Uitspraak 201809103/1/R2


Volledige tekst

201809103/1/R2.
Datum uitspraak: 27 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Andel, gemeente Woudrichem, thans gemeente Altena,

en

de raad van de gemeente Woudrichem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "WAAU-2017" ("Waardhuizen, Almkerk, Andel en Uitwijk-2017") (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2019, waar de raad, vertegenwoordigd door J.W.M. van Soest, is verschenen. Voorts is daar [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plangebied omvat de 4 kernen Waardhuizen, Almkerk, Andel en Uitwijk, voor zover gelegen binnen de bebouwde kom en deel uitmakend van het grondgebied van de voormalige gemeente Woudrichem. Het plan heeft een overwegend conserverend karakter.

2.    [appellant] en anderen zijn direct omwonenden van het perceel [locatie 1] te Andel (hierna: het perceel), dat deel uitmaakt van het plangebied. Op het perceel is keuken- en badkamerzaak Keukenhoff [belanghebbende] gevestigd. De woning van [appellant] bevindt zich op [locatie 2], direct aangrenzend aan het perceel.

[appellant] en anderen kunnen zich niet verenigen met de vaststelling van het bestemmingsplan voor zover dit ziet op het perceel, omdat zij als omwonenden overlast vrezen van de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.

3.    Aan het perceel is de bestemming "Gemengd" en de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie-2" toegekend. Tevens is het perceel van een bouwvlak voorzien. Aan het bouwvlak zijn de aanduidingen "specifieke bouwaanduiding - wonen" en "maximum bouwhoogte: 10 m en maximum goothoogte: 3,5 m" gegeven.

4.    Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Toetsingskader

5.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Beroep

6.    [appellant] en anderen betogen dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de aan het perceel gegeven bestemming in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Zij voeren daartoe aan dat het bestemmingsplan de vestiging van een supermarkt met daarboven woonappartementen mogelijk maakt. De volgens hen aan de orde zijnde plannen daartoe, zullen naar zij stellen in ernstige mate afbreuk doen aan hun woon- en leefomgeving. Door het realiseren van woningen tot een bouwhoogte van 10 m vrezen zij ernstig in hun privacy te worden aangetast. Daarnaast stellen zij dat van de mogelijke vestiging van een supermarkt gevaarlijke verkeerssituaties en overlast in verband met parkeren en bevoorrading te verwachten is. Verder zullen, naar zij stellen, door die plannen de historische dorpskern en het aanzicht van de daar aanwezige monumentale gebouwen worden aangetast.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid

6.1.        [appellant] en anderen hebben geen zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend. Hun beroep steunt derhalve niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.

Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

Wat betreft de omstandigheid dat het bestemmingsplan het realiseren van woningen op het perceel mogelijk maakt, kan het [appellant] en anderen niet worden verweten geen zienswijzen te hebben ingediend. Het bestemmingsplan is op dit punt gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerp. Naar aanleiding van een zienswijze van [belanghebbende] is de voor het perceel bestaande mogelijkheid van het realiseren van woningbouw die in het ontwerpbestemmingsplan was komen te vervallen, alsnog gehandhaafd. Het beroep is in zoverre ontvankelijk.

Voor zover het beroep is gericht tegen de vaststelling van het plan in zoverre dit de vestiging van een supermarkt mogelijk maakt, bestaat geen grond voor het oordeel dat het [appellant] en anderen niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingediend. Het ontwerpbestemmingsplan voorzag reeds in deze mogelijkheid en het plan is op dit punt ongewijzigd vastgesteld. Dit betekent dat [appellant] en anderen daartegen niet in beroep kunnen komen. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.

Dit betekent dat hierna uitsluitend het beroep zal worden behandeld voor zover gericht tegen de mogelijkheid tot het realiseren van woningen op het perceel.

Inhoudelijk

6.2.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehandhaafde woningbouwmogelijkheid en de overige bouwmogelijkheden, zoals de bouw- en goothoogte die voor het perceel gelden, ongewijzigd zijn ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan "Kom Andel". Uit de Nota zienswijzen blijkt verder dat de raad met de zienswijze van [belanghebbende] om de woningbouwmogelijkheid voor het perceel te behouden heeft ingestemd, omdat hij de locatie [locatie 1] een goede locatie vindt voor het op termijn realiseren van een kleinschalig woningbouwproject. Daarbij wordt volgens de Nota zienswijzen gedacht aan een beperkt aantal appartementen voor bijvoorbeeld senioren of jongeren, waaraan volgens de raad in de gemeente grote behoefte bestaat. De locatie is daartoe volgens de raad geschikt vanwege de gunstige ligging in de kern van Andel nabij voorzieningen.

De raad heeft ter zitting nader toegelicht dat wat de goot- en bouwhoogte betreft is aangesloten bij het voorheen geldende bestemmingsplan. De bouwhoogte van 10 m wijkt daar niet van af en is verder volgens de raad nodig om mogelijk in de toekomst een beperkt aantal appartementen te kunnen realiseren. Er bestaat volgens de raad geen aanleiding om deze bouwhoogte ter plaatse niet ruimtelijk aanvaardbaar te achten.

6.3.    Hoewel niet valt uit te sluiten dat indien op het perceel tot een hoogte van 10 m zal worden gebouwd, er vanuit de voorziene bebouwing enig zicht zal ontstaan op omliggende percelen zoals die van [appellant] en anderen, heeft de raad het plan niet om die reden ruimtelijk niet aanvaardbaar hoeven achten.

De raad heeft daarbij van belang mogen achten dat deze bouwhoogte nodig is om een kleinschalig woningbouwproject te kunnen realiseren. De raad heeft verder de bouwhoogte van 10 m als passend in de omgeving kunnen aanmerken, nu is gebleken dat deze maximaal toegestane bouwhoogte uniform geldt in de omgeving van het perceel, voor nagenoeg alle percelen naast en tegenover [locatie 1]. Daarbij geldt een uitzondering voor de gronden op de hoek van de Julianastraat en de Burgemeester Van der Schansstraat, aan de andere zijde van de woning van [appellant], waar het bestemmingsplan een maximale bouwhoogte van 11 m toestaat. Aldaar is reeds een appartementengebouw gerealiseerd.

Onder die omstandigheden is het standpunt van de raad dat de maximale bouwhoogte van 10 m voor het perceel ruimtelijk aanvaardbaar is, niet onredelijk. Dat het benutten daarvan wellicht in enige mate afbreuk zal doen aan de privacy van de direct omliggende percelen, doet daar niet aan af.

De raad heeft zich eveneens in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de mogelijkheid van woningbouw en de toegestane bouwhoogte van 10 m niet leidt tot een ernstige aantasting van de karakteristiek van de omgeving. Dat verspreid in de omgeving enkele historische gebouwen aanwezig zijn, maakt niet dat een dergelijke kleinschalige woningbouwontwikkeling vanuit ruimtelijk oogpunt ter plaatse onaanvaardbaar is. Daarnaast is zoals vermeld in de directe omgeving, op de hoek van de Julianastraat en de Burgemeester Van der Schansstraat, reeds een appartementengebouw met een vergelijkbare hoogte aanwezig.

Wat de gestelde nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant] en anderen betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.

Het betoog faalt.

Conclusie

7.    Het beroep, voor zover gericht tegen de vaststelling van het plan in zoverre dat dit de vestiging van een supermarkt mogelijk maakt, is niet-ontvankelijk. Het beroep is voor het overige ongegrond.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de vaststelling van het plan, in zoverre dat dit de vestiging van een supermarkt mogelijk maakt, niet-ontvankelijk;

II.    verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.

w.g. Kramer    w.g. Bolleboom
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2019

641.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:1:

Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Artikel 8:6, eerste lid:

Het beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift.

Artikel 6:13:

Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.

Bestemmingsplan "WAAU-2017"

Artikel 10.1:

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel;

b. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de begane grond;

c. maatschappelijke voorzieningen;

d. cultuur en ontspanning;

e. dienstverlening;

f. wonen;

g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;

h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

i. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': de instandhouding van de aanwezige cultuurhistorisch of architectonisch waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van bouwwerken;

j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf': tevens een installatiebedrijf;

met de daarbij behorende:

k. voorzieningen, waaronder mede begrepen ondergeschikte kantoren;

l. magazijnen en opslagplaatsen;

m. erven en terreinen;

n. groenvoorzieningen;

o. openbare verkeersruimte;

p. geluidwerende voorzieningen;

q. parkeervoorzieningen;

r. toegangswegen;

s. water;

t. waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden.

Artikel 10.2.1:

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

a. gebouwen;

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

met inachtneming van de volgende regels:

Artikel 10.2.2:

a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b. het bebouwingspercentage per bouwvlak bedraagt ten hoogste 100 %;

c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven,

d. het bestaande aantal woningen mag niet worden vergroot;

e. het is niet toegestaan om bestaande woningen te splitsen in meerdere woningen, zodanig dat het bestaande aantal woningen wordt vermeerderd;

f. in afwijking van het bepaalde onder d en e is de bouw van één of meerdere woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wonen' toegestaan;

g. in afwijking van het bepaalde onder d en e is de bouw van twee woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wonen 2' toegestaan.