Uitspraak 201802786/3/R3


Volledige tekst

201802786/3/R3.
Datum uitspraak: 13 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, en anderen,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Nieuwkoop,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3813 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 1 februari 2018 te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 7 maart 2019 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Ter Aar Vernieuwd Verbonden" gewijzigd vastgesteld.

[appellant] en anderen hebben een zienswijze ingediend.

De raad en [appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De tussenuitspraak

1.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 7.3 overwogen dat het amendement dat is aangenomen bij de vaststelling van het plan er blijk van geeft dat de raad op basis van de resultaten van na de vaststelling van het plan nog uit te voeren onderzoeken een nadere ruimtelijke beoordeling, afweging en keuze wil maken. Immers, de nadere onderzoeken, beoordeling, afweging en keuze, die de raad nodig oordeelt, betreffen de mogelijkheden van verdiept bouwen van het Integraal Kindcentrum (hierna: IKC) en de sporthal en de kosten daarvan, de groene en dorpse inpassing van het IKC en de sporthal en een verdere inperking van de bouwhoogte(n) van het IKC en de sporthal, alsmede verkeers- en parkeeraspecten van het IKC en de sporthal. De nadere onderzoeken, beoordeling, afweging en keuze die na de planvaststelling nog plaats moeten vinden zien aldus op planologische aspecten. Daarmee vindt de uiteindelijke planologische afweging over een bij recht mogelijk te maken ontwikkeling na de vaststelling van het bestemmingsplan plaats, en zonder dat terzake een zienswijzenmogelijkheid en voor belanghebbenden daartegen de mogelijkheid van beroep bij de Afdeling openstaat. Het plan is in zoverre vastgesteld in strijd met artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 8.5 overwogen dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) en artikel 3:2 van de Awb voor zover in de motivering met betrekking tot artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro niet is ingegaan op andere in artikel 3, lid 3.1, gelezen in samenhang met artikel 1.59, van de planregels, genoemde functies dan een sportcentrum en een IKC.

De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 9.2 overwogen dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende heeft bezien of kan worden uitgesloten dat de mogelijk gemaakte activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, zodat het plandeel met de bestemming "Gemengd" is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb.

De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 11.1 overwogen dat artikel 16, lid 16.4.1, van de planregels in strijd is met artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Bro, omdat in de planregel niet is aangegeven op de uitoefening van welke bevoegdheid artikel 16, lid 16.4.1, van de planregels betrekking heeft.

De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 15.2 overwogen dat het besluit van 1 februari 2018, voor zover het de evenementenregeling in artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels betreft, is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb, nu de raad ter zitting heeft verklaard dat er een nieuwe regeling voor evenementen in het plan moet worden opgenomen, omdat de huidige regeling, gelet op het bepaalde in artikel 3, lid 3.4.1, van de planregels, niet uitvoerbaar is.

Conclusie ten aanzien van het besluit van 1 februari 2018

2.    Gelet op hetgeen onder 7.3, 8.8, 9.2, 11.1 en 15.2 is overwogen is het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 1 februari 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ter Aar Vernieuwd Verbonden" gegrond. Het plandeel met de bestemming "Gemengd" dient te worden vernietigd.

Opdracht

3.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om de onder 7.3, 8.5, 9.2, 11.1 en 15.2 genoemde gebreken in het besluit van 1 februari 2018 te herstellen met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen.

Besluit van 7 maart 2019

4.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 7 maart 2019 het bestemmingsplan "Ter Aar Vernieuwd Verbonden" gewijzigd vastgesteld op de volgende onderdelen:

- de maximale bouwhoogten zijn aangepast;

- de groenstrook aan de oostzijde is op de verbeelding als "Groen" bestemd;

- er zijn aangepaste regels opgenomen ten aanzien van evenementen;

- de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen en verkeersbewegingen is aangepast;

- de begripsomschrijving "Maatschappelijke voorzieningen" is aangepast.

Artikel 6:19 van de Awb

5.    Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

De Afdeling stelt vast dat het herstelbesluit een besluit tot wijziging van het besluit van 1 februari 2018 is. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is het beroep van [appellant] en anderen van rechtswege mede gericht tegen het herstelbesluit.

Geluidhinder

6.    [appellant] en anderen voeren aan dat het nieuwe ontwerp van het IKC en de sporthal voor hen een aanzienlijke verslechtering inhoudt ten opzichte van het bestemmingsplan zoals dat aanvankelijk luidde. In het nieuwe ontwerp wordt het IKC gerealiseerd aan de zijde van het kanaal, de sporthal in het "binnengebied" en er wordt een speeltuin aan de kanaalzijde toegevoegd. Volgens [appellant] en anderen gaat het raadsbesluit ten onrechte voorbij aan hun belang bij een goed woon- en leefklimaat. Zij betogen dat het raadsbesluit onzorgvuldig is voorbereid. Het is volgens hen ook onvoldoende gemotiveerd, omdat niet is toegelicht waarom voor de woningen aan de Westkanaalweg en de Mijsstraat een langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 50 dB(A) geldt, terwijl deze norm bij woningen aan de Oostkanaalkade wordt overschreden.

6.1.    Artikel 3, lid 3.4.1, onder a, van de planregels luidt: "Het gebruiken van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming is uitsluitend toegestaan indien binnen de bestemming 'Gemengd' zodanige geluidwerende voorzieningen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevels van woningen Westkanaalweg 119 en Mijsstraat 11 niet meer bedraagt dan:

1. 50 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (inclusief bijdrage stemgeluid);

2. 70 dB(A) voor het maximale geluidniveau (inclusief bijdrage stemgeluid).

Lid 3.4.1, onder b, luidt: "Onverkort het bepaalde onder a, dient voor de andere woningen die geluidbelasting ondervinden van het speelterrein in het plangebied, te allen tijde te worden voldaan aan de maximaal toelaatbare binnenwaarde van:

1. 35 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (inclusief bijdrage stemgeluid);

2. 50 dB(A) voor het maximale geluidniveau (inclusief bijdrage stemgeluid)."

6.2.    Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad ervoor gekozen het ontwerp voor het IKC en de sporthal concreter te maken door in het bestemmingsplan gedifferentieerde bouwhoogtes op te nemen. De raad stelt met verwijzing naar de notitie van Alcedo van 14 januari 2019 dat de geluidbelasting bij de realisering van dit ontwerp uitsluitend in de dagperiode tot een overschrijding van de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau leidt ter plaatse van de woning aan de Oostkanaalkade 15. Deze overschrijding bedraagt 1 dB(A). De raad acht overschrijding van de grenswaarde met 1 dB(A) aanvaardbaar om de volgende redenen:

a. de overschrijding is zeer beperkt;

b. de overschrijding doet zich uitsluitend voor in de dagperiode;

c. de overschrijding wordt uitsluitend veroorzaakt door stemgeluid van kinderen op een schoolplein, een factor die op grond van artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit milieubeheer normaal gesproken buiten beschouwing blijft;

d. de factor stemgeluid doet zich slechts voor gedurende een beperkt deel van de dag, namelijk als de kinderen buiten spelen;

e. de normstelling voor de binnenwaarde blijft voor alle woningen gehandhaafd. Blijkens de notitie van Alcedo van 14 januari 2019 wordt verwacht dat ter plaatse van de woningen aan de Oostkanaalkade aan deze waarde kan worden voldaan.

Volgens de raad is er - anders dan de forse overschrijding die zich bij de Westkanaalweg 119 en de Mijsstraat 11 op grond van het besluit van 1 februari 2018 kon voordoen - ter plaatse van de Oostkanaalkade sprake van een zeer beperkte overschrijding, die gegeven de omstandigheden in het licht van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar wordt geacht. Om deze reden stelt de raad zich op het standpunt dat kon worden afgezien van de opname van de locatie Oostkanaalkade in artikel 3, lid 3.4.1, onder a, van de planregels. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Gelet op de zeer beperkte overschrijding van de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau met 1 dB(A) en de omstandigheid dat de overschrijding zich alleen voordoet gedurende het deel van de dag dat er kinderen spelen op het schoolplein, heeft de raad zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de cumulatieve geluidhinder ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen niet zodanig toeneemt dat dit uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbaar is.

Het betoog faalt.

Globaliteit

7.    [appellant] en anderen betogen dat aan de gronden in het plangebied nog steeds een globale bestemming is toegekend die verschillende functies mogelijk maakt. De ruimtelijke gevolgen van een andere invulling dan met een IKC en een sporthal zijn echter weer niet voldoende onderzocht. In dit verband wijzen zij erop dat niet inzichtelijk is gemaakt dat het plan, voor alle maatschappelijke functies die het mogelijk maakt, voorziet in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.

7.1.    De raad stelt dat naar aanleiding van de tussenuitspraak vier typen maatschappelijke voorzieningen uit artikel 1, lid 1.59, van de planregels zijn geschrapt, namelijk: begraafplaatsen, openbare dienstverlening, religie en uitvaartcentra. De overige functies heeft de raad gehandhaafd, omdat deze samenhangen met de functie van een IKC. Alle functies in artikel 1, lid 1.59, van de planregels zijn volgens de raad noodzakelijk voor een IKC.

7.2.    Artikel 1, lid 1.59, van de planregels luidt: "In deze regels wordt verstaan onder maatschappelijke voorzieningen: Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, zoals:

- bibliotheken; en/of

- gezondheidszorg; en/of

- jeugd opvang; en/of

- naschools opvang; en/of

- onderwijs; en/of

- praktijkruimte; en/of

- welzijnsinstellingen; en/of

- zorginstellingen."

Artikel 3, lid 3.1, van de planregels luidt: "De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. maatschappelijke voorzieningen, zoals beschreven in artikel 1.59;

b. een sportcentrum, inclusief een sporthal;

c. een kantine voor de onder a en b bedoelde functies met een maximale oppervlakte (bvo) van 250 m2."

7.3.    De Afdeling is van oordeel dat de raad nu voldoende heeft toegelicht dat de functies in artikel 1, lid 1.59, van de planregels samenhangen met de functie van een IKC. De raad heeft toereikend gemotiveerd dat andere invullingen dan die met de voorgenomen bebouwing in de vorm van een sportcentrum en IKC niet realistisch zijn. De raad hoefde daarom in de motivering met betrekking tot artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet in te gaan op andere in artikel 3, lid 3.1, gelezen in samenhang met artikel 1, lid 1.59, van de planregels genoemde functies dan een sportcentrum en een IKC.

Het betoog faalt.

Milieueffectrapportage

8.    [appellant] en anderen betogen dat in het bestemmingsplan en de bijlagen niet alle aspecten aan de orde zijn gekomen die bijlage III van de EU-richtlijn over de milieueffectbeoordeling benoemt. Op basis van de onderzoeksresultaten die er liggen kan niet zonder meer geconcludeerd worden dat er geen milieueffectrapport behoeft te worden opgesteld. Hiertoe stellen [appellant] en anderen dat deze onderzoeken niet juist en/of niet volledig zijn geweest.

8.1.    Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad aan de hand van de selectiecriteria, in bijlage III van de richtlijn 85/337/EEG, thans richtlijn 2011/92/EU nogmaals bekeken of kan worden uitgesloten dat de aldus mogelijk gemaakte activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Er is getoetst aan de hand van de volgende selectiecriteria:

- de kenmerken van het project;

- de plaats van het project;

- de kenmerken van de potentiële effecten.

De raad heeft de motivering uitgebreid. De conclusie is ongewijzigd; er zijn volgens de raad geen bijzondere omstandigheden die het opstellen van een milieueffectrapport noodzakelijk maken. De raad concludeert dan ook dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het in het plan voorziene stedelijke ontwikkelingsproject belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

8.2.    In de plantoelichting wordt op bladzijde 92 en 93 gemotiveerd dat geen sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Vermeld is dat de beoogde ontwikkeling is voorzien op een locatie die voorheen in gebruik was voor een rioolwaterzuivering en ook als zodanig was bestemd. De raad wijst erop dat een rioolwaterzuivering grote gevolgen heeft voor het milieu. Deze activiteit is inmiddels beëindigd, wat belangrijke voordelige gevolgen heeft voor het milieu. De beoogde stedelijke ontwikkeling voorziet in hoofdzaak in de verplaatsing van reeds bestaande stedelijke voorzieningen op andere locaties in Ter Aar naar de locatie van de voormalige rioolwaterzuivering. In de plantoelichting staat dat het ter plaatse van de vrijkomende schoollocaties gaat om de vervanging van een schoolfunctie door een woonfunctie. Wat betreft de nadelige gevolgen voor het milieu en de omgeving zijn deze functies in deze beperkte omvang per saldo vergelijkbaar, aldus de raad. De raad heeft in de plantoelichting verder gemotiveerd dat er geen andere bijzondere omstandigheden zijn die het opstellen van een milieueffectrapport noodzakelijk maken. Daarbij is hij onder meer ingegaan op de aspecten verkeer, parkeren en geluid. [appellant] en anderen hebben naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat de conclusie van de raad dat het plan geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, onjuist is.

Het betoog faalt.

Parkeren

9.    [appellant] en anderen voeren aan dat de parkeerbehoefte van de Kiss&Ride-zones voor het kinderdagverblijf ten onrechte niet bij de berekening is betrokken. Verder voeren [appellant] en anderen aan dat het bestemmingsplan niet uitvoerbaar is, althans de vaststelling ervan in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, omdat nu al vaststaat dat het IKC en de sporthal niet kunnen voldoen aan de geldende CROW-parkeernorm, noch aan de gecorrigeerde parkeernorm voor gecombineerd gebruik. Voor het bieden van maatwerk bieden het bestemmingsplan en het parkeerbeleid van Nieuwkoop geen juridische basis. Omdat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening, mag volgens hen niet worden vertrouwd op de corrigerende werking van artikel 20, lid 20.3 en lid 20.4 van de planregels.

9.1.    De raad stelt zich primair op het standpunt dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan de vernietiging van het herstelbesluit op de grond dat de parkeerbehoefteberekening wellicht onjuist zou zijn. De raad stelt verder dat - ook met inachtneming van de Kiss & Ride-zones - kan worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Voor de realisering van Kiss & Ride-zones is volgens hem voldoende ruimte aanwezig. De raad stelt dat op basis van de CROW-normen moet worden voorzien in 168 parkeerplaatsen, maar dat in dit geval is gemotiveerd dat kan worden volstaan met 120 parkeerplaatsen. Hierbij is rekening gehouden met de precieze bezetting van de sporthal en de bijbehorende kantine die op een maatgevende doordeweekse middag en op zaterdagavond lager is dan de CROW-normen vereist. Verder is rekening gehouden met de omstandigheid dat er dubbelgebruik plaatsvindt tussen Kiss&Ride voor de school en het kinderdagverblijf.

9.2.    Artikel 20, lid 20.1, van de planregels luidt; "Het is verboden een nieuw bouwwerk te bouwen, een bouwwerk te veranderen, het gebruik van een bouwwerk of gronden te veranderen of een combinatie van deze activiteiten, waarvan een behoefte aan parkeergelgenheid wordt verwacht, wanneer binnen het plangebied niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets en in stand wordt gehouden."

Lid 20.2 luidt: "Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan (met inachtneming van het overgangsrecht in artikel 21.2 van deze regels), wordt aan de hand van de normen zoals opgenomen in de nota Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015 in Bijlage 2 van deze regels, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets.

Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging."

Lid 20.3, luidt: "Het bevoegde gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 wanneer op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien en het woon- en leefklimaat daardoor niet onevenredig wordt aangetast."

Lid 20.4 luidt: "Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt aangemerkt het gebruik van gronden en bouwwerken waarbij niet aan het bepaalde in artikel 20.1 t/m 20.3 wordt voldaan."

9.3.    Artikel 8:69a van de Awb luidt: "De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."

Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

9.4.    Het relativiteitsvereiste staat naar het oordeel van de Afdeling niet in de weg aan de vernietiging van het herstelbesluit op de grond dat de parkeerbehoefteberekening onjuist zou zijn, omdat [appellant A] en [appellant B] woonachtig zijn op slechts 80 m van het plangebied. Niet kan worden gezegd dat het moeten voorzien in voldoende parkeerplaatsen niet strekt tot de bescherming van hun belangen.

9.5.    De raad stelt dat voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning zal moeten worden aangetoond dat een Kiss & Ride-zone kan worden gerealiseerd, omdat in de nota "Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015", waaraan ingevolge artikel 20, lid 20.2, van de planregels moet worden getoetst, als regel is opgenomen dat bij alle basisscholen moet worden voorzien in een Kiss & Ride-gelegenheid/parkeerplaatsen. De Afdeling acht dit juist. In het nadere stuk van de raad en de bijbehorende memo is onderbouwd dat er ook voldoende ruimte is voor Kiss & Ride-zones. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat dit onjuist is. De Afdeling overweegt verder dat de raad heeft onderbouwd dat er kan worden volstaan met 120 parkeerplaatsen. Het college van burgemeester en wethouders is op grond van artikel 20, lid 20.3, van de planregels ook bevoegd om af te wijken van het bepaalde in lid 20.2, wanneer op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien en het woon- en leefklimaat daardoor niet onevenredig wordt aangetast. De raad stelt zich terecht op het standpunt dat voldoende is gemotiveerd dat aannemelijk is dat aan de voorwaarde voor afwijking in lid 20.3 kan worden voldaan, omdat de raad voldoende heeft onderbouwd dat kan worden volstaan met minder parkeerplaatsen dan het aantal dat is benodigd op grond van de normen in de nota "Parkeerbeleid gemeente Nieuwkoop 2015". Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het bestemmingsplan vanwege het aspect parkeren op voorhand niet uitvoerbaar is.

Het betoog faalt. Overigens stelt de raad dat de projectlocatie voldoende ruimte biedt om zo nodig meer parkeerplaatsen aan te leggen dan 120, hetgeen [appellant] en anderen niet hebben bestreden.

Evenementen

10.    [appellant] en anderen richten zich tegen de regeling voor evenementen, omdat dit leidt tot een extra belasting van hun woon- en leefklimaat. [appellant] en anderen vrezen voor parkeer- en verkeersoverlast.

10.1.    De raad stelt dat er voldoende parkeerplaatsen voorhanden zijn voor de bezoekers van evenementen. Hij stelt verder dat de ontsluiting van het IKC en de sporthal is berekend op intensief gebruik en dat deze ook toereikend is om het verkeer bij evenementen veilig te kunnen verwerken.

10.2.    Artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels luidt: "Het sportcentrum mag ten hoogste 4 keer per jaar worden gebruikt voor ééndaagse evenementen, onder de volgende voorwaarden:

1. per evenement mogen 2 dagen aan het opbouwen en afbreken worden besteed;

2. per evenement zijn maximaal 600 bezoekers toegestaan;

3. het geluidsniveau in het sportcentrum mag bij een evenement niet meer dan 93dB(A) bedragen."

10.3.    De Afdeling overweegt dat alleen evenementen zijn toegestaan die voldoen aan de voorwaarden in artikel 3, lid 3.4.3, van de planregels. Dat betekent dat per jaar 4 evenementen van 1 dag zijn toegestaan. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad toereikend gemotiveerd dat geen parkeer- en verkeersoverlast te verwachten zijn. De raad is voor de inschatting van de parkeerbehoefte van de sporthal uitgegaan van sporthal De Vlinder, waar de voorziene evenementen nu worden gehouden. De raad stelt dat de ervaring met evenementen in sporthal De Vlinder leert dat deze vrijwel altijd plaatsvinden in het weekeinde. De school is dan gesloten en dat geldt ook voor de bibliotheek. Wanneer in de sporthal een evenement plaatsvindt, worden de hal en de kantine niet tevens gebruikt voor andere doeleinden. De beschikbare parkeerplaatsen in de directe omgeving van het IKC zijn dus uitsluitend benodigd voor (a) de bewoners en (b) de sporthal. Blijkens de tabel in een memo van de raad die ingaat op de parkeerbehoefte doet de piek met betrekking tot de parkeerbehoefte voor de woningen zich in het weekeinde voor op de zaterdagavond. Het benodigde aantal parkeerplaatsen voor het bewoners-parkeren is dan 46. Van de 102 ter plaatse aanwezige parkeerplaatsen resteren er dan dus nog 56 voor het evenement. Dat aantal is volgens de raad in de praktijk ruimschoots toereikend, onder meer omdat het gaat om evenementen met een lokaal karakter, waarbij de bezoekers veelal lopend of met de fiets komen. Bij sporthal De Vlinder zijn ongeveer 30 parkeerplaatsen voorhanden. Evenementen in sporthal De Vlinder leiden niet tot een wezenlijke toename van de parkeerdruk in de directe omgeving van De Vlinder, zo stelt de raad. Bij de sporthal op de nieuwe locatie van het IKC zijn in geval van een evenement 56 parkeerplaatsen beschikbaar. Dat is ruim meer dan het geval was bij De Vlinder. De Afdeling is van oordeel dat [appellant] en anderen geen feiten of omstandigheden naar voren hebben gebracht die aanleiding geven voor het oordeel dat desondanks parkeeroverlast te verwachten is.

De ontsluiting van het IKC en de sporthal is volgens de raad berekend op intensief gebruik en ook toereikend om het verkeer bij evenementen veilig te kunnen verwerken. De Afdeling acht niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. Daarbij wordt in aanmerking genomen het standpunt van de raad dat veel bezoekers lopend of met de fiets komen.

Groenvoorziening

11.    [appellant] en anderen voeren aan dat er ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan is opgenomen die het groen, parallel aan het kanaal, borgt.

11.1.    De raad vindt de instandhouding van een groenstrook evenwijdig aan het kanaal niet nodig.

11.2.    Vaststaat dat het uitzicht ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen aan de Oostkanaalkade zal worden beïnvloed als gevolg van het plan, nu bebouwing is voorzien met hoogtes tot 13,5 m. De raad heeft zich echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet noodzakelijk is dat met een voorwaardelijke verplichting wordt geborgd dat evenwijdig aan het kanaal een groenstrook in stand wordt gehouden. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de afstand van de woningen aan de Oostkanaalkade tot het plangebied ongeveer 40 m bedraagt,  dat het in een stedelijke omgeving niet ongebruikelijk is om op deze afstand in dergelijke bebouwing te voorzien en dat de aldaar voorziene bestemming "Gemengd" ook groenvoorzieningen aldaar mogelijk maakt.

Het betoog faalt.

Conclusie herstelbesluit

12.    Het beroep van [appellant] en anderen tegen het herstelbesluit is ongegrond.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Nieuwkoop van 1 februari 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ter Aar Vernieuwd Verbonden" gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Nieuwkoop van 1 februari 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ter Aar Vernieuwd Verbonden" wat betreft het plandeel met de bestemming "Gemengd";

III.    verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Nieuwkoop van 7 maart 2019 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Ter Aar Vernieuwd Verbonden" ongegrond;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Nieuwkoop tot vergoeding van in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten ten aanzien van [appellant] en anderen tot een bedrag van € 1298,30 (zegge: twaalfhonderdachtennegentig euro en dertig cent), waarvan € 1280,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Nieuwkoop aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

w.g. Slump    w.g. Priem
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2019

646.