Uitspraak 201900223/1/R1


Volledige tekst

201900223/1/R1.
Datum uitspraak: 23 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Nederweert,

appellant,

en

de raad van de gemeente Nederweert,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1] te Nederweert" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [partij A] en [partij B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [partij]) een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2019, waar [appellant], bijgestaan door mr. E.U.H. van de Schepop, rechtsbijstandsverlener en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door H.H. Laveaux en E. van der Linden, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door [persoon].

Overwegingen

Inleiding

1.    [partij] exploiteert sinds 2015-2016 op de percelen [locatie 1] te Nederweert een grondverzet-/loonwerkbedrijf. Voorheen was op deze percelen een intensieve veehouderij gevestigd. Met het plan wordt het grondverzet-/loonwerkbedrijf planologisch toegestaan. Het verkeer van en naar het bedrijf rijdt via de Bloemerstraat.

[appellant] woont aan de [locatie 2] in de nabijheid van het bedrijf van [partij]. Hij vindt het niet bezwaarlijk dat het bedrijf van [partij] op de percelen [locatie] is gevestigd, maar hij heeft wel bezwaren tegen de ontsluiting van het bedrijf via de Bloemerstraat. Volgens [appellant] ondervindt hij als gevolg van deze ontsluiting verkeersoverlast en geluidoverlast.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

3.    De Afdeling is van oordeel dat het beroep ongegrond is. De Afdeling zal hierna aan de hand van de bespreking van de beroepsgronden van [appellant] uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen. De Afdeling zal daarbij eerst ingaan op de gevolgen van het plan voor het verkeer en daarna op de gevolgen van het plan voor het geluid.

Verkeer

4.    [appellant] betoogt dat het plan tot verkeersoverlast zal leiden, omdat er vrachtverkeer via de Bloemerstraat van en naar het bedrijf van [partij] rijdt, terwijl dit een smalle straat is. Hij wijst daarbij op een memo van 5 februari 2018 van het bureau Kragten (hierna: de memo van Kragten) die ten behoeve van het plan is opgesteld. Daarin staat dat een ontsluiting via Strateris vanuit verkeerskundig oogpunt een verkeersveiliger alternatief vormt, omdat dit een bredere weg is. Dit wordt volgens [appellant] ondersteund door een memo van 11 januari 2019 van het bureau "de Verkeersdeskundige" (hierna: de memo van de Verkeersdeskundige) die hij heeft laten opstellen. Volgens [appellant] heeft de raad geen goede redenen gegeven waarom er desondanks niet voor is gekozen om het bedrijf van [partij] via Strateris te ontsluiten. Hij wijst er daarbij op dat het bedrijf van [partij] tot ongeveer twee jaar geleden gebruik maakte van de ontsluiting via Strateris. Zo nodig kan deze ontsluiting worden verbreed voor grote voertuigen door een prieel te slopen.

4.1.    Volgens de raad blijkt uit zowel de memo van Kragten als de memo van de Verkeersdeskundige dat er op de Bloemerstraat geen onaanvaardbare verkeerssituatie zal ontstaan. Verder is volgens de raad niet gekozen voor een ontsluiting via Strateris, omdat grote voertuigen vanwege ruimtegebrek geen gebruik kunnen maken van deze ontsluiting en de geluidbelasting op de woningen van derden die aan Strateris liggen dan te hoog zal zijn.

4.2.    In artikel 3, lid 3.5.2, van de planregels is het volgende bepaald: "a. De bestemming ‘Agrarisch’ met de nadere aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - grondverzet- en loonwerkbedrijf’ mag niet in gebruik zijn als de landschappelijke inpassing en fysieke verkeersmaatregelen op de locatie [locatie 3] en op/naast de Bloemerstraat te Nederweert niet binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan wordt gerealiseerd overeenkomstig het beplantingsplan. Dit beplantingsplan is opgenomen in bijlage 2 van de regels. Het beplantingsplan dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden. Tevens dient de milieuvergunning van de aanwezige intensieve veehouderij te zijn ingetrokken.

b. Onder beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan de ‘Inpassingsplan [locatie 1] te Nederweert’ gedateerd op juni 2018, opgesteld door Koen Slenders  (bijlage 2 bij de regels).

c. De bestemming ‘Agrarisch’ met de nadere aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - grondverzet- en loonwerkbedrijf’ mag niet in gebruik zijn als de op deze locatie door het bedrijf in gebruik zijnde voertuigen/machines/werktuigen breder zijn dan 3,00 meter.

d. De bestemming ‘Agrarisch’ met de nadere aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - grondverzet- en loonwerkbedrijf’ mag niet in gebruik zijn als op deze locatie door het bedrijf het aantal bedrijfsmatige vervoersbewegingen via de inrit Bloemerstraat meer bedraagt dan in totaal 62 vervoersbewegingen per dag. Van deze 62 vervoersbewegingen per dag mogen maximaal 44 middelzware en zware vervoersbewegingen betreffen."

4.3.    In de memo van Kragten staat dat op basis van de verkeersgegevens over de huidige situatie en de toekomstige situatie blijkt dat het om een lage verkeersintensiteit op de Bloemerstraat gaat. In theorie kan deze weg volgens de memo van Kragten deze hoeveelheid verkeer gemakkelijk verwerken, ook bij een aandeel zwaar verkeer van ongeveer 20%. Gelet op de spreiding over de dag van dit zwaar verkeer is de kans dat dit zwaar verkeer elkaar op de Bloemerstraat tegenkomt volgens de memo van Kragten klein. Dit is geen ideale situatie, maar vanwege het incidentele karakter ook niet onoverkomelijk, aldus de memo van Kragten. Verder staat in de memo van Kragten dat de ontsluiting via Strateris vanuit verkeerskundig oogpunt duidelijk een verkeersveiliger alternatief is. Deze weg is ongeveer 6 m breed, waardoor niet in de berm hoeft te worden uitgeweken wanneer grote voertuigen elkaar passeren.

4.4.    In de memo van de Verkeersdeskundige staat dat de verkeerskundige analyse van Kragten op een juiste wijze is uitgevoerd. Zowel Strateris als de Bloemerstraat kunnen de extra vervoerbewegingen van maximaal 62 voertuigen per etmaal wat betreft capaciteit goed verwerken. Ook zal de verkeersveiligheid in het algemeen niet in het geding zijn, volgens de memo van de Verkeersdeskundige. Gezien het aan- en afrijpatroon van het soort bedrijf kan namelijk worden gesteld dat de meeste verkeersbewegingen in het begin van de ochtend- en het einde van de middaguren plaatsvinden. Kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals fietsende scholieren, zullen dan nagenoeg niet op de weg zijn, zodat de kans op een conflict volgens de memo van de Verkeersdeskundige klein is. Bovendien is de kans op een ernstige afloop bij een conflict klein, omdat de rijsnelheden niet zo hoog zullen zijn vanwege de korte afstand die de voertuigen op de Bloemerstraat vanaf de Hoebensstraat naar de inrit afleggen. Volgens de memo van de Verkeersdeskundige is de Bloemerstraat wel minder geschikt voor de ontsluiting van het bedrijf van [partij] dan Strateris. Verder staat in de memo van de Verkeersdeskundige dat een passeerstrook die voorzien is om het passeren van vrachtwagens mogelijk te maken geen positief effect zal hebben, omdat deze is voorzien ten noorden van de inrit waar de vrachtwagens niet langs rijden.

4.5.    De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verkeerssituatie op de Bloemerstraat ten gevolge van het plan niet onaanvaardbaar zal zijn. Zowel in de memo van Kragten als in de memo van de Verkeesdkundige staat immers dat de capaciteit van de Bloemerstraat berekend is op het verkeer van en naar het bedrijf van [partij]. Verder volgt uit de beide memo’s dat de verkeerssituatie op de Bloemerstraat weliswaar niet ideaal is, maar niet onaanvaardbaar uit verkeerskundig oogpunt. Bovendien is in artikel 3, lid 3.5.2, van de planregels bepaald dat verkeer van en naar het bedrijf van [partij] niet breder mag zijn dan 3 m en dat in die bepaling beperkingen zijn gesteld aan het aantal vervoersbewegingen via de Bloemerstraat. Verder is in het beplantingsplan opgenomen dat ten noorden van de inrit een paseersstrook moet worden aangeled en dat aan beide zijden van de Bloemerstraat grastegels moeten worden aangelegd om de berm te versterken. Anders dan [appellant] stelt, zal de passeerstrook een positief effect hebben op de verkeersveiligheid, aangezien [partij] en de raad hebben toegelicht dat vrachtverkeer zowel in noordelijke als in zuidelijke richting wegrijdt. [partij] heeft op de zitting toegelicht dat de in het plan opgenomen voorschriften voor het bedrijf uitvoerbaar zijn.

De Afdeling is verder van oordeel dat de raad in redelijkheid niet hoefde te kiezen voor een ontsluiting van het bedrijf via Strateris. Weliswaar heeft [partij] tot twee jaar geleden gebruik gemaakt van de ontsluiting via Strateris, maar zij heeft op zitting toegelicht dat zij inmiddels gebruik maakt van grotere voertuigen waarvoor die ontsluiting te smal is. [partij] heeft op de zitting ook toegelicht dat het niet mogelijk is de ontsluiting via Strateris te verbreden, omdat het prieel waarop [appellant] doelt niet op haar grond staat, maar op grond van haar buren. Bovendien heeft de raad toegelicht dat de geluidbelasting op de woningen van derden die aan Strateris liggen te hoog zal zijn als het bedrijf van [partij] via Strateris wordt ontsloten. [appellant] heeft dat niet betwist.

Het betoog slaagt niet.

Geluid

5.    [appellant] betoogt dat  het verkeer van en naar het bedrijf van [partij] tot geluidoverlast leidt. Volgens hem is het rapport "Akoestisch onderzoek industrielawaai [locatie 4] te Nederweert" van 17 april 2018 van het bureau Aelmans (hierna: het akoestisch rapport van Aelmans) niet met de vereiste zorgvuldigheid opgesteld. Hij wijst daarbij op notities van het Noordelijk Akoestisch Adviesburo (hierna: NAA) van 29 april en 20 september 2019 waarin kanttekeningen zijn geplaatst bij de akoestische berekeningen van Aelmans. Volgens NAA heeft Aelmans in de akoestische berekeningen één bronvermogen gehanteerd voor zowel voertuigen met een lage snelheid op het bedrijfsterrein als voertuigen met een hogere snelheid op de openbare weg. Dit is volgens NAA onjuist, omdat uit diverse onderzoeken is gebleken dat (optrekkende) voertuigen bij een hogere rijsnelheid meer geluid produceren dan bij een rijsnelheid van 5 of 10 km per uur. Omdat één bronvermogen voor voertuigen is gehanteerd, wordt volgens NAA bij een berekening op basis van de methode industriegeluid de geluidbelasting bij woningen onderschat. Hoe hoger de rijsnelheid, hoe korter de verblijfstijd van voertuigen bij de woningen zal zijn,  waardoor de gemiddelde geluidbelasting bij woningen ook lager zal zijn. NAA heeft daarom een alternatieve berekening van de geluidbelasting verricht op basis van de Standaard rekenmethode I voor wegverkeer in het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Daarbij is NAA uitgegaan van 235 verkeersbewegingen per etmaal van en naar het bedrijf van [partij]. NAA komt uit op een etmaalwaarde van 53 dB(A) op de woning van [appellant] als gevolg van de verkeersaantrekkende werking. Als rekening wordt gehouden met een wegverharding van klinkers of grastegels zal volgens NAA de geluidbelasting nog eens met 6 dB toenemen.

Verder is volgens NAA het akoestisch rapport van Aelmans uitgegaan van een te laag bron- en piekvermogen voor het opladen van containers, dat op het terrein van het bedrijf van [partij] plaatsvindt.

Ook is volgens NAA in het akoestisch rapport van Aelmans voor de geluiduitstraling in westelijke of zuidwestelijke richting de locatie van bepaalde geluidbronnen op het terrein van het bedrijf van [partij] te dicht achter het geluidscherm gekozen. Daardoor is volgens NAA op dit punt niet uitgegaan van een representatieve bedrijfssituatie.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het akoestisch rapport van Aelmans met de vereiste zorgvuldigheid is opgesteld. Volgens de raad is in dat rapport uitgegaan van representatieve geluidvermogens voor het verkeer van en naar het bedrijf van [partij]. Verder is volgens de raad in het akoestisch rapport van Aelmans uitgegaan van een "worst case" scenario, zodat er nog geluidruimte is voor extra geluid als gevolg van verkeer dat over de grastegels zal rijden. Ook wijst de raad op een memo van Aelmans van 13 juni 2019 (hierna: de memo van Aelmans).

5.2.    In het akoestisch rapport van Aelmans staat dat voor een bedrijf als dat van [partij] in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" een richtafstand van 50 m tot een rustige woonwijk wordt aanbevolen. In een gemengd gebied beveelt de VNG-brochure een richtafstand van 30 m aan. In dit geval is volgens het rapport sprake van een gemengd gebied. Aan de aanbevolen richtafstand van 30 m wordt niet voldaan. Om te beoordelen of het bedrijf van [partij] desondanks kan worden toegestaan, is in het rapport getoetst aan het stappenplan voor geluid in de VNG-brochure. Daartoe is in het rapport de geluidbelasting van geluidbronnen op het terrein van het bedrijf van [partij] berekend en de geluidbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking. In stap 2 van het stappenplan van de VNG-brochure wordt een etmaalwaarde van 50 dB(A) aanbevolen voor de geluidbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking. Voor de avond- en nachtperiode komt dit neer op een grenswaarde van 45 respectievelijk 40 dB(A). In het rapport is rekening gehouden met 235 verkeersbewegingen per etmaal van en naar het bedrijf van [partij]. Daarbij is uitgegaan van een snelheid van 40 km per uur. In het rapport zijn voor aan- en afvoerbewegingen van voertuigen de volgende bronvermogens voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau gehanteerd:

- 91 dB(A) voor wegrijdende personenauto’s;

- 92 dB(A) voor bestelbussen;

- 103 dB(A) voor vrachtwagens;

- 102 dB(A) voor tractoren;

- 102 dB(A) voor de mobiele kraan.

Het akoestisch rapport van Aelmans komt tot de conclusie dat de geluidbelasting op de woning van [appellant] als gevolg van de verkeersaantrekkende werking in de dagperiode 46 dB(A) is. In de avond- en nachtperiode is de geluidbelasting op de woning van [appellant] 43 respectievelijk 39 dB(A). Daarmee wordt voldaan aan de aanbevolen etmaalwaarde van 50 dB(A) voor de geluidbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking in stap 2 van het stappenplan in de VNG-brochure.

5.3.    In de memo van Aelmans is op basis van een aantal van 62 verkeersbewegingen de geluidbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking berekend. De memo komt uit op een geluidbelasting van 43 dB(A) op de woning van [appellant] in de dagperiode en een geluidbelasting van 35 respectievelijk 25 dB(A) in de avond- en nachtperiode, uitgaande van een snelheid van 40 km per uur.

5.4.    De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, omdat geen onaanvaardbare geluidbelasting voor [appellant] optreedt. De Afdeling zal hierna eerst ingaan op de kanttekeningen die [appellant] heeft geplaatst bij berekeningen van Aelmans van de geluidbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking. Daarna zal de Afdeling ingaan op de overige kanttekeningen die [appellant] heeft geplaatst bij het akoestisch rapport van Aelmans.

5.5.    De Afdeling ziet in de kanttekeningen die [appellant] heeft geplaatst geen reden om te twijfelen aan de conclusie van het akoestisch rapport van Aelmans dat bij de woning van [appellant] wordt voldaan aan de aanbevolen etmaalwaarde van 50 dB(A) voor de geluidbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking.

De Afdeling ziet in de eerste plaats geen aanleiding om te twijfelen aan de representativiteit van de bronvermogens die Aelmans heeft gebruikt om de geluidbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking te berekenen. De raad heeft toegelicht dat Aelmans in de akoestische berekeningen de bronvermogens van voertuigen bij hogere snelheden heeft gebruikt. Daarbij heeft de raad gewezen op het artikel "Geluidemissie van langzaam rijdende vrachtwagens, een update na 10 jaar" in het tijdschrift "Geluid" van maart 2019. In dat artikel wordt op basis van onderzoek geconcludeerd dat het gemiddelde geluidvermogen van dieselvrachtwagens in 2018 bij een snelheid van 35 km per uur 103 dB(A) was. Dit komt overeen met het bronvermogen dat Aelmans heeft gebruikt voor vrachtwagens.

In de tweede plaats acht de Afdeling aannemelijk dat er geluidruimte is voor extra geluid als gevolg van verkeer dat over de grastegels zal rijden, omdat in het akoestisch rapport van Aelmans is uitgegaan van een "worst case" scenario. In dat rapport is uitgegaan van 235 verkeersbewegingen per etmaal, terwijl het aantal verkeersbewegingen van en naar het bedrijf van [partij] via de Bloemerstraat op grond van de planregels maximaal 62 per etmaal mag zijn. Ook is in dat rapport al het verkeer van en naar het bedrijf van [partij] zowel aan de noordelijke als de zuidelijke richting toegerekend, terwijl de raad heeft toegelicht dat dit verkeer in de praktijk voor de helft via de noordelijke richting zal komen en gaan en voor de andere helft via de zuidelijke richting.

Dat er geluidruimte is voor extra geluid als gevolg van verkeer dat over de grastegels zal rijden wordt ook ondersteund door de memo van Aelmans. [appellant] heeft gesteld dat in deze memo ten onrechte geen rekening is gehouden met de aan- en afvoerbewegingen van de tractoren en de mobiele kraan. In de memo van Aelmans is daarmee echter wel rekening gehouden. Op de eerste pagina van deze memo staat dat is uitgegaan van 44 middelzware en zware voertuigbewegingen waarbij als "worst case" is uitgegaan van de bron met het hoogste bronvermogen, de vrachtwagen. [appellant] heeft ook aangevoerd dat in deze memo ten onrechte geen rekening is gehouden met zwaar verkeer in de nachtperiode, terwijl daarmee in het akoestisch rapport van Aelmans wel rekening is gehouden. Uit het akoestisch rapport van Aelmans volgt echter al dat in de nachtperiode wordt voldaan aan de aanbevolen grenswaarde van 40 dB(A) voor de nachtperiode en het is niet aannemelijk dat in de nachtperiode zwaar verkeer over de grastegels zal rijden. Er zal immers niet of nauwelijks tegemoetkomend verkeer in de nachtperiode zijn.

Tot slot ziet de Afdeling in de alternatieve berekening van NAA geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van het akoestisch rapport van Aelmans over de geluidbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking, omdat in die berekening is uitgegaan van een hoger aantal verkeersbewegingen dan het maximale aantal toegestane verkeersbewegingen.

5.6.    De Afdeling ziet ook in de overige kanttekeningen van [appellant] geen reden om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het akoestisch rapport van Aelmans. Naar aanleiding van de kritiek van NAA op het gehanteerde bronvermogen voor het opladen van containers is in de memo van Aelmans berekend dat ook met een hoger bron- en piekvermogen voor het opladen van containers wordt voldaan aan de aanbevolen grenswaarden in de VNG-brochure. [appellant] heeft dit niet betwist. De Afdeling laat verder in het midden of de kritiek van NAA op de situering van de geluidbronnen achter het geluidscherm klopt, omdat niet aannemelijk is dat een andere situering van deze geluidbronnen gevolgen heeft voor de geluidbelasting op de woning van [appellant]. Zijn woning ligt namelijk in noordoostelijke richting van het terrein van het bedrijf van [partij] en tussen zijn woning en deze geluidbronnen staat een loods.

Proceskosten

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.

w.g. Helder    w.g. Van Driel Kluit
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2019

703.