Uitspraak 201904533/1/R3


Volledige tekst

201904533/1/R3.
Datum uitspraak: 23 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Citeq B.V. en Sulfateq B.V., beide gevestigd te Groningen,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Groningen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2019 heeft het college het uitwerkingsplan "Westerwal Van Heemskerckstraat" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Citeq en Sulfateq beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Citeq en Sulfateq hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 september 2019, waar Citeq en Sulfateq, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. A.A. Westers, advocaat te Groningen, en het college, vertegenwoordigd door drs. G.C.H.J. van de Vorstenbosch, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde B], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.     Het uitwerkingsplan maakt de ontwikkeling van maximaal 210 woningen mogelijk op een voormalig bedrijventerrein, het zogenoemde Encehaterrein, ten westen van de binnenstad van Groningen. Het plangebied wordt begrensd door het Hoendiep, de Admiraal de Ruyterlaan, de Van Heemskerckstraat en de spoorlijn Groningen-Sauwerd.

2.    Het uitwerkingsplan is gebaseerd op het bestemmingsplan "Van Heemskerckstraat", vastgesteld door de raad van de gemeente Groningen op 26 juni 2013. In dat bestemmingsplan hebben de in het geding zijnde gronden de bestemming "Wonen - Uit te werken". Artikel 5, lid 5.2, van de planregels van het bestemmingsplan "Van Heemskerckstraat" bevat een uitwerkingsplicht voor deze bestemming.

3.    Citeq en Sulfateq exploiteren de farmaceutische bedrijven die zijn gevestigd op de percelen 5 en 5a aan de Admiraal de Ruyterlaan (hierna: de percelen). Zij kunnen zich met het uitwerkingsplan niet verenigen. Volgens Citeq en Sulfateq heeft het college onvoldoende rekening gehouden met de belangen van hun bedrijfsvoering.

Ingetrokken beroepsgrond

4.    Ter zitting hebben Citeq en Sulfateq hun beroepsgrond over de Crisis- en herstelwet ingetrokken.

Toetsingskader uitwerkingsplan

5.    Wanneer in een bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen, dient het college van burgemeester en wethouders in beginsel een uitwerkingsplan vast te stellen. In het kader van een beroep tegen een uitwerkingsplan kan ter beoordeling staan of dit plan is voorbereid en genomen in strijd met het recht, daaronder begrepen of de uitgewerkte bestemming strookt met de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan en, voor zover die regels daartoe de ruimte laten, met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als een gegeven.

6.    Artikel 5, lid 5.2, aanhef en onder g, van de planregels van het bestemmingsplan "Van Heemskerckstraat" luidt: "Burgemeester en wethouders werken de in lid 5.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels.

(…)

g. De afstand tussen de bebouwing en de bedrijven aan de Admiraal de Ruyterlaan 5 en 5a dient 30 meter te zijn, gerekend vanaf de perceelsgrens van deze bedrijven. Deze afstand kan kleiner zijn in overleg met de betreffende bedrijven en op basis van een onafhankelijk milieukundig advies terzake."

Uitwerkingsplicht

7.    Citeq en Sulfateq betogen dat het college op grond van artikel 5, lid 5.2, onder g, van de planregels van het bestemmingsplan "Van Heemskerckstraat" (hierna: de uitwerkingsregel), ten minste een afstand van 30 m tussen de voorziene woningen en de percelen in acht had moeten nemen.

Ter zitting hebben Citeq en Sulfateq toegelicht dat hun bezwaren zijn gericht tegen de afstand die het college heeft aangehouden tussen de voorziene bebouwing en het perceel Admiraal de Ruyterlaan 5a. Deze afstand bedraagt volgens hen 21 m, zodat niet aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan. Doordat een kleinere afstand dan 30 m tot de perceelsgrens is aangehouden wordt uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten op dit perceel belemmerd, zo betogen zij.

7.1.    De Afdeling stelt vast dat uit de verbeelding blijkt dat de afstand tussen de voorziene woningbouw en de perceelsgrens van Admiraal de Ruyterlaan 5a, 21 m bedraagt. Aan de voorgeschreven afstand van 30 m in de uitwerkingsregel wordt in zoverre niet voldaan.

Dat is afgeweken van de voorgeschreven afstand vormt op zichzelf geen reden voor het oordeel dat het college het uitwerkingsplan niet had mogen vaststellen. Uit de uitwerkingsregel volgt dat de afstand tussen de voorziene woningbouw en de perceelsgrens van Admiraal de Ruyterlaan 5a kleiner kan zijn in overleg met Sulfateq en op basis van een onafhankelijk milieukundig advies.

7.2.    In paragraaf 4.8.1 van de toelichting bij het uitwerkingsplan staat dat het college zich bij de vaststelling van dat plan heeft gebaseerd op de resultaten van het milieukundig rapport dat DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. heeft uitgevoerd (hierna: het rapport van DGMR). In dit rapport zijn de invloeden van verschillende milieuaspecten van de bedrijven Citeq en Sulfateq op de voorziene woningen onderzocht. Daarbij is gebruikgemaakt van de richtafstanden in de VNG-brochure "Bedrijven- en milieuzonering" 2009 (hierna: VNG-brochure). Voor het perceel Admiraal de Ruyterlaan 5a is met behulp van de VNG-systematiek bepaald dat er geen belemmering is voor de bedrijfsvoering van dit bedrijf en dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zo staat in de toelichting bij het uitwerkingsplan.

7.3.    Ter zitting hebben Citeq en Sulfateq betoogd dat het college zich niet heeft mogen baseren op het rapport van DGMR, omdat hierin ten onrechte geen rekening is gehouden met plannen voor uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten op het perceel Admiraal de Ruyterlaan 5a naar activiteiten van milieucategorie 3.1. Deze omstandigheid, zo betogen zij, was ten tijde van de vaststelling van het bestreden besluit aan het college bekend, zodat het college daarmee ten onrechte geen rekening heeft gehouden.

7.4.    Op pagina 8 van het rapport van DGMR wordt vermeld dat op het perceel Admiraal de Ruyterlaan 5a, op grond van het ter plaatse van deze gronden geldende bestemmingsplan "Kostverloren, Zeeheldenbuurt en Badstratenbuurt", maximaal een bedrijf van milieucategorie 2 van de VNG-brochure mag zijn gevestigd en is gevestigd. Omdat de voorziene woningen op een afstand van 21 m van de perceelsgrens zijn gelegen, concludeert het rapport onder verwijzing naar de VNG-brochure dat nader milieuonderzoek voor dit perceel achterwege kan blijven. Volgens het rapport bedraagt de richtafstand tot de nieuw te bouwen woningen op grond van de VNG-brochure namelijk 10 m. Omdat daaraan wordt voldaan is de conclusie dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, waardoor er geen belemmering is voor de bedrijfsvoering.

7.5.    De in de uitwerkingsregel opgenomen afstand van 30 m komt overeen met de afstand die in de VNG-brochure wordt gehanteerd voor activiteiten van milieucategorie 3.1 in gemengd gebied. De Afdeling stelt vast dat Citeq en Sulfateq de wens tot uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten op het perceel Admiraal de Ruyterlaan 5a naar activiteiten van milieucategorie 3.1 al in hun zienswijze naar voren hebben gebracht, zodat deze omstandigheid aan het college bekend was. In de zienswijze is er concreet op gewezen dat het perceel op nr. 5a, in 2010, is aangekocht met het oog op mogelijkheden voor uitbreiding van het bedrijf, waardoor de bedrijfssituatie ook op nr. 5a van toepassing zal zijn. Om die reden dient voor beide percelen ten minste de richtafstand van 30 m te worden aangehouden, aldus de zienswijze. Het college is bij het bepalen van de minimaal aan te houden afstand uitgegaan van activiteiten die volgens hem planologisch mogelijk zijn op het perceel Admiraal de Ruyterlaan 5a, namelijk activiteiten van milieucategorie 2. Niet is gebleken dat het college een afweging heeft gemaakt over de wens tot uitbreiding naar activiteiten van milieucategorie 3.1. Zonder eerst die afweging te maken had het college niet mogen afwijken van de voorgeschreven minimale afstand van 30 m. Nu het college dat wel heeft gedaan, is het uitwerkingsplan in zoverre in strijd met de uitwerkingsregel vastgesteld.

Het betoog slaagt.

Verwijzing naar zienswijzen

8.    Voor zover Citeq en Sulfateq zich voor het overige hebben beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijzen, overweegt de Afdeling dat het college in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op de zienswijzen van Citeq en Sulfateq en dat zij in hun beroepschrift en ter zitting geen redenen hebben aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Conclusie

9.    Het beroep tegen het besluit tot vaststelling van het uitwerkingsplan "Westerwal Van Heemskerckstraat" is gegrond. Het besluit van 23 april 2019 tot vaststelling van dat plan dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 5, lid 5.2, aanhef en onder g, van de planregels van het bestemmingsplan "Van Heemskerckstraat".

10.     De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het college op te dragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door het college te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.

11.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen van 23 april 2019 tot vaststelling van het uitwerkingsplan "Westerwal Van Heemskerckstraat";

III.    draagt het college van burgemeester en wethouders van Groningen op om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen;

IV.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Groningen tot vergoeding van de bij Citeq B.V. en Sulfateq B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

V.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Groningen aan Citeq B.V. en Sulfateq B.V. het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 345,00 (zegge: driehonderdvijfenveertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.

w.g. Helder    w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2019

288-933.