Uitspraak 201901145/1/R2


Volledige tekst

201901145/1/R2.
Datum uitspraak: 27 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Lithoijen, gemeente Oss,

en

de raad van de gemeente Oss,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Twee Kernen - 2018" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 oktober 2019, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door C.M. van Rossum-Huisman en M. Creemers, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan voorziet in een actualisatie van het planologische regime in de kernen Lith en Lithoijen.

[appellant] woont in een vrijstaande woning aan de [locatie] in Lithoijen. Deze gronden zijn gelegen op de hoek van de Schutstraat en het Dorpspad. [appellant] wil de schuur in zijn tuin, gelegen op het deel van zijn gronden aan de zijde van het Dorpspad, vervangen door een woning.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Beroep

3.    [appellant] is het niet eens met het bestemmingsplan voor zover dat niet voorziet in de mogelijkheid voor een tweede woning op zijn gronden. Volgens [appellant] verandert een woning bijna niets aan het groene karakter van de omgeving, omdat er al een gebouw staat en er al een uitrit naar het Dorpspad en een tuin zijn. Daarnaast rust op de gronden al een woonbestemming. Voorts stelt [appellant] dat er behoefte is aan seniorenwoningen in de gemeente.

Verder is volgens [appellant] het besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel vastgesteld.

3.1.    Uit de plantoelichting, onder meer paragraaf 3.2.1, volgt dat de raad de waardevolle ruimtelijke karakteristiek van de kern Lithoijen, in dit geval het groene en open karakter, wil behouden. Als uitgangspunt bij het plan is daarom gehanteerd dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen slechts worden toegestaan indien deze een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit met zich brengen of een zeer beperkte impact hebben op de ruimtelijke kwaliteit. De raad acht de door [appellant] gewenste ontwikkeling niet in overeenstemming met dit uitgangspunt, omdat een tweede woning ter plaatse afdoet aan het groene karakter van de omgeving.

De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. De raad heeft daarbij belang kunnen toekennen aan het behoud van het groene en open karakter van het hoekperceel aan de Schutstraat en het Dorpspad. Daarbij heeft de raad ook kunnen wijzen op de mogelijkheden voor het vergunningvrij oprichten van bijgebouwen bij een woning en het aanbrengen van verharding, waardoor meer groen ter plaatse kan verdwijnen. Ook heeft de raad kunnen stellen dat een woning ter plaatse een groter ruimtelijk effect zou hebben dan de bestaande schuur.

In de enkele stelling van [appellant] over de bestaande behoefte aan seniorenwoningen in de gemeente, heeft de raad geen aanleiding hoeven zien om tot een ander oordeel te komen.

Over de door [appellant] gemaakte vergelijking met de percelen aan de Dorpsstraat 11a en 13 en de Molenweg 5a, 5b en 7, overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situaties verschillen van de aan de orde zijnde situatie omdat de genoemde percelen geen hoekpercelen zijn met een groene, open uitstraling en op die percelen geen sprake was van het veranderen van de functie van een schuur. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie.

Het betoog faalt.

Conclusie

4.    Het beroep is ongegrond.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.D. van Heijningen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, griffier.

w.g. Van Heijningen    w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2019

458-932.