Uitspraak 201902321/1/R2


Volledige tekst

201902321/1/R2.
Datum uitspraak: 23 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

Jibro Holding B.V. en anderen, gevestigd te Rucphen,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Rucphen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Rucphen, Sint Martinusstraat ongenummerd tussen 13 en 15" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Jibro en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Jibro en anderen, [belanghebbende A] en [belanghebbende B], en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 september 2019, waar Jibro en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door [persoon], en de raad, vertegenwoordigd door C.M. van den Wijngaard en B.F.A.J. van Huijgevoort, zijn verschenen.

[belanghebbende A] en [belanghebbende B], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door [personen] en zijn ter zitting als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan maakt het mogelijk om op het perceel aan de Sint Martinusstraat tussen de nummers 13 en 15 in Rucphen een vrijstaande woning te bouwen. Op deze locatie staan nu twee schuren. Het plangebied heeft een diepte van ruim 50 meter, gerekend vanaf de Sint Martinusstraat. Het hele plangebied heeft de bestemming wonen en aan de straatkant (de oostzijde van het plangebied) is voorzien in een bouwvlak voor een woning. Aan de westzijde grenst het plangebied aan gronden van Jibro en anderen. Op die gronden is een hoveniersbedrijf gevestigd.

Ontvankelijkheid

2.    De raad stelt dat de argumenten die Jibro en anderen over het akoestisch onderzoek naar voren hebben gebracht, niet zijn genoemd in de zienswijze over het plan, terwijl dit wel mogelijk was geweest. Daarom dient het beroep in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.    Uit artikel 6:13 van de Awb vloeit voort dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

Jibro en anderen hebben bij de raad een zienswijze naar voren gebracht over het plan waarbij de bestemming "Wonen" aan het plangebied is toegekend. Het beroep van Jibro en anderen is gericht tegen het plan voor zover daarbij op gronden met de bestemming "Wonen" vergunningvrij geluidgevoelige bebouwing kan worden opgericht. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het beroep steunt op een ter zake naar voren gebrachte zienswijze. Of in beroep een argument naar voren is gebracht dat in de zienswijze nog niet is genoemd, is daarbij niet van belang, omdat daarmee niet een afzonderlijk besluitonderdeel is aangevochten (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3272). Het beroep van Jibro en anderen is ontvankelijk.

Het beroep inhoudelijk

4.    Jibro en anderen zijn het niet eens met het plan, omdat het de mogelijkheid biedt om zeer nabij hun hoveniersbedrijf -tot op de perceelgrens - een geluidgevoelig gebouw, zoals een mantelzorgwoning, te bouwen. In het achtererfgebied kan dat namelijk vergunningvrij op grond van het Besluit omgevingsrecht. Dit kan leiden tot beperking van hun bedrijfsmogelijkheden. Zij hebben ter zitting bevestigd dat hun beroep niet gericht is tegen de mogelijkheid om een woning te bouwen op het perceel of de locatie van het bouwvlak, maar alleen tegen de mogelijkheid om (vergunningvrij) een geluidsgevoelig gebouw te bouwen op het achtererf nabij hun bedrijf.

Volgens Jibro en anderen gaat het akoestisch onderzoek dat de raad aan het plan ten grondslag heeft gelegd niet uit van de juiste (representatieve) bedrijfssituatie op hun perceel. Met name is geen rekening gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de in aanbouw zijnde overkapping: (timmer)werkzaamheden aan bijvoorbeeld tuinhuisjes en het rijden en stallen van een tractor. Doordat een mantelzorgwoning zeer nabij deze overkapping kan worden gebouwd, dreigt Jibro daar geen werkzaamheden meer te kunnen uitvoeren.

Daarnaast is het bureau dat in de arm is genomen voor het akoestisch onderzoek volgens Jibro en anderen niet neutraal, omdat het al een rol heeft gespeeld in een recente procedure tegen Jibro over het bestemmingsplan.

4.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de bedrijfssituatie correct is beoordeeld. De uitgangspunten zoals deze zijn gebruikt voor het recente bestemmingsplan voor het hoveniersbedrijf zijn ook voor dit plan gebruikt. Daarbij is rekening gehouden met het rijden van een tractor met een rijlijn tot aan de in aanbouw zijnde overkapping en met diverse werkzaamheden op het terrein van het hoveniersbedrijf. Volgens de raad blijkt niet dat met het stallen van een tractor op deze plaats niet aan de geluidsnormen kan worden voldaan. Dat Jibro en anderen stellen dat het plan een inperking veroorzaakt van de bedrijfsmogelijkheden ter plaatse van de overkapping, is volgens de raad onjuist, nu het direct naast deze overkapping planologisch al mogelijk is om bij Sint Martinusstraat 17 een mantelzorgwoning tot op de grens te bouwen. Van een extra belemmering door het bestreden plan is dan ook geen sprake, aldus de raad.

Ten aanzien van de mogelijkheid om (timmer)werkzaamheden aan tuinhuisjes te verrichten, stelt de raad zich op het standpunt dat het bestemmingsplan deze werkzaamheden ter plaatse van het hoveniersbedrijf niet toestaat en dat ook van zodanige werkzaamheden niet blijkt uit de melding die het bedrijf op grond van het activiteitenbesluit heeft gedaan.

4.2.    De raad heeft de volgende uitgangspunten gebruikt voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat binnen het plangebied - meer in het bijzonder van de mogelijkheden voor vergunningvrije bebouwing direct naast het hoveniersbedrijf van Jibro en anderen. Ten eerste is ervan uitgegaan dat geluidhinder maatgevend is voor de mogelijke overlast vanwege het bedrijf. Dat is ook niet in geschil.

Vervolgens heeft de raad zich gebaseerd op akoestisch onderzoek: "Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan St. Martinusstraat tussen nr. 13 en 15 in Rucphen" van 11 april 2018, opgesteld door Kraaij Akoestisch Adviesbureau. In dit onderzoek is de geluidsproductie van het hoveniersbedrijf bepaald. Hiervoor is aangesloten bij de uitgangspunten van het onderzoek dat is gedaan voor de onderbouwing van het recente bestemmingsplan voor dit bedrijf. Aan drie zijden is dit bedrijf ingesloten tussen woonbestemmingen met bouwvlak en voor dat plan was geconcludeerd dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat ter plaatse van de omringende woningen. Hierbij waren de gevolgen aan de Gebrande Hoefstraat 8 het meest kritisch voor de mogelijkheden in dat bestemmingsplan. Uit het onderzoek volgt dat op de erfgrens tussen het hoveniersbedrijf en het plangebied een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau tot 40 dB(A) zal plaatsvinden. Dit blijft onder de grenswaarden in het Activiteitenbesluit milieubeheer en acht de raad aanvaardbaar.

Daarnaast is ten behoeve van de mogelijkheid om op het achtererf binnen het plangebied vergunningvrij een mantelzorgwoning te bouwen aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hierover is gerapporteerd in de "Berekening maximaal geluidniveau vanwege hoveniersbedrijf Jibro" van 12 november 2018 door Kraaij Akoestisch Adviesbureau. Geconcludeerd is dat, rekening houdend met de bestaande scheidingsmuur van 1,8 meter hoogte tussen hoveniersbedrijf en het plangebied, het maximale geluidniveau in het plangebied onder de richtwaarde van 70dB(A) zal blijven. De raad acht daarmee een aanvaardbaar woon- en leefklimaat verzekerd.

Het oordeel van de Afdeling over de beroepsgronden

4.3.    De Afdeling overweegt dat de enkele omstandigheid dat een deskundige in een eerdere procedure een akoestisch rapport over hetzelfde bedrijf heeft opgesteld niet betekent dat deze deskundige niet als onafhankelijk kan worden beschouwd. Het betoog dat dat niet zo is, faalt.

4.4.    Het standpunt van Jibro en anderen dat in het akoestisch onderzoek niet alle bedrijfsactiviteiten die aan de westgrens van het perceel van het hoveniersbedrijf kunnen en zullen worden verricht zijn betrokken, acht de Afdeling juist. In het onderzoek is geen rekening gehouden met mogelijke timmerwerkzaamheden langs en nabij de grens tussen het plangebied en het hoveniersbedrijf en is geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat een tractor tot de nabij van de perceelgrens kan worden gereden.

De stelling van de raad dat in het onderzoek de bedrijfsactiviteiten van het hoveniersbedrijf op gelijke wijze zijn ingevuld als in het onderzoek voor het eerdere bestemmingsplan voor het hoveniersbedrijf, doet aan het vorenstaande niet af. Op zichzelf is dat onderzoek immers niet bepalend, maar de mogelijkheden van het bestemmingsplan.

Daarbij volgt de Afdeling niet het standpunt van de raad dat het bestemmingsplan geen ruimte biedt voor timmerwerkzaamheden, omdat die buiten het bereik zouden vallen van een bestemming voor een hoveniersbedrijf. Zoals Jibro en anderen naar voren hebben gebracht, zijn onderhoudswerkzaamheden aan bijvoorbeeld tuinhuisjes op het eigen terrein van het bedrijf inherent aan activiteiten van een hoveniersbedrijf en zijn deze daar dus planologisch toegestaan. Dit geldt ook voor de verkeersbewegingen van de tractor.

Verder is naar aanleiding van zienswijzen over het plan weliswaar een additioneel akoestisch onderzoek uitgevoerd, maar los van de vraag of hierin de maximale mogelijkheden van het plan zijn beschreven, was dat onderzoek gericht op de maximale geluidswaarden en is daarin het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau buiten beschouwing gebleven.

Voor zover de raad tot slot heeft gesteld dat uit het genoemde akoestische onderzoek voor het eerdere bestemmingsplan voor het hoveniersbedrijf volgde dat het adres aan de Gebrande Hoefstraat 8 het meest kritisch was ten aanzien van geluidsoverlast, maar wel aanvaardbaar bleef, betekent dat niet dat daarmee uitgesloten is dat geluidhinder binnen het plangebied aan de Sint Martinusstraat kan optreden. De situatie is hier immers niet gelijk, omdat nabij de Gebrande Hoefstraat 8 niet de genoemde timmerwerkzaamheden plaatsvinden.

Gelet hierop is het plan, voor zover dit betreft de mogelijke geluidhinder als gevolg van het naastgelegen hoveniersbedrijf, niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Finale geschilbeslechting

5.    De Afdeling overweegt gelet op artikel 8:41a van de Awb dat bepaalt dat de bestuursrechter het geschil zoveel mogelijk definitief beslecht het volgende.

6.     Ter zitting is, in aanwezigheid van geluidsexperts die partijen mee hebben gebracht, besproken in hoeverre geluidhinder binnen het plangebied kan optreden als gevolg van de door Jibro en anderen genoemde activiteiten en in hoeverre het plan hierdoor de bedrijfsactiviteiten van het hoveniersbedrijf verder dan voorheen kan beperken. Gelet op de bestaande beperkingen van het bedrijf en de daarbij betrokken afstanden, volgt hieruit naar het oordeel van de Afdeling dat zich naar redelijke verwachting uitsluitend relevante geluidhinder kan voordoen binnen een zone van 15 meter vanaf de westelijke perceelgrens.

6.1.    Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling op grond van artikel 8:51d van de Awb de raad opdragen om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak het onder 4.4 geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De raad kan dit op twee manieren doen. Een mogelijkheid is om een nieuw besluit te nemen dat ertoe strekt dat binnen de zone van 15 meter vanaf de westelijke perceelsgrens geen geluidsgevoelige bebouwing mag worden gebouwd, bijvoorbeeld door daar een bestemming "Tuin" op te nemen waarvoor geldt dat de desbetreffende gronden niet kwalificeren als achtererf (vergelijk de op de zitting genoemde uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1798, onder 17 en verder).

Een andere mogelijkheid is om aan de aan de hand van akoestisch onderzoek alsnog te onderbouwen op welke afstand binnen de genoemde zone van 15 meter de raad het redelijk acht om de mogelijkheden voor geluidsgevoelige bebouwing te begrenzen en een nieuw besluit te nemen dat dit regelt.

6.2.    De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb de voorlopige voorziening te treffen dat binnen een afstand van 15 meter van de westelijke perceelsgrens tussen het plangebied en het hoveniersbedrijf geen geluidgevoelige bebouwing mag worden opgericht.

Proceskostenveroordeling

7.    In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    draagt de raad van de gemeente Rucphen op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak:

a. met inachtneming van rechtsoverwegingen 4.4, 6, en 6.1 het gebrek in het besluit van 6 februari 2019 van de raad van de gemeente Rucphen tot vaststelling van het plan "Kom Rucphen, Sint Martinusstraat ongenummerd, tussen 13 en 15" te herstellen en;

b. de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

II.    treft de voorlopige voorziening dat in een zone binnen een afstand van 15 meter van de westelijke perceelsgrens tussen het plangebied en het hoveniersbedrijf geen geluidgevoelige bebouwing mag worden opgericht. De bedoelde zone is aangegeven in de bijlage behorende bij deze uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

w.g. Polak    w.g. Scheele
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2019

723.

BIJLAGE