Uitspraak 201810326/1/A2


Volledige tekst

201810326/1/A2.
Datum uitspraak: 13 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

MVAP Beheer B.V., gevestigd te Alphen aan den Rijn,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 23 november 2018 in zaak nr. 18/1171 in het geding tussen:

MVAP

en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede.

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2017 heeft het college aan [belanghebbende A] en [belanghebbende B] een tegemoetkoming in planschade van € 4.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, toegekend.

Bij besluit van 29 mei 2018 heeft het college het door MVAP daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 november 2018 heeft de rechtbank het door MVAP daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft MVAP hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak, gelijktijdig met de zaken 201810314/1/A2, 201810317/1/A2 en 201810320/1/A2, ter zitting behandeld op 16 september 2019, waar MVAP, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door H.L. Hesselink, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    [belanghebbenden] hebben het perceel [locatie] te Enschede, met daarop een woonwinkelpand, op 21 mei 2004 gekocht en op 27 augustus 2004 in eigendom verkregen. Zij hebben verzocht om een tegemoetkoming in planschade ten gevolge van het bestemmingsplan "Ribbelt-Stokhorst 2011" (hierna: het nieuwe bestemmingsplan), omdat het nieuwe bestemmingsplan de bouw- en gebruiksmogelijkheden op percelen ten westen en ten noordoosten (hierna gezamenlijk: het winkelgebied) van hun perceel heeft gewijzigd. De planologische wijziging leidt volgens [belanghebbenden] tot verlies aan privacy, extra licht- en geluidshinder, verkeerstoename, vermindering van zonlichttoetreding en een verslechtering van de situeringswaarde van hun perceel, waardoor zij schade lijden.

2.    Het college heeft aan het besluit van 12 december 2017 een advies van de Adviescommissie Planschade Enschede (hierna: de Adviescommissie) van 9 oktober 2017 ten grondslag gelegd. De adviescommissie is op basis van een vergelijking van het nieuwe bestemmingsplan met de voorheen geldende planologische regimes tot de conclusie gekomen dat [belanghebbenden] ten gevolge van het nieuwe bestemmingsplan planologisch nadeel lijden. De Adviescommissie heeft het planologisch nadeel bepaald op een bedrag van € 13.000,00. Volgens de Adviescommissie konden [belanghebbenden] de nadelige planologische ontwikkeling ten tijde van de koop van hun perceel niet voorzien op basis van de Wijkvisie voor de buurten Schreurserve, ’t Ribbelt, (Park) Stokhorst en Velve-Lindenhof (hierna: de Wijkvisie), zoals MVAP in reactie op het conceptadvies naar voren had gebracht. De Adviescommissie heeft in een nader advies van 22 maart 2018 een reactie op het door MVAP gemaakte bezwaar gegeven.

De commissie bezwaarschriften is in haar advies van 14 mei 2018 tot de conclusie gekomen dat het college op de adviezen van de Adviescommissie mocht afgaan en heeft het college geadviseerd om het door MVAP gemaakte bezwaar ongegrond te verklaren. Het college heeft dit advies aan het besluit van 29 mei 2018 ten grondslag gelegd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het college mocht afgaan op de adviezen van de Adviescommissie, omdat MVAP geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van deze adviezen naar voren heeft gebracht.

Het hoger beroep

3.    MVAP betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de planologische verandering voor [belanghebbenden] ten tijde van de koop van hun perceel op 21 mei 2004 geheel, althans gedeeltelijk voorzienbaar was. MVAP voert aan dat de Wijkvisie een concreet beleidsvoornemen zonder formele status is op grond waarvan de planologische ontwikkeling geheel voorzienbaar was.

MVAP voert subsidiair aan dat de bouwhoogte in het nieuwe plan voor [belanghebbenden] ten tijde van de koop van hun perceel voorzienbaar was op grond van de toenmalige bouwverordening. Zij wijzen daarbij op artikel 2.5.28, aanhef en onder a, van de bouwverordening, op grond waarvan het college bevoegd was vergunning te verlenen voor het overschrijden van de bouwhoogten voor het bouwen van gebouwen voor openbaar nut, scholen, kerken en schouwburgen. Volgens MVAP kon het college met toepassing van deze bepaling vergunning verlenen voor een bouwhoogte van 30 m en is deze bouwhoogte gelijk aan de bouwhoogte die het nieuwe bestemmingsplan ter plaatse toestaat.

3.1.    Artikel 6.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) luidt:

"Burgemeester en wethouders kennen degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd."

Artikel 6.3, aanhef en onder a, van de Wro luidt:

"Met betrekking tot de voor tegemoetkoming in aanmerking komende schade betrekken burgemeester en wethouders bij hun beslissing op de aanvraag in ieder geval de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak."

3.2.    De voorzienbaarheid van een planologische wijziging dient beoordeeld te worden aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de investeringsbeslissing, bijvoorbeeld ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak, voor een redelijk denkend en handelend koper, aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft (overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, onder 5.23, ECLI:NL:RVS:2016:2582).

3.3.    De gemeenteraad van Enschede heeft op 6 oktober 2003 de Wijkvisie vastgesteld. Deze vaststelling is gepubliceerd op de gemeentepagina’s van het huis-aan-huis-blad Enschede Centraal van 14 januari 2004. In de publicatie is vermeld op welk gebied de Wijkvisie van toepassing is en hoe de Wijkvisie kon worden geraadpleegd.

In paragraaf 1.1 van de Wijkvisie zijn de grenzen van het gebied van de Wijkvisie aangeduid en op pagina 9 is als figuur 1.2 een kaart van het gebied van de Wijkvisie opgenomen. Op deze kaart is het ‘Winkelcentrum Stokhorst’ aangeduid. Op pagina 54 van de Wijkvisie is in paragraaf 3.2.1 het volgende vermeld:

"Revitalisering winkelcentrum Stokhorst

Het winkelcentrum Stokhorst is sterk verouderd en voldoet niet meer aan de eisen van nu. Het centrum is introvert (het kent een aantal binnenstraatjes waaraan winkels en enkele woningen liggen), maar valt als gebied op door de aanwezigheid van de Hortensiaflat en de grote hoeveelheid open ruimte rond het winkelcentrum. De flat is dominant in zijn omgeving en maakt het winkelcentrum ruimtelijk ondergeschikt. Het winkelcentrum en omgeving dienen te worden gerevitaliseerd als onderdeel van de Ring van Oost. De locatie biedt goede ruimtelijke mogelijkheden om een kwalitatief hoogwaardig winkelcentrum te realiseren. Door sloop en nieuwbouw van een deel van de winkels (aangevuld met ondermeer seniorenwoningen), kan het introverte centrum worden omgebouwd tot een modern winkelgebied passend in de detailhandelsstructuur van Enschede. Het groen kan een rol spelen bij de ontwikkeling van het winkelcentrum door de kwaliteiten van het groen beter te benutten. Waar het mogelijk is zullen woningen worden toegevoegd ten behoeve van senioren in het top- en subtopsegment en voorzieningen in de sfeer van dienstverlening en zorg. Realisering van appartementen al dan niet op de winkels biedt de mogelijkheid het centrum duidelijker aan de Brakerhorst te situeren. Een bebouwingshoogte van ca. 10 bouwlagen op een onderbouw van winkels of voorzieningen is denkbaar (de Hortensiaflat is 8 bouwlagen hoog) echter een zorgvuldige inpassing van gestapelde bouw is noodzakelijk gezien de aanwezige woningen.

* zie ook paragraaf 3.3."

Op pagina 56 van de Wijkvisie is in paragraaf 3.3 het volgende vermeld:

"Revitalisering winkelcentrum Stokhorst

Het winkelcentrum Stokhorst is sterk verouderd en voldoet niet meer aan de eisen van nu. Het winkelcentrum kent veel leegstand en de uitstraling van het geheel is sterk negatief. Doelstelling is door sloop en nieuwbouw van een deel van de winkels (aangevuld met ondermeer seniorenwoningen) een modern winkelcentrum te creëren, passend in de detailhandelsstructuur van Enschede. Momenteel zijn gemeente, projectontwikkelaar, winkeliers en wijkraad in gesprek om gezamenlijk een plan op te stellen.

* zie ook paragraaf 3.2.1"

3.4.    Deze passages uit de Wijkvisie hadden voor [belanghebbenden] aanleiding moeten zijn om ten tijde van de koop van hun woning op 21 mei 2004 rekening te houden met de kans dat winkelcentrum Stokhorst zou worden gesloopt en zou worden herbouwd met boven de winkels woningen. De nieuwbouw kon volgens de Wijkvisie uit tien bouwlagen boven de winkels bestaan. Dat is hoger dan de nieuwbouw die het nieuwe bestemmingsplan mogelijk maakt. Dit betekent dat de planologische verandering voor [belanghebbenden] ten tijde van de koop van hun woning voorzienbaar was. Het planologisch nadeel ten gevolge van het nieuwe bestemmingsplan moet daarom voor hun rekening blijven. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

Het betoog slaagt. Hetgeen MVAP verder heeft aangevoerd behoeft geen bespreking.

4.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep van MVAP bij de rechtbank gegrond verklaren en het besluit van het college van 29 mei 2018 vernietigen, omdat dat besluit in strijd met artikel 6.3, aanhef en onder a, van de Wro is genomen en in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd.

5.    In artikel 8:41a van de Awb is bepaald dat de bestuursrechter het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief beslecht. Gelet op dit artikel ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. De Afdeling zal het besluit van het college van 12 december 2017 herroepen, het verzoek van [belanghebbenden] om een tegemoetkoming in planschade afwijzen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van het college van 29 mei 2018. Dit betekent dat het college geen nieuw besluit op de aanvraag of het door [belanghebbenden] gemaakte bezwaar hoeft te nemen.

6.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Deze zaak maakt onderdeel uit van vier samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Besluit worden samenhangende zaken voor de toekenning van een forfaitaire vergoeding voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand beschouwd als één zaak. Volgens bijlage C2 bij het Besluit wordt bij vier of meer samenhangende zaken vermenigvuldigingsfactor 1,5 toegepast. Gezien het voorgaande zal de Afdeling alleen in deze zaak een proceskostenvergoeding toekennen en in de andere drie zaken bepalen dat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding bestaat.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het hoger beroep gegrond;

II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 23 november 2018 in zaak nr. 18/1171;

III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede van 29 mei 2018, kenmerk BZ.1.18.0122.001 / 1700125908;

V.    herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede van 12 december 2017, kenmerk BV17000671;

VI.    wijst het verzoek van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] om een tegemoetkoming in planschade af;

VII.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

VIII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Enschede tot vergoeding van bij MVAP Beheer B.V. in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 762,00 (zegge: zevenhonderdtweeënzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IX.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Enschede tot vergoeding van bij MVAP Beheer B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.072,00 (zegge: drieduizend tweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

X.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Enschede aan MVAP Beheer B.V. het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 84,50 (zegge: vierentachtig euro en vijftig cent) voor de behandeling van het beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.

w.g. Van Altena    w.g. Oranje
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2019

507.