Uitspraak 201809086/1/R1


Volledige tekst

201809086/1/R1.
Datum uitspraak: 13 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te Weert,

2.    [appellante sub 2], gevestigd te Weert,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Weert,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Binnenstad 2017" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] en [appellante sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [belanghebbende A] en [belanghebbende B] een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2019, waar [appellanten sub 1], [appellante sub 2], vertegenwoordigd door mr. D. van de Weerdt, rechtsbijstandverlener te Roermond, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jans en ing. M.W. Arts, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partij gehoord [belanghebbende A] en [belanghebbende B], bijgestaan door [gemachtigde].

Overwegingen

Inleiding

1.    [belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben het voornemen hun winkel die op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Weert is gevestigd uit te breiden op het perceel [locatie 3] en boven de uitbreiding twee appartementen met een berging te realiseren (hierna: het project). Het project zal onder meer worden gerealiseerd op gronden die nu niet bebouwd zijn. Naar aanleiding van de zienswijze die zij over het ontwerp naar voren hebben gebracht, heeft de raad het project mogelijk gemaakt in het plan.

[appellanten sub 1] en [appellante sub 2] hebben bezwaren tegen het project. [appellanten sub 1] wonen in een drive-in woning aan de [locatie 4] aan de overzijde van de straat. Het steekt hen dat zij niet zijn gehoord over de plannen voor het project dat volgens hen hun woongenot aanzienlijk zal aantasten. [appellante sub 2] exploiteert een winkel op de percelen [locatie 5] en [locatie 6]. Zij vindt dat het project de zichtbaarheid van haar pand ernstig zal verminderen.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

3.    De Afdeling is van oordeel dat de beroepen ongegrond zijn, zodat het plan in stand blijft. De Afdeling zal hierna aan de hand van de bespreking van de beroepsgronden van [appellanten sub 1] en [appellante sub 2] uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Horen

4.    [appellanten sub 1] betogen dat zij en andere omwonenden ten onrechte niet zijn gehoord over de plannen van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] voor het project.

4.1.    De Afdeling is van oordeel dat de raad [appellanten sub 1] en anderen niet in de gelegenheid hoefde te stellen een zienswijze naar voren te brengen over de plannen van [belanghebbende A] en [belanghebbende B]. De raad mag een bestemmingsplan gewijzigd vaststellen ten opzichte van het ontwerp, in dit geval naar aanleiding van een door een initiatiefnemer naar voren gebrachte zienswijze. In beginsel is de raad niet verplicht om andere belanghebbenden in de gelegenheid te stellen een zienswijze naar voren te brengen over een voorgenomen wijziging. Dat is alleen anders als de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld. Dan moet de voorbereidingsprocedure opnieuw worden doorlopen. In dit geval is geen wezenlijk ander plan vastgesteld. [appellanten sub 1] zijn wel door de wijzigingen die door de raad bij de vaststelling van het plan zijn aangebracht ten opzichte van het ontwerpplan in een ongunstiger positie gebracht. Hun kan daarom niet worden verweten dat zij niet tijdig een zienswijze naar voren hebben gebracht. Zij hebben daardoor gelegenheid gehad hun belangen naar voren te brengen in het door hen ingestelde beroep tegen de vaststelling van het plan.

Het betoog slaagt niet.

Zicht en privacy

[appellanten sub 1]

5.    [appellanten sub 1] betogen dat het plan zal leiden tot een aantasting van hun uitzicht en hun privacy, omdat er bebouwing dichter bij hun woning zal komen te staan dan in de huidige situatie.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet zal leiden tot een ernstige aantasting van het uitzicht en de privacy van [appellanten sub 1].

5.2.    De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot een ernstige aantasting van het uitzicht en de privacy van [appellanten sub 1]. Daarbij acht de Afdeling van belang dat de afstand van de drive-in woning tot de beoogde uitbreiding ongeveer 20 m is. Deze afstand is niet ongebruikelijk in stedelijk gebied.

Het betoog slaagt niet.

[appellante sub 2]

6.    [appellante sub 2] betoogt dat het plan zal leiden tot een verminderde zichtbaarheid van haar winkelpand waardoor zij geen reclame meer kan plaatsen aan een gevel van haar pand en er een verhoogd risico is op criminaliteit bij haar achteringang.

6.1.    De Afdeling is van oordeel dat de raad in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen die met het project zijn gemoeid dan aan het belang van [appellante sub 2] bij het behoud van de bestaande zichtbaarheid van haar winkelpand. De hoofdingang van haar winkelpand bevindt zich immers aan de zijde van de Hoogstraat en het blijft voor [appellante sub 2] mogelijk om aan andere gevels van haar pand reclame te plaatsen. Ook is het voor [appellante sub 2] mogelijk om een sociaal veilige achteringang te houden door deze bijvoorbeeld te voorzien van verlichting of af te sluiten met een poort.

Het betoog slaagt niet.

Gemeentelijk beleid

Bomen

7.    [appellanten sub 1] en [appellante sub 2] betogen dat als gevolg van het project ten onrechte twee waardevolle bomen zullen worden gekapt. Dit is volgens hen in strijd met het gemeentelijke beleidsstuk "Visie op het Stadshart 2017" (hierna: de stadshartsvisie). [appellante sub 2] wijst er daarbij op dat de compensatie van deze twee bomen niet in het plan is verzekerd door middel van een voorwaardelijke verplichting. [appellanten sub 1] wijzen er ook op dat er 11 bomen als compensatie zijn aangeplant door het gemeentebestuur, terwijl het had aangekondigd om 19 bomen aan te planten.

7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het project op dit punt niet in strijd is met de stadshartsvisie, omdat de kap van de twee waardevolle bomen inmiddels is gecompenseerd met de aanplant van 11 bomen in de openbare ruimte, op gemeentegronden, elders in de Hegstraat. Dat is volgens de raad voldoende compensatie. Bovendien is het de bedoeling dat nog enkele bomen op private gronden worden aangeplant.

7.2.    De Afdeling is van oordeel dat het project op dit punt niet in strijd is met de stadshartsvisie. Daarin staat niet dat bestaande bomen in de binnenstad niet mogen worden gekapt. Op pagina 51 van de stadshartsvisie staat alleen dat naar de toekomst wordt ingezet op het verder vergroenen van en opwaarderen van het bestaande groen in de binnenstad. Het gemeentebestuur heeft dit gedaan door in de openbare ruimte, op gemeentegronden, elders in de Hegstraat 11 bomen aan te laten planten. De raad heeft op de zitting toegelicht dat [belanghebbende A] en [belanghebbende B] zullen meebetalen aan de kosten voor de aanplant van deze bomen. Voor de realisering van hun project hebben zij grond van de gemeente nodig en bij de verkoop van die grond zal in de overeenkomst een clausule over de financiële bijdrage van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] worden opgenomen, zo heeft de raad toegelicht. Weliswaar had het gemeentebestuur aangekondigd dat 19 bomen zouden worden aangeplant, maar de raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de intussen feitelijk ook gerealiseerde aanplant van

11 bomen voldoende compensatie is voor de kap van de twee bomen. De raad hoefde geen voorwaardelijke verplichting over deze compensatie in het plan op te nemen. De raad heeft namelijk op de zitting toegelicht dat de gemeentegronden waarop de 11 bomen staan tot de openbare ruimte blijven behoren, zodat het behoud van deze bomen is verzekerd.

De betogen slagen niet.

Achterkant- of voorkantsituatie

8.    [appellanten sub 1] en [appellante sub 2] betogen dat het project in strijd is met de stadshartsvisie, omdat als gevolg van het project een achterkantsituatie ontstaat, terwijl volgens de stadshartsvisie achterkantsituaties in onder meer de Hegstraat moeten worden opgeheven. [appellanten sub 1] wijzen er daarbij op dat aan de voorkant van de nieuwe bebouwing een berging zal worden gerealiseerd die volgens hen te ver naar voren steekt en tot een extra dode hoek leidt.

8.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet in strijd is met de stadshartsvisie, omdat het zal leiden tot een voorkantsituatie ter plaatse.

8.2.    De Afdeling is van oordeel dat het project op dit punt niet in strijd is met de stadshartsvisie. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan zal leiden tot een voorkantsituatie ter plaatse, aangezien op de begane grond een etalage voor de winkel zal worden gerealiseerd en op de verdieping twee appartementen zullen komen. Weliswaar wordt aan de voorkant ook een berging gerealiseerd, maar de raad heeft toegelicht dat deze berging in een dode hoek komt te liggen, omdat de berging wordt gerealiseerd op een plek waar zich een grote verspringing in de rooilijn bevindt, haaks op de straat. Bovendien is de monumenten- en welstandscommissie op 19 juli 2018 akkoord gegaan met het project van [belanghebbende A] en [belanghebbende B].

De betogen slagen niet.

Nieuwe woningen en aantal winkelmeters

9.    [appellanten sub 1] en [appellante sub 2] betogen dat het project in strijd is met de stadshartsvisie, omdat de stadshartsvisie gericht is op het beperkt toevoegen van nieuwe woningen en een vermindering van het aantal winkelmeters. Het project voldoet daar volgens hen niet aan, omdat het niet voorziet in een beperkte toevoeging van woningen en het aantal winkelmeters op het perceel [locatie 3] wordt uitgebreid.

9.1.    De Afdeling is van oordeel dat het project op deze punten niet in strijd is met de stadshartsvisie. In de stadshartsvisie staat dat er wordt ingezet op behoud van de huidige woonfunctie en, onder voorwaarden, een beperkte toevoeging van woningen aan onder meer de Hegstraat. De raad heeft er in redelijkheid van uit kunnen gaan dat het project met de realisering van twee appartementen in een beperkte toevoeging van woningen voorziet. Verder heeft de raad toegelicht dat het plan niet voorziet in een uitbreiding van het toegestane aantal winkelmeters op het perceel [locatie 3] ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. [appellanten sub 1] en [appellante sub 2] hebben dit niet betwist. Het plan voorziet weliswaar ook niet in een vermindering van het aantal winkelmeters op het perceel [locatie 3], maar uit de stadshartsvisie volgt alleen dat gestreefd wordt naar een vermindering van het aantal winkelmeters, niet dat daartoe op perceelsniveau een verplichting bestaat.

De betogen slagen niet.

Verkeer en parkeren

Laden en lossen

10.    [appellanten sub 1] vrezen voor extra overlast gevolg van laden en lossen, omdat als gevolg van het project de beschikbare ruimte om te laden en te lossen zal verdwijnen.

10.1.    Volgens de raad zal het project niet leiden tot extra overlast als gevolg van laden en lossen.

10.2.    De Afdeling is van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het project niet zal leiden tot extra overlast als gevolg van laden en lossen. [belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben op de zitting namelijk toegelicht dat zij voor het laden en lossen de parkeerplaatsen voor [locatie 2] gebruiken. Deze parkeerplaatsen zullen niet verdwijnen als gevolg van het plan.

Het betoog slaagt niet.

Parkeren

11.    [appellanten sub 1] en [appellante sub 2] vrezen dat het project tot parkeeroverlast zal leiden. Op eigen terrein kan niet in  de benodigde parkeerplaatsen worden voorzien en er niet is aangetoond dat elders in de parkeerbehoefte kan worden voorzien. Ook zullen volgens [appellanten sub 1] veel klanten van de winkel van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] die artikelen ophalen in de Hegstraat parkeren.

11.1.    Volgens de raad zal het project niet tot parkeeroverlast leiden.

11.2.    De Afdeling is van oordeel dat de raad ervan uit heeft kunnen gaan dat het project niet tot parkeeroverlast zal leiden. Weliswaar kan op eigen terrein niet in de benodigde parkeerplaatsen worden voorzien, maar de raad heeft onbestreden toegelicht dat op een loopafstand van ongeveer

30 m in de Muntgarage voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor de toekomstige bewoners van de nieuwe appartementen en de klanten van de winkel van [belanghebbende A] en [belanghebbende B].

De betogen slagen niet.

Relativiteitsvereiste

12.    [appellante sub 2] betoogt dat als gevolg van het plan bij het bestaande appartement aan de [locatie 3] niet meer aan de eisen in het Bouwbesluit 2012 over lichtinval kan worden voldaan.

12.1.    Artikel 8:69a van de Awb luidt: "De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."

Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

12.2.    De Afdeling zal deze beroepsgrond niet inhoudelijk bespreken, omdat deze beroepsgrond op grond van artikel 8:69a van de Awb niet kan leiden tot vernietiging van het plan. De eisen in het Bouwbesluit 2012 over lichtinval strekken kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellante sub 2], omdat [appellante sub 2] geen eigenaar is van het bestaande appartement aan de [locatie 3] en geen van de vennoten van [appellante sub 2] in dat appartement woont.

12.3.    [appellante sub 2] betoogt dat het project in strijd is met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb), omdat het project tot stikstofuitstoot zal leiden en de raad onvoldoende heeft onderbouwd dat die stikstofuitstoot geen negatieve effecten zal hebben op de Natura 2000-gebieden "Weerter- en Budelerbergen en Ringelsven" en Sarsven en de Banen".

12.4.    De Afdeling zal deze beroepsgrond niet inhoudelijk bespreken, omdat deze beroepsgrond op grond van artikel 8:69a van de Awb niet kan leiden tot vernietiging van het plan. De betrokken normen in de Wnb strekken kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellante sub 2]. [appellante sub 2] komt op voor haar bedrijfseconomische belangen. De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van plannen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied strekken tot bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Uit punt 6.4.2 van de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2174, volgt dat bedrijfseconomische belangen onder omstandigheden zodanig verweven kunnen zijn met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen in de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van deze belangen. In dit geval zijn de bedrijfseconomische belangen van [appellante sub 2] niet verweven met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen, alleen al omdat de twee Natura 2000-gebieden waar het hier om gaat op een paar kilometer afstand van de Hegstraat liggen.

Proceskosten

13.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.

w.g. Helder    w.g. Van Driel Kluit
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2019

703.