Uitspraak 201806901/2/R1


Volledige tekst

201806901/2/R1.
Datum uitspraak: 20 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Wenum-Wiesel, gemeente Apeldoorn,

en

de raad van de gemeente Apeldoorn,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1873, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 28 juni 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie 1] Wenum Wiesel" te herstellen, de Afdeling en de betrokken partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel nieuw of gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

De raad heeft niet binnen de gestelde termijn aan de opdracht voldaan.

Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat de raad onvoldoende heeft nagegaan of de bouwregels zoals die in het algemeen in bestemmingsplannen voor het buitengebied gelden, ook op een ruimtelijk aanvaardbare manier van toepassing kunnen zijn in het plangebied. Het gaat daarbij om de toegestane breedte van het bouwvlak, de maximale inhoud van de woning en, meer algemeen, de situering van de woning. De Afdeling heeft voorts overwogen dat een ruimtelijk aanvaardbare inrichting waarbij voldoende rekening is gehouden met de belangen van [appellante] onvoldoende is geborgd, omdat dicht op de woning van [appellante] een woning kan worden gesitueerd en in de planregels geen maximale bouwhoogte is opgenomen.

2.    De tussenuitspraak verplicht, gelet op artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb, het geconstateerde gebrek te herstellen binnen de daartoe gestelde termijn. De in de tussenuitspraak opgenomen hersteltermijn is ongebruikt verstreken, zodat niet is voldaan aan de door de Afdeling in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Het geconstateerde gebrek in het besluit van 28 juni 2018 is derhalve niet hersteld.

3.    Gelet op hetgeen onder 6.2 van de tussenuitspraak is overwogen, is het plan vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep van [appellante] is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.

4.    De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb de raad op te dragen om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen. Bij de voorbereiding ervan hoeft afdeling 3.4 van de Awb niet te worden toegepast.

5.    De raad dient op de hierna te vermelden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van 28 juni 2018, waarbij de raad van de gemeente Apeldoorn het plan "[locatie 1] Wenum Wiesel" heeft vastgesteld;

III.    draagt de raad van de gemeente Apeldoorn op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Apeldoorn tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,- (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Apeldoorn aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

w.g. Helder    w.g. Van Loo
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2019

418-909.