedaling van de woning in dit geval niet zonder meer bruikbaar is.

28.    Onder 34 en 36 overweegt de Afdeling, anders dan de rechtbank, dat bij vaststelling van de waardedaling als gevolg van de komst van de Polderbaan geen rekening hoeft te worden gehouden met waardedaling als gevolg van reverse trust, omdat de besliscommissie hiervoor een aparte vergoeding heeft toegekend. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, mocht de besliscommissie voor de vaststelling van de waardedaling van de woning als gevolg van reverse trust uitgaan van de metingen van LBP Sight. De beoordeling van de vaststelling van de hoogte van de vergoeding voor reverse trust volgt onder 37 en verder.

29.    Alhoewel de rechtbank het besluit van 9 mei 2017 terecht heeft vernietigd, zij het ten dele op onjuiste gronden, ziet de Afdeling aanleiding de uitspraak van de rechtbank te vernietigen, voor zover de rechtbank de besliscommissie heeft opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak, zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 9 mei 2017. De Afdeling beslist het geschil daarmee in overeenstemming met artikel 8:41a van de Awb definitief. Dat is mogelijk gelet op hetgeen zij in deze uitspraak oordeelt over de verschillende geschilpunten in hoger beroep met betrekking tot het besluit van 9 mei 2017. Daarbij heeft zij voorts in aanmerking genomen het belang dat aan de lange procedure thans een einde komt.

Definitieve geschilbeslechting schadevergoeding in verband met maatstaf waardedaling woning

30.       De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien.

31.    De Afdeling bepaalt de schadevergoeding voor de toename van de geluidbelasting van 45 Ke tot 53 Ke in redelijkheid en billijkheid op 2% waardedaling per 1 Ke stijging. Dat betekent dat [appellant sub 2] aanspraak maakt op € 56.000,00 (8 x 2% van € 350.000,00) voor de toename van geluidhinder door de komst van de Polderbaan, naast een vergoeding van € 10.000,00 voor de verminderde situeringswaarde van de woning. In totaal bedraagt de door de besliscommissie toe te kennen schadevergoeding daarmee dus € 66.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen met ingang van 25 augustus 2009, de dag waarop het verzoek om schadevergoeding is ontvangen.

32.    Anders dan [appellant sub 2] betoogt, vormt het advies van Overwater van 10 februari 2015 geen aanleiding voor een hogere toekenning. In dit rapport is de waardedaling niet vastgesteld aan de hand van de gevolgen van de uitbreiding van het luchtvaartterrein van de luchthaven Schiphol met een vijfde baan ten opzichte van het vierbanenstelsel. Het door [appellant sub 2] overgelegde rapport van Langhout & Wiarda van 13 september 2019 maakt onvoldoende duidelijk waarom de getaxeerde waardedaling van de woning in het advies van Berns niet deugt. In dit advies is vermeld dat het gaat om zware schade, waarbij meerdere schadefactoren (uitzicht, geïsoleerde ligging tussen de Polderbaan, A5 en A9 en geluid) zich in ingrijpende mate manifesteren en de verkoopbaarheid sterk beperken.

33.    Voor zover [appellant sub 2] heeft gewezen op de omstandigheid dat na het advies van de Overwater de WOZ-waarde van [locatie 1] is verlaagd van € 304.000,00 tot € 50.000,00, is van belang dat dit op 1 januari 2015 is gebeurd. De Polderbaan is in 2003 in gebruik genomen. De commissie Berns heeft in een nadere toelichting van 21 november 2013 er terecht op gewezen dat de WOZ-waarden op 1 januari 2003, 2004 en 2007 respectievelijk € 275.000,00, € 286.000,00 en € 299.000,00 bedroegen. Deze waarden liggen dichter bij de ingebruikname van de Polderbaan op 1 november 2003 en dichter bij de door Berns getaxeerde waarde na de komst Polderbaan, te weten € 300.000,00. Door te wijzen op de WOZ-waarde per 1 januari 2015 heeft [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat de door Berns getaxeerde waarde van de woning na de komst van de Polderbaan onjuist is.

Reverse trust

34.    De besliscommissie draagt terecht het betoog voor dat de rechtbank niet heeft onderkend dat naast een planschadevergoeding voor de komst van de Polderbaan, compensatie is toegekend voor grondgeluid in de vorm van reverse trust. In zoverre heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat bij de invulling van de maximale mogelijkheden en de vaststelling van de waardedaling onvoldoende rekening is gehouden met grondgeluid in de vorm van reverse trust.

35.    De besliscommissie betoogt verder terecht dat de piekgeluiden van reverse trust zijn verwerkt in de gemiddelde geluidniveaus. In het als bijlage 2 bij het advies Van Heijst gevoegde rapport van LBP Sight van 3 november 2016 zijn in acht figuren niet alleen de gemiddelde geluidniveaus verwerkt, maar ook de hoogst gemeten geluidniveaus.

36.    De besliscommissie betoogt ook terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de door LBP Sight verrichte metingen een voldoende representatief beeld bieden. In het rapport van 3 november 2016 van LBP Sight is vermeld dat in overleg met [appellant sub 2] metingen zijn uitgevoerd op 14 juni 2016, 22 juni 2016 en op 24 juni 2016. Ten tijde van de metingen was het droog en stond er een zuidwestenwind. Dit is de windrichting waarbij [appellant sub 2] heeft aangegeven dat de meeste overlast wordt ervaren. Dat de metingen niet in de winterperiode zijn verricht, maakt voor de zuidwestenwind dus niet uit, omdat voor alle metingen is uitgegaan van zuidwesten wind. Dat het op de in overleg met [appellant sub 2] gekozen dagen niet regende, is geen omstandigheid die de besliscommissie valt aan te rekenen. Daarbij komt dat er volgens LBP Sight onvoldoende grond is voor de veronderstelling dat meten onder natte omstandigheden tot andere uitkomsten leidt. Dat de metingen niet zijn verricht bij een bevroren ondergrond - hetgeen minder bodemabsorptie van geluid impliceert - betekent niet dat de metingen een onvoldoende representatief beeld bieden. Windcondities waarbij minder geluidoverlast optreedt, zijn evenmin meegenomen. Tot slot is van belang dat de besliscommissie bij de beantwoording van de vraag of geluidhinder tot planschade leidt, mag uitgaan van gemiddelden (zie de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4193, r.o. 46).

De conclusie is dat de commissie Van Heijst mocht uitgaan van de beschikbare metingen van LPB Sight, verricht bij zuidwestenwind en een droge bodem. Deze metingen bieden een voldoende representatief beeld.

Het betoog van de besliscommissie slaagt in zoverre.

37.    Alhoewel de besliscommissie deze gronden terecht heeft voorgedragen, leidt dit niet tot de conclusie dat de rechtbank het besluit van 9 mei 2017 ten onrechte heeft vernietigd, voor zover dit ziet op de vergoeding voor grondgeluid. Hiertoe wordt als volgt overwogen.

38.    Het grondgeluid dat centraal stond in de uitspraak van 19 december 2018 is laagfrequent geluid dat door startende vliegtuigen wordt veroorzaakt voorafgaand aan de start tot aan het opstijgen. In dit geval gaat het om grondgeluid in de vorm van reverse trust dat door landende vliegtuigen wordt veroorzaakt, omdat vlak na de landing op de landingsbaan het vermogen van de motoren wordt verhoogd en wordt gebruikt om af te remmen.

39.    De Afdeling heeft in de uitspraak van 19 december 2018 geoordeeld dat de besliscommissie de Vercammen-35 curve heeft mogen hanteren als maatstaf om te bepalen of zich dusdanige hinder van grondgeluid voordoet dat dit leidt tot waardedaling van woningen.

40.    Voorts is overwogen dat de besliscommissie in pilotcases is uitgegaan van waardedalingen van 4-5% voor woningen in de eerste lijn en van 2 tot 3% voor woningen in de tweede lijn. In de loop van 2012 zijn daarvoor afzonderlijke schadevergoedingen toegekend. De besliscommissie heeft vervolgens gekozen voor waardedalingen van 5% voor eerstelijnswoningen en 3% voor tweedelijnswoningen en wijst daarbij op in de jurisprudentie gangbare percentages. Hinder door grondgeluid is aangemerkt als dominante schadefactor, die voor bewoners van eerstelijnsbebouwing nadrukkelijk aanwezig is (middelzware schade) en voor bewoners van tweedelijnsbebouwing in mindere mate (lichte schade). De Afdeling heeft geen grond voor het oordeel gezien dat de percentages niet juist zijn gekozen. (Zie de uitspraak van 19 december 2018, r.o. 60.)

41.    In het advies Van Heijst van 7 november 2016 is vermeld dat er geen grond bestaat voor een afwijkende taxatiemethode voor het vaststellen van de waardedaling van een woning als gevolg van grondgeluid in de vorm van reverse trust. Op grond van metingen van LBP Sight is vastgesteld dat de Vercammen-35 curve wordt overschreden. Niet in geschil is dat de woning in de eerste lijn ten opzichte van de Polderbaan ligt. De besliscommissie is in navolging van het advies Van Heijst niettemin uitgegaan van 3% omdat de Vercammen-35 curve niet frequent en niet in sterke mate wordt overschreden. Wel heeft de besliscommissie in navolging van het advies aanleiding gezien om aanvullend 0,5% toe te kennen, omdat reverse trust als een meer hinderlijke vorm van grondgeluid wordt ervaren.

42.    Omdat in het advies Van Heijst is aangegeven dat er geen grond is voor een afwijkend taxatiesysteem voor de bepaling van waardedaling als gevolg van grondgeluid, had de besliscommissie in het geval van [appellant sub 2] niet de mate en frequentie van overschrijding van de Vercammen-35 curve van belang mogen achten voor de vaststelling van de schadevergoeding voor de waardedaling van de woning, maar de omstandigheid dat de woning in de eerste lijn ligt ten opzichte van de Polderbaan. De besliscommissie mocht de waardedaling niet op 3,5% van de waarde van de woning in de oude planologische situatie bepalen.

In zoverre slaagt het betoog niet en heeft de rechtbank terecht het besluit van 9 mei 2017 vernietigd.

Definitieve geschilbeslechting schadevergoeding reverse trust

43.    De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b. van de Awb zelf in de zaak te voorzien.

44.    De Afdeling zal de hoogte van de vergoeding vanwege grondgeluid in de vorm van reverse trust naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op 6% van de waarde van de woning in de oude planologische situatie (5% omdat de woning in de eerste lijn ligt en aanvullend 1% omdat reverse trust als meer hinderlijk wordt ervaren). Dat betekent dat [appellant sub 2] in zoverre aanspraak maakt op € 21.000,00 (6% van € 350.000,00) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2009.

Incidenteel hoger beroep [appellant sub 2]

Constructie woning

45.     Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de constructie en niet de slechte staat van onderhoud in de weg stond aan het isoleren van de woning, behoeft dit geen bespreking, gelet op hetgeen onder  r.o. 26 e.v. is overwogen.

Metingen in de slaapkamer

46.    [appellant sub 2] betoogt dat uit de door ing. B.H. Willighagen opgestelde notitie van Alcedo van 26 oktober 2018 volgt dat de rechtbank enkele geluidstechnische aspecten niet geheel juist heeft geïnterpreteerd. Ter zitting heeft [appellant sub 2] in dit verband toegelicht dat de metingen in de slaapkamer niet op de plek zijn verricht waar een grotere overschrijding van de Vercammen-35 curve kon worden verwacht.

47.    Dit betoog treft geen doel. Voor het vaststellen van de vergoeding voor waardedaling als gevolg van reverse trust wordt niet de mate van overschrijding van de Vercammen-35 curve bepalend geacht.

Opbrengst woningen

48.    [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte aan de waardevermindering van het perceel voorbij is gegaan. Indien de Polderbaan niet zou zijn aangelegd, had hij twee woningen op zijn perceel kunnen bouwen. De opbrengst van deze niet-gerealiseerde woningen is hij misgelopen.

49.    Dit betoog faalt. De vergunningen voor de woningen zijn op 3 november 2006 verleend. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de door [appellant sub 2] gestelde schade geen gevolg is van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Schiphol-West e.o. op 29 april 1999 en de ingebruikname van de Polderbaan op 1 november 2003.

Kosten rechtsbijstand primaire fase

50.    Voorts betoogt [appellant sub 2] dat de rechtbank ten onrechte heeft  geoordeeld dat een deel van de kosten van rechtsbijstand in de aanvraagfase niet voor vergoeding in aanmerking komen.

51.    De rechtbank heeft de besliscommissie veroordeeld tot de kosten (€ 439,71) gemaakt voor het geven van een reactie op het conceptadvies van de adviescommissie Berns. [appellant sub 2] heeft die kosten aannemelijk gemaakt met de factuur van 2 augustus 2013. Voor zover [appellant sub 2] aanspraak meent te maken op een hogere vergoeding, had hij die kosten bij de rechtbank moeten onderbouwen.

Het betoog faalt.

Kosten rechtsbijstand beroepsfase

52.    [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte een deel van de in de beroepsfase gemaakte deskundigenkosten niet voor vergoeding in aanmerking heeft laten komen. De rechtbank is ten onrechte uitgegaan van een uurtarief van € 90,00 van Willighagen en heeft ten onrechte de factuur van 30 mei 2018 van € 1.159,97 niet meegenomen in de kostenveroordeling. [appellant sub 2] stelt in totaal aanspraak te maken op een aanvullende vergoeding van € 1.208,37.

53.    [appellant sub 2] heeft zich ter zitting door Willighagen als deskundige laten bijstaan. De rechtbank heeft de besliscommissie veroordeeld in de kosten daarvan tot een bedrag van € 1.524,60. Er is geen grond voor het oordeel dat deze vergoeding niet toereikend is. Anders dan [appellant sub 2] betoogt, bestaat geen grond voor de vergoeding van de gestelde kosten van het door Willighagen voorbereiden van de zitting. (Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 22 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2773.)

Het betoog faalt.

Conclusie

54.    De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant sub 2] ongegrond is. Het hoger beroep van de besliscommissie is in zoverre gegrond, dat het ertoe leidt, dat de Afdeling aanleiding ziet de uitspraak van de rechtbank te vernietigen, voor zover de rechtbank haar heeft opgedragen met inachtneming van haar uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van [appellant sub 2] en zelf in de zaak te voorzien als onder 30 en 43 aangegeven. Het in het dictum onder IV genoemde bedrag is daarom € 66.000,00 + € 21.000,00 = € 87.000,00.

Proceskosten

55.    De besliscommissie dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

56.    Voor de vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden, volgens de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb), punten toegekend aan verrichte proceshandelingen. In hoger beroep gaat het om twee proceshandelingen, te weten het indienen van een verweerschrift en het verschijnen ter zitting bij de Afdeling. Dit zijn in totaal 2 punten. Per punt wordt volgens genoemde bijlage een forfaitair bedrag van € 512,00 toegekend. Dat komt neer op € 1.024,00.

57.    Over de door [appellant sub 2] in de procedure in hoger beroep opgevoerde deskundigenkosten merkt de Afdeling het volgende op. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld haar uitspraak van 18 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2162) komen de kosten van een deskundige op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) voor vergoeding in aanmerking als het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn.

58.    Gelet op de als reactie op het hoger beroep van de besliscommissie overgelegde notitie van Alcedo van 26 oktober 2018, ziet de Afdeling aanleiding de besliscommissie te veroordelen tot betaling van € 400,00 (4 uur tegen een uurtarief van € 100,00) aan deskundigenkosten.

59.    De kosten van het rapport van Langhout en Wiarda van 13 september 2019, waarin de waardedaling van de woning is getaxeerd, komen voor vergoeding in aanmerking, omdat [appellant sub 2] dit rapport heeft laten opstellen om de door hem gestelde waardedaling als gevolg van de Polderbaan te onderbouwen en te reageren op het hoger beroep van de besliscommissie. Uit de factuur van 13 september 2019 met bijgevoegde urenspecificatie kan worden afgeleid dat in totaal 37,5 uur tegen een uurtarief van € 125,00, exclusief BTW, is besteed aan het opstellen van het rapport. Nu in de urenspecificatie niet voor alle uren is gespecificeerd aan welk rapport deze uren zijn besteed, acht de Afdeling een vergoeding van 10 uur redelijk. Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb, in samenhang gelezen met artikel 8:36, tweede lid, van de Awb en artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, geldt voor de vergoeding van de gemaakte kosten voor een deskundigenrapport een tarief van ten hoogste € 121,95 per uur. Het te vergoeden bedrag voor het opstellen van dit deskundigenrapport is derhalve € 1.219,50. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de daarover verschuldigde omzetbelasting.

60.     De vergoeding voor de door Willighagen in verband met de zitting van de Afdeling gemaakte reiskosten wordt, op de voet van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Bpb, gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en onder c, van dat besluit en artikel 11, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, forfaitair vastgesteld op € 52,20. De vergoeding voor de door Willighagen in verband met de zitting van de Afdeling gemaakte verletkosten wordt, op de voet van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Bpb, gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en onder d, van dat besluit en artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, forfaitair vastgesteld op € 487,80.

61.    De vergoeding voor door [appellant sub 2] in verband met de zitting van de Afdeling gemaakte reiskosten bedraagt € 31,58. De vergoeding van de door [appellant sub 2] gestelde en niet onderbouwde verletkosten wordt forfaitair vastgesteld op € 42,00.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het hoger beroep van de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol gegrond;

II.    verklaart het hoger beroep van [appellant sub 2] ongegrond;

III.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord Holland van 5 juli 2018 in zaak nr. 17/2813, voor zover daarin de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol is opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van [appellant sub 2];

IV.    bepaalt dat de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol aan [appellant sub 2] een schadevergoeding toekent van € 87.000,00 (zegge: zevenentachtigduizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 25 augustus 2009 tot aan de dag van algehele voldoening;

V.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 9 mei 2017;

VI.    veroordeelt de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.257,08 (zegge: drieduizend tweehonderd zevenenvijftig euro en acht cent), waarvan € 1.024,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.

w.g. Polak    w.g. Planken
voorzitter                griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2019

299.