Uitspraak 201904773/2/R1


Volledige tekst

201904773/2/R1.
Datum uitspraak: 23 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Silvolde, gemeente Oude IJsselstreek,

en

de raad van de gemeente Oude IJsselstreek,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Nieuwbouw Almende College Silvolde" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

Stichting Achterhoek VO (hierna: de stichting) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 oktober 2019, waar [verzoeker] en anderen, in persoon van [verzoeker], [verzoeker A] en [verzoeker B], en de raad, vertegenwoordigd door J. Stieber, M. Nijman en G.M. van der Steen, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partijen gehoord de stichting, vertegenwoordigd door mr. B. de Haan, advocaat te Arnhem, [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en [bouwbedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigde C] en [gemachtigde D].

Overwegingen

Inleiding

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Scholengemeenschap Het Almende College heeft drie locaties in de gemeente Oude IJsselstreek. Dat zijn de locaties 'Isala' op de Paasberg aan de rand van Silvolde, 'Bluemers' in de kern van Silvolde en 'Wesenthorst' in de kern van Ulft. De stichting wenst de onderwijsactiviteiten te concentreren op de locatie Isala. Het plan voorziet daartoe op die locatie in een nieuw schoolgebouw ten noorden van het aldaar aanwezige schoolgebouw.

De raad stelt dat voor een dergelijke unielocatie is gekozen omdat het aantal leerlingen in de komende 15 jaar met 33 procent zal afnemen.

Verzoekers zijn omwonenden en vrezen onder meer een aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Ontvankelijkheid

3.    De raad en de stichting stellen zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is, voor zover dat is ingediend door een aantal indieners ervan.

3.1.    De voorzieningenrechter stelt vast en niet in geschil is dat het beroep in elk geval ontvankelijk is voor zover dat is ingediend door [verzoeker C] en [verzoeker D]. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek inhoudelijk te beoordelen.

Spoedeisend belang

4.    Gebleken is dat een omgevingsvergunning voor het realiseren van de voorziene nieuwbouw reeds is verleend, dat daartegen ook bezwaar is gemaakt en dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland een terzake ingediend verzoek om een voorlopige voorziening inmiddels heeft afgewezen. Op korte termijn zal een hoorzitting plaatsvinden, waarop de ingediende bezwaren zullen worden behandeld. De voorzieningenrechter verwacht niet dat de Afdeling uitspraak in de bodemprocedure zal hebben gedaan voordat op de bezwaren tegen de verleende omgevingsvergunning een beslissing zal zijn genomen. Gelet hierop is sprake van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

Beroepsgronden

5.    Verzoekers hebben een groot aantal bezwaren tegen het bestreden besluit aangevoerd. Ter zitting hebben zij desgevraagd aangegeven dat hun voornaamste bezwaren betreffen: de behoefte in relatie tot de aangenomen krimp, een renovatie van bestaande schoolbebouwing als alternatief voor nieuwbouw, het niet voldoen aan de ladder voor duurzame verstedelijking, aantasting van landschappelijke en cultuurhistorische waarden, strijd met de structuurvisie, ontstaan van een verkeersveilige situatie, optredende geluidhinder en lichtvervuiling en gebreken in de plaatsgevonden hebbende m.e.r.-beoordeling.

Keuze voor unielocatie

Krimp

6.    Verzoekers betogen dat de behoefte aan de uitbreiding op de locatie Isala ten onrechte wordt gemotiveerd met de wens om aldaar een unielocatie te creëren. Volgens hen staat onvoldoende vast dat zich een zodanige krimp van het leerlingenaantal zal voordoen dat beide andere locaties kunnen worden gesloten. Hierbij voeren verzoekers aan dat is uitgegaan van een hogere krimp dan zoals deze zich de afgelopen jaren daadwerkelijk heeft voorgedaan.

Voorts is de keuze van Isala als unielocatie volgens verzoekers ten onrechte mede gebaseerd op de wens om een weglekeffect van 400 leerlingen te voorkomen. Gelet op de afstand tot andere scholen achten zij dat effect niet aannemelijk.

6.1.    In de plantoelichting staat dat het Almende College in de gemeente Oude IJsselstreek drie locaties heeft. De locaties Bluemers in Silvolde en Wesenthorst in Ulft zijn de scholen voor beroepsgericht onderwijs, vmbo-tl (mavo), mavo (d) en havo (d). Het Isala College te Silvolde is een locatie voor havo en vwo.

Door demografische krimp neemt het aantal leerlingen van het Almende College af. Daarnaast is sprake van veranderende keuzepatronen, waardoor in het bijzonder de vmbo-opleidingen van het college onder druk komen te staan. Als gevolg hiervan zal het college te maken krijgen met een leegstand in de huidige gebouwen en daarmee gepaard gaande exploitatietekorten. Zonder ingrijpen komt het door het college geboden onderwijsaanbod onder druk te staan.

De wens van het college is om de vmbo-locaties Wesenthorst en Bluemers samen te brengen op één plek, aan de noordkant van de Oude IJssel, teneinde het aanbod aan voortgezet onderwijs ook voor de toekomst in Oude IJsselstreek te behouden en te versterken.

In 2016 zijn er in dat kader door ICS, M3V en Sweco verschillende rapporten en memo's opgesteld over de toekomst van het Almende College.

De prognose voor het vmbo is dat het aantal leerlingen met 33% zal dalen. Uit de rapporten blijkt dat een unielocatie in Silvolde vanwege onderwijskundige, financiële en organisatorische redenen en de bereikbaarheid de voorkeur heeft. De nabijheid van het Isala College en de leerlingenstromen bieden de beste garanties voor het behoud van de geprognosticeerde leerlingenaantallen, daarbij ook rekening houdend met het weglekken van leerlingen vanwege de plaats te vinden clustering, alsmede voor het behoud van het wenselijk geachte pluriforme vmbo onderwijsaanbod. Op basis van de huidige prognoses krijgt het gebouw van het Isala College in de toekomst ook te maken met een leegstand. De daarmee vrijkomende ruimten zouden kunnen worden ingezet voor het vmbo. Er is dan echter ook nog een uitbreiding van de bebouwing nodig teneinde het gehele vmbo op de locatie van het Isala College te kunnen huisvesten. Met de met het plan mogelijk gemaakte uitbreiding kan op termijn samen met het huidige schoolgebouw van het Isala worden voorzien in de huisvesting van het vmbo alsook van de havo en het vwo. Voorts kan dan de vmbo locatie Wesenthorst op korte termijn worden afgestoten en de locatie Bluemers in 2030 met alle exploitatievoordelen vandien.

6.2.    Voor zover verzoekers betogen dat is uitgegaan van een hogere krimp dan zoals deze zich de afgelopen jaren daadwerkelijk heeft voorgedaan, overweegt de Afdeling dat de raad zich bij de voorbereiding van het plan heeft gebaseerd op onderzoek. Ter zitting heeft de stichting toegelicht dat onder meer het verschil tussen het aantal 15-jarigen en 0-jarigen is onderzocht. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze gegevens niet representatief zijn voor de toekomstige leerlingenaantallen.

Voorts heeft de raad de gevolgen van het zogeheten weglekeffect gebaseerd op onderzoek van M3V. Met de enkele stelling van verzoekers omtrent de afstand tot andere scholen hebben zij het daarin berekende weglekeffect onvoldoende bestreden.

Ook voor het overige hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt dat de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken over de ruimtebehoefte zodanige gebreken of leemten in kennis vertonen dat de raad zich daarop niet in redelijkheid heeft kunnen baseren.

Het betoog faalt.

Renovatie

7.    Verzoekers betogen dat onvoldoende alternatieven zijn onderzocht. Hierbij wijzen zij op de mogelijkheid om de locatie Wesenthorst te renoveren. De provincie biedt daarvoor subsidiemogelijkheden.

7.1.    De raad heeft een renovatie van de bebouwing op de locatie Wesenthorst in zijn beoordeling betrokken, maar de raad heeft gelet op het hiervoor overwogene in redelijkheid kunnen kiezen voor Isala als unielocatie. Het betoog faalt.

Verordening huisvesting onderwijs

8.    Verzoekers betogen dat de nieuwbouw in strijd is met de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Oude IJsselstreek 2015 en bijlage 1 daarbij.

8.1.    Daargelaten of de verordening ruimtelijk relevant is, overweegt de voorzieningenrechter dat volgens bijlage 1 bij die verordening, onder A2, onder B, de noodzaak van vervangende bouw ook aanwezig is als dit het gevolg is van een herschikkingsoperatie. Het betoog faalt.

Ladder duurzame verstedelijking

9.    Verzoekers betogen dat niet is voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij voeren zij aan dat het plangebied in de structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 als buitengebied is aangemerkt.

9.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied ligt.

9.2.    Artikel 1.1.1, onder h en i, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) luidt:

"h. bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;

i. stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;".

Artikel 3.1.6, tweede lid, luidt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

9.3.    Wanneer het voorgaande plan een zodanig samenstel van bebouwing mogelijk maakt, of het gebied als behorend bij zodanig bestaand stedenbouwkundig samenstel kan worden aangemerkt, ziet het nieuwe plan op een gebied dat als bestaand stedelijk gebied in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder h, en artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is aan te merken. Daaraan doet niet af dat de bebouwing waarin het voorgaande plan voorzag ten tijde van de vaststelling van het plan nog niet was gerealiseerd (uitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:174).

9.4.    Het bestemmingsplan "Kom Silvolde" uit 2008 voorzag voor de gronden waarop het plan betrekking heeft, in de bestemming "Gemengd", gedeeltelijk met een aanduiding voor een bouwvlak, en de bestemming "Sport". Deze gronden zijn ook als sport- en schoolterrein in gebruik. Voorts bevinden zich in de directe omgeving ervan het bestaande schoolgebouw, het sportcentrum en een groot aantal woningen. Gelet hierop valt het plangebied naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aan te merken als bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder h, van het Bro. Hierbij komt geen doorslaggevende betekenis toe aan een eventuele kwalificatie van het plangebied in de structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 als buitengebied, reeds omdat de begrenzing van het buitengebied niet gelijk op hoeft te gaan met de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied. Derhalve ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ten onrechte heeft geconcludeerd dat het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder h, en artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder b, van het Bro.

Het betoog faalt.

Landschappelijke en cultuurhistorische waarden

10.    Verzoekers betogen dat het plan onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals omschreven in diverse gebiedsvisies.

10.1.    Het bestemmingsplan "Kom Silvolde" uit 2008 voorzag voor de gronden, waarop het plan betrekking heeft, in de bestemmingen "Gemengd" en "Sport". Gelet hierop, alsmede gelet op de feitelijke inrichting en het gebruik van deze gronden valt niet aan te nemen dat deze gronden vanuit landschappelijk of cultuurhistorisch oogpunt beschermenswaardig zijn te achten.

Voor zover verzoekers ter zitting hebben betoogd dat voor de uitvoering van de bouwwerkzaamheden een rij historische bomen dient te worden gerooid, hebben de raad en de stichting toegelicht dat dat niet nodig is en ook niet zal gebeuren.

Voorts heeft de raad zich, mede gelet op de aanwezigheid van de bestaande bebouwing, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de in het plan voorziene nieuwbouw ook geen onevenredige afbreuk doet aan in de omgeving van het plangebied aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Reeds om die reden behoeven de gebiedsvisies, waarin dergelijke waarden volgens verzoekers bescherming zouden vinden, geen bespreking.

Het betoog faalt.

Verkeersveiligheid

11.    Verzoekers betogen dat het plan zal leiden tot een verkeersonveilige situatie. Daarbij voeren zij aan dat het voorziene schoolgebouw een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking zal hebben. Voorts zal sprake zijn van aan de aanvang en het einde van de lessen gerelateerde piekmomenten.

11.1.    In de plantoelichting staat dat het nieuwe schoolgebouw ruimte biedt aan 800 leerlingen. Voor de beoordeling van de verkeerseffecten heeft de raad zich gebaseerd op kengetallen uit de CROW publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie". Daarbij is uitgegaan van de verstedelijkingsgraad 'weinig stedelijk' en het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. Hiervoor wordt een norm van maximaal 19,6 verkeersbewegingen per 100 leerlingen gehanteerd. Op grond hiervan komt het gemiddeld aantal extra verkeersbewegingen op maximaal 157 per weekdag. Op werkdagen bedraagt de verkeersgeneratie daarmee circa 220 verkeersbewegingen (factor 1,4). Dit aantal verkeersbewegingen leidt niet tot een substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen op de wegen in de omgeving van het plangebied.

Het plangebied wordt via de wegen 't Veld, het Terborgseveld en de Laan van Schuylenburch ontsloten op de gebiedsontsluitingsweg Silvoldseweg/Terborgseweg. De huidige verkeersintensiteit op deze wegen bedraagt circa 800 (Terborgseveld), 1.100 ('t Veld) tot 1.700 (Laan van Schuylenburch) motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etm). Deze wegen hebben op basis van het gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2012-2020 een maximaal aanvaardbare intensiteit van 3.000 mvt/etm. Daarom is er voldoende (rest)capaciteit om het beperkte extra aantal verkeersbewegingen af te wikkelen, aldus de plantoelichting.

11.2.    Gelet op het vorenstaande heeft de raad becijferd dat de verkeersaantrekkende werking van 220 mvt/etm past binnen de (rest)capaciteit van de betrokken wegen. Voorts is volgens de raad op de momenten waarop ouders hun kinderen van en naar de school brengen en halen sprake van een korte maar acceptabele piekbelasting. Indien alsdan mogelijkerwijs doorstromingsproblemen optreden, dan zullen die van korte duur zijn en aldus niet leiden tot een vanuit het oogpunt van verkeersdoorstroming en verkeersveiligheid onaanvaardbare situatie op de betreffende wegen.

De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoekers hebben aangevoerd voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen afgaan op de juistheid van vorenstaande inschatting. De raad heeft dan ook in redelijkheid kunnen uitgaan van de verwachting dat het plan niet zal leiden tot ernstige verkeersproblemen of een verkeersonveilige situatie.

Het betoog faalt.

Geluid

12.    Verzoekers betogen dat ten onrechte geen akoestisch onderzoek is verricht naar de gevolgen voor de omliggende woningen. Alleen de geluidsbelasting op de school zelf is onderzocht.

12.1.    De raad heeft twee akoestische onderzoeken aan het plan ten grondslag gelegd. De rapportage "Akoestisch onderzoek geluidafstraling", van 15 februari 2019, uitgevoerd door abtWassenaar, heeft betrekking op de gevolgen voor de omliggende woningen. Het betoog mist feitelijke grondslag.

13.    Verzoekers betogen dat de raad in de nota van zienswijzen ten onrechte stelt dat de dichtstbijzijnde woning op 150 m van de nieuwbouw ligt. Die ligt volgens hen dichterbij. Voorts is volgens verzoekers ten onrechte uitgegaan van een gemengd gebied in plaats van een rustige woonwijk.

13.1.    In de nota van zienswijzen is de afstand van 150 m genoemd om aan te duiden dat is voldaan aan de aanbevolen aan te houden afstand van 30 m uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-brochure). Niet in geschil is dat aan die afstand wordt voldaan. Voorts geldt de afstand van 30 m voor een rustige woonwijk. Het betoog faalt.

14.    Verzoekers betogen dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare geluidsbelasting ter plaatse van hun woningen. Hierbij voeren zij aan dat de raad ten onrechte is uitgegaan van de woning aan het Terborgseveld 71 als maatgevende woning. Andere woningen liggen dichterbij. Voorts betogen zij dat ten onrechte geen rekening is gehouden met cumulatie met bestaande geluidsbronnen.

14.1.    De raad heeft de geluidsbelasting vanwege de luchtbehandelingsinstallaties en de warmtepompen op het dak van de voorziene nieuwbouw onderzocht. Vervolgens heeft de raad die vergeleken met de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer voor het langtijdgemiddelde geluidniveau voor de dag-, avond- en nachtperiode ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen van 50, 45 en 40 dB(A). Ook heeft de raad getoetst aan de maximale geluidniveaus (lees: piekgeluid) van 70, 65 en 60 dB(A).

14.2.    De voorzieningenrechter stelt aan de hand van de rapportage "Akoestisch onderzoek geluidafstraling" vast dat het Terborgseveld 71 als toetspunt 12 bij de beoordeling van de geluidsituatie is betrokken. Voor het langtijdgemiddelde geluidniveau voor de dag-, avond- en nachtperiode is een gelijke geluidsbelasting van 32 dB(A) berekend.

Verzoekers stellen met juistheid dat andere woningen dichterbij liggen. Die woningen zijn echter als toetspunt 13 eveneens bij de beoordeling van de geluidsituatie betrokken. Voor het langtijdgemiddelde geluidniveau voor de dag-, avond- en nachtperiode is een gelijke geluidsbelasting van 31 dB(A) berekend.

Uit de berekeningen volgt dat de geluidsbelasting ter plaatse van toetspunt 12 het hoogste is. Daarom klopt de stelling van de raad dat de woning aan het Terborgseveld 71 maatgevend is.

Voorts is voor het Terborgseveld 71 een voor de dag-, avond- en nachtperiode gelijk maximaal geluidniveau (lees: piekgeluid) berekend ad ) 37 dB(A).

De aldus berekende langtijdgemiddelde en maximale geluidniveaus liggen ruim beneden de normen uit het Activiteitenbesluit. Onder die omstandigheid heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen onderzoek naar de cumulatieve geluidsbelasting hoefde te worden verricht.

Op grond van het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse van de woningen van verzoekers vanuit akoestisch oogpunt sprake zal blijven van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het betoog faalt.

15.    Verzoekers betogen dat het plan leidt tot een onaanvaardbare geluidsbelasting ter plaatse van de naastgelegen woon-zorginstelling.

15.1.    Anders dan verzoekers kennelijk veronderstellen zijn in het akoestisch onderzoek toetspunten opgenomen ter plaatse van de woon-zorginstelling. Voor het langtijdgemiddelde geluidniveau voor de dag-, avond- en nachtperiode is een gelijke geluidsbelasting van 30 dB(A) berekend. Op grond daarvan heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het betoog faalt.

Lichtbeïnvloeding

16.    Verzoekers betogen dat het voorziene glazen gebouw met bijbehorende infrastructuur leidt tot lichtvervuiling.

16.1.    De afstand tussen de woningen van verzoekers en het plangebied bedraagt minimaal ongeveer 140 m. Voorts gaat het om een uitbreiding van een bestaande schoollocatie met een nieuw gebouw. Daarvan hoeft geen grote mate van lichtbeïnvloeding te worden verwacht. Voorts zal de nieuwbouw voornamelijk overdag in gebruik zijn. Een gebruik in de avonduren - zeker in de latere avonduren - zal slechts incidenteel plaatsvinden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan vanuit het oogpunt van lichtbeïnvloeding voor het woon- en leefklimaat van verzoekers geen onaanvaardbare gevolgen heeft. Het betoog faalt.

M.e.r.-beoordeling

17.    Verzoekers betogen dat in de m.e.r.-beoordeling ten onrechte is geconcludeerd dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. In dit verband wijzen zij onder meer op de gevolgen voor de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone, en de verkeersaantrekkende werking.

17.1.    Blijkens de plantoelichting heeft de raad een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.

17.2.    Niet gebleken is dat het plangebied in het Gelders Natuurnetwerk (voorheen: ecologische hoofdstructuur) of de Groene Ontwikkelzone, waaronder de ecologische verbindingszone, ligt. Voorts strekt de bescherming van het GNN anders dan verzoekers stellen zich niet uit tot het omliggende gebied (externe werking).

Ook in hetgeen verzoekers voor het overige hebben aangevoerd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen uitgaan van de verwachting dat het plan geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Het betoog faalt.

Conclusie

18.    Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

19.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.

w.g. Hoekstra    w.g. Hupkes
voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2019

635.